ECLI:NL:RBGEL:2024:3120

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
9948291
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in civiele zaak tussen Emixion Services B.V. en VWG Corporate Finance B.V. over bewijs van overeenkomst en betalingsverplichtingen

In deze civiele procedure tussen Emixion Services B.V. (hierna: Emixion) en VWG Corporate Finance B.V. (hierna: VWG) heeft de kantonrechter op 26 april 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil over de aanvaarding van een aanbod door VWG en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen. Emixion vorderde betaling van een bedrag van € 5.769,28 inclusief btw, alsook maandelijkse betalingen van € 721,16, en buitengerechtelijke incassokosten van € 663,46. VWG had in reconventie een tegenvordering ingesteld, die werd afgewezen.

De procedure begon met een tussenvonnis van 13 januari 2023, waarin Emixion de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren van de aanvaarding van haar aanbod door VWG. Emixion heeft getuigen gehoord en bewijsstukken overgelegd, waaronder een deelfactuur van T-Mobile en verklaringen van de directeuren van beide partijen. De kantonrechter oordeelde dat Emixion voldoende bewijs had geleverd dat VWG het aanbod had aanvaard, met uitzondering van het MaaS-gedeelte.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen en dat VWG verplicht is om de gevorderde bedragen te betalen. De vordering in reconventie van VWG werd afgewezen, omdat VWG niet had aangetoond dat de door Emixion geleverde diensten niet conform de overeenkomst waren. De proceskosten werden toegewezen aan Emixion, aangezien VWG in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 9948291 \ CV EXPL 22-1813
Vonnis van 26 april 2024
in de zaak van
EMIXION SERVICES B.V.,
te Nijmegen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Emixion,
gemachtigde: mr. D.J. Pijl,
tegen
VWG CORPORATE FINANCE B.V.,
te Nijmegen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: VWG,
gemachtigde: mr. H.C.J. Oomen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 januari 2023
- de aanvullende productie 23 van de zijde van Emixion
- het proces-verbaal van enquête aan de zijde van Emixion van 2 juni 2023
- het proces-verbaal van contra-enquête aan de zijde van VWG en voortzetting enquête aan de zijde van Emixion van 3 november 2023
- de conclusie na (contra)enquête van Emixion
- de antwoordconclusie na (contra)enquête van VWG.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 13 januari 2023. In dat tussenvonnis is Emixion in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat zij, in het telefoongesprek dat partijen met elkaar op of omstreeks 23 juni 2021 hebben gevoerd, haar oorspronkelijke aanbod van 18 juni 2021 heeft herhaald en VWG dat aanbod heeft aanvaard, met uitzondering van het MaaS gedeelte.
Naar aanleiding van de bewijsopdracht
2.2.
Emixion heeft, in het kader van haar bewijsopdracht, een deelfactuur van T-Mobile van 23 juli 2021 overgelegd en, in enquête, de heer [directeur Emixion] , statutair directeur van Emixion, als partij-getuige gehoord. VWG heeft, in contra-enquête, de heer [directeur VWG] , directeur van VWG, als getuige gehoord. Ook [directeur Emixion] is op de datum van de contra-enquête opnieuw gehoord.
2.3.
Over het schriftelijke bewijsstuk oordeelt de kantonrechter als volgt. Uit de deelfactuur blijkt dat [directeur Emixion] en [directeur VWG] op 21 en 26 juni 2021 telefonisch contact met elkaar hebben gehad. Hieruit volgt dat het telefoongesprek, waar het in deze procedure om draait, heeft plaatsgevonden op 26 juni 2021. Dat is een dag na de e-mail van Emixion, waarin zij VWG haar aanbieding deed en VWG daarop had gereageerd op de wijze zoals omschreven in overweging 2.3 van het tussenvonnis. Verder volgt hieruit dat partijen die dag in ieder geval 5.49 minuten contact met elkaar hebben gehad om 15.44 uur.
2.4.
Over het telefoongesprek heeft [directeur Emixion] tijdens de enquête als volgt verklaard: “
(…) ik heb gezegd dat website as a service een geheel is en dat we geen delen daarvan kunnen afzonderen. (…) Ik voeg nog toe dat hij niet protesteerde tegen wat ik zei. (…) we werkten al met VWG en ik heb ook nog een tussenopdracht gevonden met VWG Corporate Finance. Met andere woorden ik had geen enkele reden om te verwachten dat het zou gaan lopen zoals het nu is gelopen. (…).
2.5.
Bij de waardering van het bewijs neemt de kantonrechter in aanmerking dat [directeur Emixion] als partijgetuige heeft te gelden ten aanzien van feiten waarvoor hij het bewijsrisico draagt. Dit betekent dat zijn verklaring over die feiten geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring onvolledig bewijs aanvult (art. 164 lid 2 Rv). Er moet dus, naast zijn eigen verklaring, ander bewijs zijn waaruit duidelijk wordt dat het aanbod van 18 juni 2021 van Emixion, door VWG is aanvaard, met uitzondering van het MaaS gedeelte.
