Overwegingen
1. Ten behoeve van het nemen van deze tussenbeslissing heeft de rechtbank voor zover nodig kennisgenomen van het gehele procesdossier. Uitdrukkelijk wijst de rechtbank erop dat met de beslissing over de geheimhouding of beperkte kennisname geen voorschot wordt genomen op de beslissing in de onderliggende zaak. Naar zijn aard kan een beslissing over geheimhouding slechts beperkt worden gemotiveerd.
2. Partijen die verplicht zijn stukken over te leggen, kunnen, als daarvoor gewichtige redenen zijn, op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter meedelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de stukken.
3. De rechtbank stelt voorop dat het recht van partijen op gelijke proceskansen het uitgangspunt is in bestuursrechtelijke procedures. Dat betekent dat partijen in beginsel onbeperkt kennis moeten kunnen nemen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Daarop zijn uitzonderingen mogelijk. Een beroep op beperkte kennisneming in de zin van artikel 8:29 van de Awb is zo’n uitzondering. Deze beperking is alleen bij gewichtige redenen mogelijk. Dat vergt een belangenafweging waarbij de aangevoerde redenen voor beperkte kennisneming aanzienlijk zwaarder moeten wegen dan het belang van de wederpartij bij onbeperkte kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Daarbij speelt de betekenis van het stuk voor het oordeel van de rechter in de hoofdzaak een belangrijke rol, alsmede de procespositie van partijen. Zo is het van belang om te beoordelen of een partij door de beperkte kennisneming wezenlijk in zijn procesvoering wordt belemmerd. Als de weggelakte passages niet de kern van de rechtsstrijd van partijen raken en de betekenis daarvan voor de hoofdzaak gering is, wordt de procespositie van de wederpartij niet geraakt. In dat geval zal het belang bij beperkte kennisneming sneller zwaarder wegen dan het belang bij gelijke toegang tot de processtukken. Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig voor zover op grond van de Wet open overheid (Woo) de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
4. Hoewel belanghebbende zich in de overgelegde reactie inhoudelijk niet heeft verzet tegen het verzoek van de inspecteur, dient de rechtbank toch te beoordelen in hoeverre is voldaan aan de wettelijke uitgangspunten. Zij zal gelet op de reactie van belanghebbende wel met een korte, algemene motivering volstaan.
5. De inspecteur heeft in 282 bijlagen passages weggelakt. Daarbij heeft hij zich afwisselend beroepen op:
het belang van bescherming van privacy van ambtenaren;
het belang van bescherming van privacy van derden;
1. het belang van een effectieve controle en controle- of behandelstrategie;
2. het belang van een effectieve en efficiënte interne werkwijze van de Belastingdienst;
3. het voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen;
4. processtrategie / vrije meningsvorming door de inspecteur.
6. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de belangen die de inspecteur heeft genoemd allemaal te kwalificeren als belangen die in de Woo worden genoemd als reden om stukken niet openbaar te hoeven maken. De privacy van ambtenaren en derden hangt samen met persoonsgegevens als bedoeld in artikel 5.1., eerste lid, onder d, van de Woo, en onder omstandigheden de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 5.1., tweede lid, onder e, van de Woo. Ook gaat het daarbij in sommige gevallen om nummers die dienen ter identificatie (bsn) als bedoeld in artikel 5.1., eerste lid, onder e. van de Woo. De onder C. genoemde belangen hangen samen met inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen als bedoeld in artikel 5.1., tweede lid, onder d, van de Woo. In beginsel is er daarmee sprake van een belang van de inspecteur bij beperkte kennisneming. De rechtbank heeft wel van alle afzonderlijke anonimiseringen beoordeeld of dit belang daadwerkelijk een rol speelt.
7. De anonimisering in bijlage C2 (Gang van zaken [bedrijf]), een na laatste alinea van de eerste pagina, valt formeel niet onder de reikwijdte van de Woo. In de geanonimiseerde versie is echter een zakelijke samenvatting gegeven van de oorspronkelijke tekst. Daarmee is het belang van belanghebbende om kennis te nemen van die oorspronkelijke tekst komen te vervallen. Verder begrijpt de rechtbank de opmerking van de inspecteur dat over de premies werknemersverzekeringen een aparte procedure loopt aldus dat hij van mening is dat in zoverre geen sprake is van op de onderhavige zaak betrekking hebbende stukken. Hoewel er ontegenzeglijk een verband tussen beide is, zal de rechtbank dat op deze plaats terughoudend toetsen en ervan uitgaan dat er geen verplichting voor de inspecteur is de informatie over de procedure ter zake van de premies over te leggen, tenzij uit de tekst zelf ontegenzeglijk volgt dat dit anders is. De rechtbank zal daarom op de passages in andere bijlagen waarin dit punt is herhaald niet afzonderlijk terugkomen, behalve als zij van oordeel is dat ten onrechte een beroep op geheimhouding is gedaan.
8. Bijlage C11 (Notitie casus [bedrijf]), zesde pagina, tweede alinea, eerste anderhalve zin, betreft formeel gezien geen controlebelang. Dat geldt ook voor sommige informatie in de alinea’s daarna, omdat het een juridische toelichting betreft. Gelet op de verwevenheid met de rest van de tekst, en het feit dat een stuk in beginsel als geheel moet worden beschouwd bij de beoordeling van de vraag of het geheim moet blijven, zal de rechtbank de anonimisering accepteren.
9. In bijlage C113 (E-mail over dividend en loonstelling) lijkt de tekst onder de pdf-weergave van een uitspraak van Gerechtshof Den Bosch te gaan over een andere dan de onderhavige zaak. Het stuk als geheel is echter wel een op de zaak betrekking hebbend stuk en formeel voldoet deze anonimisering niet aan de regels, omdat de tekst niet herleidbaar is naar een specifieke zaak. Omdat de desbetreffende passage echter geen betrekking heeft op deze zaak (voor zover de rechtbank kan vaststellen) heeft belanghebbende geen belang bij een ongeschoonde versie van het stuk en zal de rechtbank dit laten voor wat het is.
10. De reden voor anonimisering van de eerste passage van bijlage C286 (tweede alinea van de e-mail van [persoon A] aan [persoon B] van 13 december 2021) ontgaat de rechtbank volledig. Het verband met een belang in de controlesfeer acht de rechtbank te ver verwijderd. Zij zal de inspecteur opdragen die bijlage opnieuw in te brengen waarbij de bedoelde passage leesbaar is gemaakt.
11. Bij anonimisering van de tekst van [persoon C] in bijlage C343 bestaat geen belang van de inspecteur, omdat deze in bijlage C344 ongeanonimiseerd is opgenomen. De inspecteur dient daarom ook bijlage C343 opnieuw in te brengen waarbij deze passage leesbaar is gemaakt.
12. Tot slot constateert de rechtbank dat (ook los van het voorgaande) niet altijd geheel logisch is geanonimiseerd. Formeel is dan wellicht de Woo van toepassing, maar wanneer de anonimisering niet consequent is, is het de vraag of de inspecteur (nog) een belang bij geheimhouding of beperkte kennisneming heeft. Het duidelijkste voorbeeld daarvan is het feit dat in een aantal stukken opmerkingen zijn geanonimiseerd die inhouden dat er een formeelrechtspecialist benaderd zal worden. Dat op zich zou met enige welwillendheid nog kunnen worden gezien als onderdeel van de controlestrategie (al is het geen inhoudelijke informatie). In bijlage C162 is echter het verzoek aan [persoon D] en [persoon E] om een conceptbrief op formeelrechtelijke aspecten te toetsen (in zoverre) niet geanonimiseerd. In de ondertekening van [persoon E] van het stuk dat (grotendeels geanonimiseerd) is overgelegd als bijlage C163 is (ongeanonimiseerd) opgenomen dat hij specialist formeel recht is. Daarmee is dus gegeven dat een formeelrechtspecialist is benaderd. Omdat dit echter niet de rechtsstrijd van partijen raakt en dit daarmee geen betekenis voor de hoofdzaak heeft, zal de rechtbank nalaten om de inspecteur op te dragen een verbeterde versie van de desbetreffende stukken in te dienen.
13. Voor het overige bevatten de geanonimiseerde passages inderdaad informatie die is te scharen onder de genoemde bepalingen van de Woo. Daarom zal de rechtbank het verzoek om beperkte kennisneming van die passages toewijzen.