ECLI:NL:RBGEL:2024:3012

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
10897795
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eindafrekening en geschil over concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert de eiser, een werknemer, betaling van de eindafrekening op basis van zijn arbeidsovereenkomst met Stip-Connected B.V. De vordering omvat onder andere achterstallig loon, vakantiebijslag en verlofsaldo, met een totaalbedrag van € 6.802,03. De gedaagde, Stip-Connected, betwist de hoogte van de gevorderde bedragen en voert aan dat zij vorderingen op de eiser mag verrekenen, waaronder kosten voor een cursus en misgelopen inkomsten door detachering. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser beoordeeld en vastgesteld dat het achterstallige loon en de vakantiebijslag toewijsbaar zijn, maar de wettelijke verhoging is gematigd tot nihil. De kantonrechter heeft de verrekeningsvorderingen van Stip-Connected afgewezen, omdat de eiser niet aansprakelijk is voor de schade die Stip-Connected stelt te hebben geleden door het niet verrichten van arbeid na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In reconventie vordert Stip-Connected een boete wegens overtreding van een concurrentiebeding, maar de kantonrechter oordeelt dat het concurrentiebeding nietig is, omdat het niet voldoende gemotiveerd is in het licht van de specifieke functie van de eiser. Uiteindelijk wordt Stip-Connected veroordeeld tot betaling van € 5.099,18 aan de eiser, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10897795 \ CV EXPL 24-821
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: ‘
[eiser]’,
gemachtigde: N.J.W. Valk van Bleijerveld Juridisch Advies,
tegen
STIP-CONNECTED B.V.,
te Arnhem,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: ‘
Stip-Connected’,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 januari 2024;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte van [eiser] met producties 10 en 11;
  • de akte van Stip-Connected met producties 16 en 17;
  • de mondelinge behandeling van 22 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De geschillen tussen partijen

in conventie
2.1.
[eiser] vordert in conventie – samengevat – betaling van de eindafrekening op grond van de arbeidsovereenkomst met Stip-Connected. De hoofdsom komt neer op:
  • € 2.280,43 (loon)
  • € 1.705,60 (vakantiebijslag)
  • € 1.675,79 (verlofsaldo)
  • € 1.140,22 (wettelijke verhoging)+
€ 6.802,03 (totaal)
Behalve de hoofdsom vordert [eiser] dat Stip-Connected ook wordt veroordeeld tot betaling van wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten (inclusief nakosten).
2.2.
Stip-Connected voert verweer. Dat verweer komt erop neer dat enerzijds het bedrag van de door [eiser] gevorderde hoofdsom onjuist is berekend, omdat onder meer het verlofsaldo niet klopt, en anderzijds dat Stip-Connected niets meer hoeft te betalen, omdat zij de volgende vorderingen mocht verrekenen met de hoofdsom:
  • € 272,25 (cursus)
  • € 3.600,00 (misgelopen inkomsten detachering)
  • € 3.689,59 (inhuur derde)+
    € 7.561,84 (totaal)
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
2.4.
Volgens haar eigen berekeningen blijft, na verrekening van de vorderingen die in randnummer 2.2 zijn genoemd, volgens Stip-Connected nog een bedrag over van € 4.179,18 netto. Dat bedrag heeft Stip-Connected in reconventie gevorderd. Daarnaast heeft zij gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van een koffer met installatiemateriaal ter waarde van € 400,00, een boete uit hoofde van overtreding van een concurrentiebeding van primair € 191.500,00 of subsidiair een gematigde boete van € 20.000,00, buitengerechtelijke kosten, de wettelijke handelsrente en proceskosten (te vermeerderen met wettelijke rente).
2.5.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Stip-Connected, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Stip-Connected in de kosten van deze procedure.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in conventie
3.1.
Stip-Connected betwist de hoogte van de door [eiser] gevorderde bedragen en heeft salarisspecificaties en verlofoverzichten ingebracht. Hierna zal per onderdeel van de gevorderde hoofdsom worden aangegeven of en zo ja, welk gedeelte daarvan voor toewijzing in aanmerking komt. Daarna zal worden ingegaan op het verweer van Stip-Connected dat zij haar eigen vorderingen op [eiser] mag verrekenen. Als dat laatste niet het geval is komen de overige vorderingen van [eiser] aan bod, namelijk de gevorderde wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
Hoofdsom
Loon
3.2.
De kantonrechter ziet voor wat betreft het loon geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de salarisspecificaties die zijn overgelegd door Stip-Connected. Het loon zoals dat door Stip-Connected is berekend over april 2022 komt precies overeen met het door [eiser] gevorderde bedrag (€ 1.824,34 netto) en het loon over de gewerkte uren in mei 2022 komt zelfs uit op een hoger bedrag dan door [eiser] gevorderd (€ 521,84 versus € 456,09 netto).
