ECLI:NL:RBGEL:2024:3013

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
11020606
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot betaling van transitievergoeding en openstaande vakantiedagen door voormalig werknemer aan werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een voormalig werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar voormalige werkgever, B&O Zorg B.V. De verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend waarin zij verzoekt om betaling van verschillende vergoedingen, waaronder een transitievergoeding, openstaande vakantiedagen, en een individueel keuzebudget. De werkgever, B&O Zorg, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2024 en heeft geen verweer gevoerd. Hierdoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat de feiten zoals door verzoekster naar voren gebracht, als juist moeten worden aangenomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van verzoekster op initiatief van B&O Zorg niet is voortgezet, wat leidt tot de verplichting voor de werkgever om een transitievergoeding te betalen. Daarnaast heeft verzoekster recht op betaling van openstaande vakantiedagen en een individueel keuzebudget, die ook zijn toegewezen. De kantonrechter heeft de wettelijke verhoging en wettelijke rente over de toegewezen bedragen toegewezen, evenals de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat B&O Zorg de veroordelingen moet nakomen, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. De kantonrechter heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11020606 \ HA VERZ 24-54 \ 53854 \ 48073
Beschikking van 23 mei 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: ‘ [verzoekster] ’,
gemachtigde: J. Hubert,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B&O ZORG B.V.,
gevestigd te Tiel,
verwerende partij,
hierna te noemen: ‘B&O Zorg’,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift met twaalf producties ingediend, dat op
26 maart 2024 door de griffie van de rechtbank is ontvangen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 mei 2024 plaatsgevonden. Hierbij is [verzoekster] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. B&O Zorg is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] haar verzoek toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.3.
Ten slotte is de datum van de beschikking op heden bepaald.

