Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
(…) ik heb gezegd dat website as a service een geheel is en dat we geen delen daarvan kunnen afzonderen. (…) Ik voeg nog toe dat hij niet protesteerde tegen wat ik zei. (…) we werkten al met VWG en ik heb ook nog een tussenopdracht gevonden met VWG Corporate Finance. Met andere woorden ik had geen enkele reden om te verwachten dat het zou gaan lopen zoals het nu is gelopen. (…).”
ik heb meteen de telefoon gepakt toen ik de ondertekende opdracht kreeg met die doorstrepingen. “Dank voor de opdracht” zei ik en toen heb ik gezegd “website as a service is echt zoals we zeggen. Anders kan het niet.” We ( [directeur VWG] en ik) kennen elkaar al jaren van netwerken. Ik voelde dus niet de noodzaak om juridisch strak terug te reageren. Ik heb aan de telefoon benoemd dat het strepen op de opdrachtbevestiging niet ok is.” en “
hij zei niet ja en amen, maar ik dacht dat we het nu wel met elkaar eens waren. Maar dat bleek dus niet zo te zijn toen hij dus niet ging betalen. Ik heb de telefoon die keer neergelegd en duidelijk gemaakt dat website as a service zo werkt als ik zei. We zijn doorgegaan met het project.” en tot slot op de vraag van de rechter wat [directeur Emixion] dacht toen hij de strepen op de offerte/opdrachtbevestiging zag: “
ik was verbaasd. Omdat we het zo nadrukkelijk elke keer hadden uitgelegd. Wat is dit? Daarom belde ik direct! Kan ik me heel goed herinneren. We zaten net in ons nieuwe kantoor. Staat me echt heel goed bij. De scan (ondertekende opdracht) kreeg ik per mail. Ik dacht “yes hij is binnen.” Het was een mooie opdracht. Paar minuten nadat ik de mail kreeg heb ik gebeld. 16.49 uur staat in mail. Die is na het telefoongesprek verstuurd. Dus telefoongesprek was ervoor.” Ten tweede blijkt het hebben van overeenstemming, volgens nog steeds Emixion, uit de e-mail van 24 juni 2021 waarin staat: “
Bedankt voor de opdrachtgunning!” (zie overweging 2.4 van het tussenvonnis). Zonder een definitieve opdracht was die mail niet op die wijze gemaakt. Tot slot, aldus nog steeds Emixion, bleek de overeenstemming uit het feit dat de e-mail na het telefoongesprek was verzonden.
Van het telefoongesprek kan ik mij niet meer zo veel herinneren. Ik weet wel zeker dat ik niet heb gezegd “Doe toch maar”. Ik heb verder geen herinnering meer aan de inhoud van het gesprek. Ik weet ook niet meer of de heer [directeur Emixion] heeft benadrukt dat ik verplicht was om WaaS in zijn geheel af te nemen.” Dat is onvoldoende om aan de verklaring van [directeur Emixion] te gaan twijfelen. Voor de goede orde merkt de kantonrechter nog op dat deze verklaring van [directeur VWG] geen betrekking had op feiten waarvoor hij het bewijsrisico droeg. Hier geldt dus de hoofdregel dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten (art. 152 lid 2 Rv).
eerst kijken naar de basis website en na 1 oktober als we doorontwikkeling en onderhoud nodig vinden, dan kunnen we naar basis deel 2 overgaan.” Daarnaast heeft hij nog aanvullend verklaard: “
De strepen die ik heb gezet waren dus niet iets nieuws. (…) Ik heb het contract zo geïnterpreteerd dat het bedrag van € 3.980,00 ziet op de basis website. (…)” Daarover oordeelt de kantonrechter als volgt. Dat [directeur VWG] bepaalde gedachten bij de offerte van Emixion had, mag zo zijn, maar zolang VWG niet bewijst dat die gedachten (voldoende duidelijk) bij VWG zijn aangekomen, blijft staan dat VWG het aanbod van Emixion heeft aanvaard. Hij is bij zijn stelling gebleven dat het aanbod niet is aanvaard, maar dit verklaart niet waarom de opdracht dan toch is doorgegaan. Dat er een opdracht tot stand is gekomen in de zin die VWG bedoelde (een WaaS deel 1 en een WaaS deel 2) is iets wat VWG zou moeten bewijzen en is niet vast komen te staan aan de hand van getuigenverklaringen.
isbeëindigd. VWG is daarom de maandelijkse termijnen verschuldigd totdat de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd.