In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, vorderde Attema B.V. dat Orange Juice B.V. zou stoppen met werkzaamheden voor ABB, een concurrent, op basis van een exclusiviteitsbeding dat volgens Attema was overeengekomen. De procedure begon met een kort geding op 22 mei 2024, waarin Attema stelde dat Orange Juice in strijd met de overeenkomst handelde door opdrachten voor ABB te accepteren. Attema voerde aan dat het exclusiviteitsbeding nog steeds van kracht was, terwijl Orange Juice betwistte dat er een dergelijk beding was overeengekomen en stelde dat de samenwerking was veranderd in een gefaseerde aanpak zonder exclusiviteit.
De rechtbank oordeelde dat de vraag of er een exclusiviteitsbeding was overeengekomen niet in het kort geding kon worden beantwoord, omdat dit nader onderzoek en bewijslevering vereiste. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van Attema, die gebaseerd waren op de veronderstelling dat het exclusiviteitsbeding van toepassing was, moesten worden afgewezen. Attema werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Orange Juice.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de noodzaak om de voorwaarden van samenwerking goed vast te leggen, vooral wanneer er sprake is van concurrentiebedingen. De zaak illustreert ook de beperkingen van de kort gedingprocedure, die niet geschikt is voor het uitvoeren van uitgebreid feitenonderzoek.