3.3.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter het achterstallige loon vaststellen op het door [eiser] gevorderde bedrag van € 2.280,43 netto.
Vakantiebijslag
3.4.
[eiser] heeft een bedrag aan vakantiebijslag gevorderd van € 1.705,60 netto. Stip-Connected heeft de omvang van de vakantiebijslag betwist onder verwijzing naar de overgelegde salarisspecificaties. Daarop is te zien dat de tot en met mei 2022 opgebouwde vakantiebijslag een bedrag van € 1.460,62 bruto betreft. Op de salarisspecificatie van mei 2022 is te zien dat dit een netto-equivalent oplevert van € 866,59 netto. Dit bedrag is lager dan het door [eiser] gevorderde bedrag van € 1.705,60 netto. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat hij zich kan vinden in het bedrag van € 866,59 netto, zodat de kantonrechter de hoogte van de vakantiebijslag vaststelt op dit lagere bedrag.
Verlofsaldo
3.5.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.675,79. Deze vordering is gebaseerd op een verlofsaldo van 127,34 uur vermenigvuldigd met een netto-uurloon van € 13,16. De hoogte van het netto-uurloon is door Stip-Connected niet betwist. Stip-Connected heeft wel de omvang van het verlofsaldo betwist onder verwijzing naar uittreksels van de verlofregistratie van 2021 en 2022.
3.6.
Ter zitting is besproken dat de verlofoverzichten die partijen hebben overgelegd van elkaar verschillen. Daarbij is van de zijde van [eiser] onderkend dat het door hem overgelegde verlofoverzicht voor 2022 uitgaat van een opbouw aan verlofuren van 79,12 uren, maar dat die opbouw is gebaseerd op een dienstverband dat zou doorlopen tot en met juni 2022. Het verlofoverzicht dat is overgelegd door Stip-Connected houdt rekening met een opbouw aan verlofuren van 56,26 uur, gebaseerd op een dienstverband tot en met 9 mei 2022. Omdat de arbeidsovereenkomst volgens [eiser] is geëindigd op 9 mei 2022, moet de vordering voor wat betreft het verlofsaldo dus in ieder geval worden verlaagd met 22,86 uur (79,12 - 56,26).
3.7.
Ter zitting is de kantonrechter gebleken dat de overige verschillen in de verlofoverzichten worden veroorzaakt doordat uren die [eiser] heeft gewerkt boven de overeengekomen arbeidsduur in zijn overzicht als meeruren geregistreerd staan, terwijl volgens Stip-Connected geen recht bestaat op meeruren. [eiser] heeft in dat verband aangevoerd dat als hij meer uren werkte dan de overeengekomen arbeidsduur, die uren als tijd-voor-tijd uren werden geregistreerd. Stip-Connected heeft dit betwist en heeft verwezen naar de arbeidsovereenkomst, waarin is opgenomen dat overuren worden geacht te zijn opgenomen in het salaris. [eiser] heeft dit weersproken en heeft erop gewezen dat zijn stelling wordt ondersteund door een e-mail van de financieel medewerker van Stip-Connected van 25 april 2022 waarin staat
“Daar komen dan je extra gewerkte uren bij. Die staan in je vakantieoverzicht als een minnetje op de vrijdagen erin gezet.”. Verder blijkt uit het door Stip-Connected zelf overgelegde verlofoverzicht van 2021 dat vijf verlofsoorten worden geregistreerd, waaronder
“extra werk”.
3.8.
Naar aanleiding van het voorgaande gaat de kantonrechter ervan uit dat uren die door [eiser] worden gewerkt boven de overeengekomen arbeidsduur als meeruren werden bijgehouden in het verlofoverzicht en zal daarom voor de berekening van het verlofsaldo worden uitgegaan van het verlofoverzicht dat door [eiser] is overgelegd. Na de vermindering van het verlofsaldo met 22,86 uur, komt het verlofsaldo van [eiser] uit op 104,48 uur. Vermenigvuldigd met het uurloon van € 13,16 uur, kan de vordering van [eiser] voor wat betreft het verlofsaldo hooguit worden toegewezen tot een bedrag van € 1.374,96 netto.
Wettelijke verhoging
3.9.
[eiser] heeft de maximale wettelijke verhoging gevorderd over het achterstallige loon. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. De wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon op tijd te betalen. In dit geval is de arbeidsovereenkomst tussen partijen al lang en breed geëindigd en heeft [eiser] na een ingebrekestelling op 2 juni 2022 gewacht met dagvaarden tot 15 januari 2024. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onredelijk lang heeft gewacht met het instellen van de loonvordering en ziet daarin rechtvaardiging om de wettelijke verhoging billijkheidshalve te matigen tot nihil, temeer nu [eiser] ook aanspraak heeft gemaakt op betaling van de wettelijke rente.
