ECLI:NL:RBGEL:2024:3101

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/05/434908 / HA ZA 24-218
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake lening en franchiseovereenkomst met veroordeling tot betaling en proceskosten

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een vonnis gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap HYPOTHEEK VISIE CENTRALE B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gevorderde in grote lijnen toewijsbaar is, met uitzondering van de gevorderde dwangsomveroordeling en een deel van de beslagkosten. De eiseres heeft een vordering ingesteld die onder andere betrekking heeft op een lening en een franchiseovereenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevorderde dwangsom niet toewijsbaar is, omdat deze betrekking heeft op veroordelingen tot betaling van geldsommen, en dat de veroordeling tot vergoeding van beslagkosten niet voldoende onderbouwd is. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 9.443,99, en moet aan de eiseres diverse bedragen betalen, waaronder het restant van de lening, bedragen uit de franchiseovereenkomst, verkeersboetes en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/434908 / HA ZA 24-218
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYPOTHEEK VISIE CENTRALE B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Best,
eiseres,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
De gevorderde dwangsomveroordeling is niet toewijsbaar, omdat deze ziet op veroordelingen tot betaling van geldsommen.
2.3.
De gevorderde veroordeling tot vergoeding van de kosten van het door eiseres gelegde conservatoir beslag is - behoudens het hierna te noemen griffierecht - bij gebreke van voldoende onderbouwing niet toewijsbaar, omdat eiseres heeft volstaan met het overleggen van een tweetal derdenverklaringen.
2.4.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 112,99
- griffierecht € 6.617,00 (inclusief griffierecht beslagrekest)
- salaris advocaat €
2.714,00(1,0 punt × tarief € 2.714,00)
Totaal € 9.443,99.
2.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde tot volledige nakoming ten aanzien van de lening, waaronder in ieder geval moet worden verstaan betaling aan eiseres van het restant van de lening ten bedrage van € 180.984,60, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 28 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde tot volledige nakoming ten aanzien van de franchiseovereenkomst, waaronder in ieder geval moet worden verstaan betaling aan eiseres van het restant van de vordering op de failliete boedel ten bedrage van € 57.848,30, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 28 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres de verkeersboetes te betalen ten bedrage van € 2.020,50, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 28 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 2.979,27 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 9.443,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.