2.6.
Emixion had, in een eerder stadium van deze procedure, aangevoerd dat zij, nadat zij haar schriftelijke aanbieding had gedaan en daarop de reactie van VWG binnenkwam, de telefoon had gepakt en alsnog overeenstemming met VWG had bereikt. Deze stelling had ze op drie wijzen onderbouwd. Ten eerste door een weergave van het telefoongesprek te geven. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde [directeur Emixion] hierover: “
ik heb meteen de telefoon gepakt toen ik de ondertekende opdracht kreeg met die doorstrepingen. “Dank voor de opdracht” zei ik en toen heb ik gezegd “website as a service is echt zoals we zeggen. Anders kan het niet.” We ( [directeur VWG] en ik) kennen elkaar al jaren van netwerken. Ik voelde dus niet de noodzaak om juridisch strak terug te reageren. Ik heb aan de telefoon benoemd dat het strepen op de opdrachtbevestiging niet ok is.” en “
hij zei niet ja en amen, maar ik dacht dat we het nu wel met elkaar eens waren. Maar dat bleek dus niet zo te zijn toen hij dus niet ging betalen. Ik heb de telefoon die keer neergelegd en duidelijk gemaakt dat website as a service zo werkt als ik zei. We zijn doorgegaan met het project.” en tot slot op de vraag van de rechter wat [directeur Emixion] dacht toen hij de strepen op de offerte/opdrachtbevestiging zag: “
ik was verbaasd. Omdat we het zo nadrukkelijk elke keer hadden uitgelegd. Wat is dit? Daarom belde ik direct! Kan ik me heel goed herinneren. We zaten net in ons nieuwe kantoor. Staat me echt heel goed bij. De scan (ondertekende opdracht) kreeg ik per mail. Ik dacht “yes hij is binnen.” Het was een mooie opdracht. Paar minuten nadat ik de mail kreeg heb ik gebeld. 16.49 uur staat in mail. Die is na het telefoongesprek verstuurd. Dus telefoongesprek was ervoor.” Ten tweede blijkt het hebben van overeenstemming, volgens nog steeds Emixion, uit de e-mail van 24 juni 2021 waarin staat: “
Bedankt voor de opdrachtgunning!” (zie overweging 2.4 van het tussenvonnis). Zonder een definitieve opdracht was die mail niet op die wijze gemaakt. Tot slot, aldus nog steeds Emixion, bleek de overeenstemming uit het feit dat de e-mail na het telefoongesprek was verzonden.
2.7.
Door middel van het getuigenverhoor van [directeur Emixion] en de overgelegde productie heeft Emixion naar het oordeel van de kantonrechter voldoende bewezen dat het telefoongesprek zo gegaan is als ze eerder had gesteld. [directeur Emixion] is, onder ede, gebleven bij zijn (stellige) verklaringen afgelegd tijdens de mondelinge behandeling en heeft die nog (nader) onderbouwd door zijn telefoongeschiedenis te overleggen. Die telefoongeschiedenis ondersteunt zijn verklaring, want het telefoongesprek heeft inderdaad plaatsgevonden op of omstreeks 23 juni 2021 (namelijk de 24e) en na het telefoongesprek is de e-mail pas verstuurd. Tegenover deze geloofwaardige en consistente verklaring van [directeur Emixion] is door VWG weinig tot niets ingebracht. VWG heeft namelijk weliswaar [directeur VWG] in contra-enquête gehoord, maar [directeur VWG] heeft over het telefoongesprek enkel verklaard: “
Van het telefoongesprek kan ik mij niet meer zo veel herinneren. Ik weet wel zeker dat ik niet heb gezegd “Doe toch maar”. Ik heb verder geen herinnering meer aan de inhoud van het gesprek. Ik weet ook niet meer of de heer [directeur Emixion] heeft benadrukt dat ik verplicht was om WaaS in zijn geheel af te nemen.” Dat is onvoldoende om aan de verklaring van [directeur Emixion] te gaan twijfelen. Voor de goede orde merkt de kantonrechter nog op dat deze verklaring van [directeur VWG] geen betrekking had op feiten waarvoor hij het bewijsrisico droeg. Hier geldt dus de hoofdregel dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten (art. 152 lid 2 Rv).
2.8.
[directeur VWG] heeft in contra-enquête, naast hetgeen hierboven is weergegeven, ook verklaard bij zijn eerdere stellingen, afgelegd tijdens de mondelinge behandeling, te blijven. Tijdens de mondelinge behandeling had hij aangegeven dat hij na het voorstel van Emixion met een lijst van acties dacht “
eerst kijken naar de basis website en na 1 oktober als we doorontwikkeling en onderhoud nodig vinden, dan kunnen we naar basis deel 2 overgaan.” Daarnaast heeft hij nog aanvullend verklaard: “
De strepen die ik heb gezet waren dus niet iets nieuws. (…) Ik heb het contract zo geïnterpreteerd dat het bedrag van € 3.980,00 ziet op de basis website. (…)” Daarover oordeelt de kantonrechter als volgt. Dat [directeur VWG] bepaalde gedachten bij de offerte van Emixion had, mag zo zijn, maar zolang VWG niet bewijst dat die gedachten (voldoende duidelijk) bij VWG zijn aangekomen, blijft staan dat VWG het aanbod van Emixion heeft aanvaard. Hij is bij zijn stelling gebleven dat het aanbod niet is aanvaard, maar dit verklaart niet waarom de opdracht dan toch is doorgegaan. Dat er een opdracht tot stand is gekomen in de zin die VWG bedoelde (een WaaS deel 1 en een WaaS deel 2) is iets wat VWG zou moeten bewijzen en is niet vast komen te staan aan de hand van getuigenverklaringen.
Wat betekent dit voor de vorderingen over en weer?
2.9.
Uit het voorgaande volgt dat Emixion het haar opgedragen bewijs heeft geleverd. VWG heeft het oorspronkelijke aanbod van Emixion aanvaard, met uitzondering van het MaaS gedeelte. Er is dus gecontracteerd voor een eenmalig bedrag van € 3.980,00 exclusief btw en een bedrag per maand van € 596,00 exclusief btw. Dat betekent dat de vordering in conventie wordt toegewezen. Dat geldt voor het bedrag van € 5.769,28 inclusief btw en voor de verdere gevorderde maandelijkse termijnen van € 596,00 exclusief btw (€ 721,16 inclusief btw). Hierover overweegt de kantonrechter verder als volgt.
2.10.
Volgens de eigen stellingen van Emixion waren de maandelijkse bedragen verschuldigd vanaf de tweede maand. Dat was de maand oktober 2021. Vervolgens heeft Emixion de maandelijkse werkzaamheden voor de website van VWG na een e-mail van VWG van 18 oktober 2021 op pauze gezet (zie overweging 2.9 en 2.10 van het tussenvonnis). De kantonrechter begrijpt deze stelling van Emixion zo dat zij haar verplichtingen heeft opgeschort. Emixion heeft nadrukkelijk gesteld (zie punt 34 van de dagvaarding) dat ze de overeenkomst niet heeft beëindigd. Gesteld noch gebleken is dat de overeenkomst
isbeëindigd. VWG is daarom de maandelijkse termijnen verschuldigd totdat de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd.
2.11.
De gevorderde wettelijke handelsrente over € 5.769,28 wordt ook toegewezen. Hiertegen heeft VWG geen afzonderlijk verweer gevoerd.
2.12.
De vordering in reconventie wordt afgewezen. Het door VWG betaalde bedrag van € 3.980,00 is namelijk niet onverschuldigd betaald. Ook heeft zij niet ten onrechte (tijd) geïnvesteerd in het bouwen van de website. De afspraak was om, nadat een basis website “in de lucht was”, met elkaar verder te bouwen. Met het bouwen van de (basis) website is Emixion niet in gebreke gebleven. Zij had enkel haar werkzaamheden opgeschort, omdat VWG weigerde verdere betalingen te verrichten.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
2.13.
Emixion heeft buitengerechtelijke incassokosten gevorderd volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter is van oordeel dat Emixion voldoende heeft aangetoond dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Hoewel het Besluit niet rechtstreeks van toepassing is, zijn deze tarieven wel gebruikelijk en worden de daarin genoemde tarieven geacht redelijk te zijn. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald en daarom wordt het bedrag van € 663,46 exclusief btw toegewezen.
2.14.
VWG is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Emixion worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
108,26
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
1.356,00
(4,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.113,26
2.15.
VWG is in reconventie ook in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Emixion worden begroot op € 339,00 aan salaris gemachtigde (2,00 punten x factor 0,5 x € 339,00).
2.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie en reconventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3. De beslissing
De kantonrechter
in conventie
3.1.
veroordeelt VWG tot betaling van € 5.769,28 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de facturen tot en met de dag van algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt VWG tot maandelijkse betaling van een bedrag van € 721,16 inclusief btw tot en met de dag dat de overeenkomst tussen partijen is geëindigd,
3.3.
veroordeelt VWG tot betaling aan Emixion van de buitengerechtelijke incassokosten van € 663,46, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening,
3.4.
veroordeelt VWG in de proceskosten van € 2.113,26, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
3.5.
veroordeelt VWG tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen van VWG af,
3.7.
veroordeelt VWG in de proceskosten van € 339,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
3.8.
veroordeelt VWG tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in conventie en in reconventie
3.9.
veroordeelt VWG tot betaling van de kosten van betekening als VWG niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024.
398 \ 40141