ECLI:NL:RBGEL:2024:3125

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
432289 HO RK 24/170
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een afkoelingsperiode in het kader van een besloten akkoordprocedure

In deze beschikking heeft de Rechtbank Gelderland op 6 maart 2024 het verzoek van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als verzoekster, om een afkoelingsperiode af te kondigen, toegewezen. Verzoekster had op 24 januari 2024 een startverklaring gedeponeerd en verzocht om een afkoelingsperiode van twee maanden op basis van artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). Dit verzoek werd gedaan in het kader van een besloten akkoordprocedure, waarbij verzoekster aangaf binnen twee maanden een akkoord te willen aanbieden aan haar schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster geconfronteerd wordt met financiële problemen, veroorzaakt door een cliënten- en betaalstop door de gemeente, wat heeft geleid tot een aanzienlijke schuld van ongeveer € 866.332,-. Tijdens de zitting op 1 maart 2024, die via videoverbinding plaatsvond, heeft verzoekster haar situatie toegelicht en de noodzaak van de afkoelingsperiode benadrukt. De rechtbank oordeelde dat de afkoelingsperiode noodzakelijk was om de onderneming van verzoekster voort te zetten en dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hiermee gediend zijn. De rechtbank heeft de afkoelingsperiode van twee maanden toegewezen, ingaande op 6 maart 2024, en bepaald dat gedurende deze periode de bevoegdheid van derden tot verhaal op de goederen van verzoekster niet kan worden uitgeoefend zonder toestemming van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team insolventie
verzoek afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw
rekestnummer: 432289 HO RK 24/170
uitspraakdatum: 6 maart 2024
beschikking op het verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) met bijlagen van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs, kantoorhoudende te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 24 januari 2024 een startverklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en bij verzoekschrift van 20 februari 2024 verzocht een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van twee maanden. In het verzoekschrift heeft verzoekster gesteld dat binnen twee maanden een akkoord zal worden aangeboden.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Het verzoek is op 1 maart 2024 in raadkamer, met gebruik van een videoverbinding, behandeld in aanwezigheid van mr. Vliexs voornoemd en [bestuurder] (enig bestuurder van verzoekster).

2.Het verzoek

2.1.
Verzoekster heeft het verzoek schriftelijk en ter zitting toegelicht en daartoe – voor zover van belang – het volgende aangevoerd.
2.2.
Verzoekster exploiteert een cultuur-sensitieve zorginstelling die met name WMO-gefinancierde jeugd- en volwassenenzorg biedt. In dit kader sluit zij (aanbestede) maatwerkcontracten met diverse gemeenten.
2.3.
De huidige problemen vinden hun oorzaak in het feit dat de gemeente [naam gemeente] – naar later bleek ten onrechte – een cliënten- en betaalstop heeft afgekondigd. Dit had tot gevolg dat er een achterstand ontstond bij het voldoen aan de betalingsverplichtingen. Inmiddels stuurt de gemeente [naam gemeente] weer cliënten door, maar verzoekster ziet zich geconfronteerd met een schuld van circa € 866.332,-.
2.4.
Verzoekster bereidt een akkoord voor en voert gesprekken met een externe financier ter financiering van het door haar aan te bieden akkoord. Het akkoord zal binnen twee maanden worden aangeboden.
2.5.
De afkoelingsperiode is noodzakelijk om de onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. In geval van faillissement kunnen de schuldeisers een lagere uitkering op hun vorderingen verwachten dan met een akkoord. Volgens verzoekster is een afkoelingsperiode dan ook noodzakelijk en in het belang van de gezamenlijke schuldeisers.
2.6.
Verzoekster verzoekt de rechtbank een afkoelingsperiode af te kondigen voor de duur van twee maanden.

3.De beoordeling

Eerste verzoek en bevoegdheid
3.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderhavige verzoek het eerste verzoek is dat verzoekster aan de rechtbank heeft voorgelegd na het deponeren van de startverklaring. Dat betekent dat de rechtbank thans dient vast te stellen welk soort akkoordprocedure als bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan haar de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van het verzoek kennis te nemen.
3.2.
Verzoekster heeft de keuze gemaakt voor een besloten akkoordprocedure. Het verzoek is in raadkamer behandeld.
3.3.
Verzoekster is gevestigd in Nederland en meer specifiek in [vestigingsplaats] ; zij houdt aldaar ook kantoor. Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om het verzoek in behandeling te nemen. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat deze rechtbank bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
Afkoelingsperiode
3.4.
Op grond van artikel 376 Fw kan, nadat een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw is gedeponeerd, door de schuldenaar het verzoek worden gedaan om een afkoelingsperiode af te kondigen. Indien het verzoek door de schuldenaar is gedaan, dient het akkoord reeds te zijn aangeboden of dient de schuldenaar toe te zeggen dat binnen ten hoogste twee maanden een akkoord zal worden aangeboden. Verzoekster heeft toegezegd dat zij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden. Verzoekster heeft ter zitting voldoende toegelicht welke stappen zij nog moet en kan zetten om binnen deze termijn een akkoord aan te bieden aan de schuldeisers. Verzoekster kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek om een afkoelingsperiode.
3.5.
Op grond van artikel 376 lid 4 Fw wordt het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen indien aan twee vereisten wordt voldaan, namelijk indien (1) summierlijk blijkt dat dit noodzakelijk is om de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten en (2) summierlijk blijkt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn en dat de door de afkoelingsperiode getroffen derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank is aan beide eisen voldaan. Het volgende is daartoe van belang.
3.6.
Bij de behandeling van het verzoek is ten eerste summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Verzoekster heeft ter zitting aangevoerd dat zij van verschillende schuldeisers sommatieberichten heeft ontvangen en dat – in ieder geval in één geval – de sommatietermijn reeds verstreken is.
3.7.
Verzoekster heeft naar het oordeel van de rechtbank bovendien voldoende aannemelijk gemaakt dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met een afkoelingsperiode zijn gediend. Verzoekster is in staat aan haar lopende verplichtingen te voldoen. Met een akkoord zal, volgens de in het kader van deze beoordeling voldoende onderbouwde stellingen van verzoekster, naar verwachting een hogere uitkering aan de schuldeisers kunnen plaatsvinden dan in geval van een faillissement. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de gezamenlijke schuldeisers met de verzochte afkoelingsperiode is gediend.
3.8.
Het verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode van twee maanden zal worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- kondigt een afkoelingsperiode af voor een periode van twee maanden, ingaande op 6 maart 2024, die inhoudt:
  • dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van
  • dat de behandeling van een verzoek tot verlening van surséance van betaling of een jegens verzoekster ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Boot, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. M.D.E. Leppens, rechters en in aanwezigheid van mr. W.J. van ‘t Spijker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.