2.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

2.1.
[verzoekster] verzoekt – samengevat – de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, B&O Zorg te veroordelen tot betaling van:
I. de transitievergoeding ter hoogte van € 858,34 bruto;
II. een bedrag ter hoogte van € 1.621,23 bruto aan openstaande vakantiedagen, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
III. een bedrag ter hoogte van € 1.835,30 bruto aan Individueel keuzebudget, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. een bedrag ter hoogte van € 33,85 aan gemaakte kosten voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
V. de maximale wettelijke verhoging over verzoeken II en III, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid over verzoeken I, II en III, tot de dag van volledige betaling;
VII. de proceskosten.
2.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat B&O Zorg moet voldoen aan haar betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en het eindigen daarvan. Voor de verzoeken die kunnen worden aangemerkt als loon vordert [verzoekster] de maximale wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente over de verzoeken onder I, II en III op grond van artikel 6:119 BW.
2.3.
Van B&O Zorg is geen verweer bekend.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoekster] heeft – in lijn met artikel 2.2.8 van het ‘Landelijk procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton - vanaf 1 februari 2022’ – het verzoekschrift en de oproeping voor de mondelinge behandeling per deurwaardersexploot aan B&O Zorg laten betekenen. Ook heeft zij alle stukken per post gestuurd naar het adres van de bestuurder van B&O Zorg (Blommert Holding B.V.). Gelet daarop moet ervan uit worden gegaan dat B&O Zorg voldoende in de gelegenheid is gesteld om verweer te voeren, maar kennelijk om haar moverende redenen niet is verschenen in deze procedure en geen verweer heeft gevoerd. Daaraan wordt het gevolg verbonden dat moet worden uitgegaan van de juistheid van de door [verzoekster] naar voren gebrachte feiten.
Transitievergoeding
3.2.
Uit het verzoekschrift blijkt dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op initiatief van B&O Zorg niet is voortgezet. Dat heeft tot gevolg dat B&O Zorg op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a onder 3 BW de transitievergoeding is verschuldigd aan [verzoekster] .
3.3.
Uit het verzoekschrift blijkt dat de arbeidsovereenkomst een jaar heeft geduurd en dat [verzoekster] een loon ontving van € 2.214,11 bruto per maand en dat zij daarnaast recht had op 8% vakantiebijslag en 8,3% eindejaarsuitkering. Gelet op het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding heeft [verzoekster] voor de berekening van de transitievergoeding een rekenloon van € 2.575,01 per maand. De kantonrechter stelt op basis van dat rekenloon vast dat de transitievergoeding overeenkomt met het door [verzoekster] verzochte bedrag. De kantonrechter zal B&O zorg daarom veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van de transitievergoeding van € 858,34 bruto.
Verlofsaldo
3.4.
Op grond van artikel 7:641 lid 1 BW heeft [verzoekster] bij het einde van de arbeidsovereenkomst recht op een uitkering in geld van het loon over het saldo aan openstaande vakantiedagen. Niet weersproken is dat zij bij het einde van de arbeidsovereenkomst een verlofsaldo had van 76 uur en 9 minuten. Vermenigvuldigd met het uurloon van € 21,29 zoals dat blijkt uit de overgelegde salarisspecificatie, heeft [verzoekster] daarom recht op een uitkering van € 1.621,23 bruto.
Individueel keuzebudget
3.5.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Sociaal Werk (hierna: de ‘cao’) van toepassing. Uit hoofde van de cao heeft [verzoekster] recht op een individueel keuzebudget. Als onweersproken staat vast dat [verzoekster] bij uitdiensttreding een resterend budget had van € 1.835,30 bruto, zodat zij recht heeft op betaling van dat bedrag.
Declaratie verklaring omtrent gedrag
3.6.
Eveneens op grond van de cao is B&O Zorg gehouden om gemaakte kosten te vergoeden die [verzoekster] heeft gemaakt voor het aanvragen van een verklaring omtrent gedrag. Uit het verzoekschrift en de overgelegde stukken blijkt dat [verzoekster] kosten heeft gemaakt van € 33,85 netto. B&O Zorg moet die kosten vergoeden.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
3.7.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om B&O Zorg te veroordelen tot betaling van de maximale wettelijke verhoging over de bedragen aan openstaande vakantiedagen en het openstaande individueel keuzebudget. Omdat de genoemde bedragen onderdeel zijn van het loon en het vaststaat dat B&O Zorg dit niet (tijdig) heeft betaald, heeft [verzoekster] op grond van artikel 7:625 BW recht op de wettelijke verhoging. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen, zodat verzochte wettelijke verhoging tot het maximum van 50% zal worden toegewezen.
3.8.
De verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding wordt ingevolge artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf 1 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. De verzochte wettelijke rente over de openstaande vakantiedagen en het Individueel keuzebudget wordt toegewezen vanaf 1 januari 2024 tot de dag van volledige betaling.
3.9.
B&O Zorg is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verzoekster] worden begroot op:
- kosten van betekening
111,55
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.036,55

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt B&O Zorg om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 858,34 bruto aan transitievergoeding;
4.2.
veroordeelt B&O Zorg om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van
€ 1.621,23 bruto aan openstaande vakantiedagen;
4.3.
veroordeelt B&O Zorg om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 1.835,30 bruto aan Individueel keuzebudget;
4.4.
veroordeelt B&O Zorg om aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 33,85 netto aan gemaakte kosten voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag;
4.5.
veroordeelt B&O Zorg om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke verhoging van 50% over de onder randnummer 4.2 en 4.3 toegewezen bedragen;
4.6.
veroordeelt B&O Zorg om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke rente over de onder randnummer 4.1 toegewezen transitievergoeding vanaf 1 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.7.
veroordeelt B&O Zorg om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke rente over het onder randnummer 4.2 toegewezen bedrag aan openstaande vakantiedagen en over het onder randnummer 4.3 toegewezen bedrag aan Individueel keuzebudget vanaf 1 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.8.
veroordeelt B&O Zorg in de proceskosten van € 1.036,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als
B&O Zorg niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
4.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.