Tussenconclusie hoofdsom
3.10.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de gevorderde onderdelen van de hoofdsom als volgt toewijzen:
- € 2.280,43 netto aan salaris:
- € 866,59 netto aan vakantiebijslag;
- € 1.374,96 netto aan verlofsaldo;
- € 0,00 netto aan wettelijke verhoging.
De vordering van [eiser] kan daarom hooguit worden toegewezen tot een bedrag van € 4.521,98 netto.
Verrekening
3.11.
Stip-Connected verweert zich door aan te voeren dat zij een drietal posten mag verrekenen met de vordering van [eiser] :
  • € 272,25 (cursus);
  • € 3.600,00 (misgelopen inkomsten detachering);
  • € 3.689,59 (inhuur derde).
Deze posten zullen hieronder per stuk worden beoordeeld.
Cursus
3.12.
Stip-Connected voert aan dat [eiser] een VCA-cursus heeft gevolgd ter waarde van € 272,25 en dat zij deze kosten op grond van artikel 3.5 van het personeelshandboek van Stip-Connected kan verhalen op [eiser] .
3.13.
[eiser] betwist niet dat hij deze cursus heeft gevolgd, maar voert aan dat hij die cursus van Stip-Connected moest doen. Ter zitting heeft Stip-Connected aangevoerd dat het VCA-certificaat niet verplicht is, maar dat het slechts wenselijk is dat iedere monteur VCA-gecertificeerd is. Hoewel op grond van artikel 3.5 van het Personeelshandboek een studieovereenkomst wordt gesloten voor opleidingen met een terugbetalingsverplichting bij uitdiensttreding, is een dergelijke overeenkomst niet overgelegd. Omdat Stip-Connected verder niet heeft weersproken dat [eiser] de cursus op haar verzoek heeft gevolgd, gaat de kantonrechter ervan uit dat Stip-Connected heeft besloten [eiser] dit certificaat te laten halen. De kosten verbonden aan het halen van dat certificaat behoren dan tot de bedrijfskosten van Stip-Connected en zij kan daarom de gevorderde kosten voor het VCA-certificaat niet op [eiser] verhalen.
Misgelopen inkomsten detachering & inhuur derde
3.14.
Stip-Connected voert aan dat zij een bedrag van € 3.600,00 aan inkomsten uit hoofde van een detacheringsovereenkomst met Copernico is misgelopen en kosten heeft moeten maken voor de inhuur van een derde ter hoogte van € 3.689,59. Die schade is ontstaan doordat [eiser] niet meer heeft gewerkt op of na 9 mei 2022, terwijl Stip-Connected in de veronderstelling was dat zij met [eiser] afspraken had gemaakt om de arbeidsovereenkomst te verlengen tot 1 juli 2022.
3.15.
[eiser] betwist dat de arbeidsovereenkomst met Stip-Connected is verlengd en betwist voorts dat Stip-Connected schade heeft opgelopen, omdat de detacheringsovereenkomst niet zou zijn gesloten en volgens hem ook niet vaststaat dat Stip-Connected een derde heeft moeten inhuren. Ook de hoogte van de gevorderde bedragen wordt door [eiser] betwist.
3.16.
Wat de kantonrechter betreft kan in het midden blijven of Stip-Connected daadwerkelijk schade heeft opgelopen doordat [eiser] niet meer heeft gewerkt op of na 9 mei 2022 en maakt het voor de beoordeling van het verrekeningsverweer ook geen verschil of tussen partijen overeenstemming heeft bestaan over de verlenging van de arbeidsovereenkomst.
3.17.
Zelfs als Stip-Connected er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [eiser] op of na 9 mei 2022 nog werkzaamheden zou verrichten, dan is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] niet aansprakelijk is voor schade als gevolg van het niet uitvoeren van die werkzaamheden. De prestatie van een werknemer om arbeid te verrichten is een inspanningsverbintenis, geen resultaatsverbintenis. Het niet verrichten van arbeid kan in het kader van de arbeidsovereenkomst slechts op beperkte wijze worden gesanctioneerd. Het is niet mogelijk de werknemer te dwingen tot het verrichten van arbeid. Een werknemer die geen arbeid verricht, riskeert dat hij de daar tegenover staande prestatie, het loon, niet ontvangt, of dat hij wordt ontslagen. Dat de arbeid niet of niet op tijd wordt verricht, en het gevolg daarvan, behoort in beginsel tot het ondernemersrisico van de werkgever.
3.18.
Samenvattend komt de kantonrechter tot het oordeel dat [eiser] niet aansprakelijk is voor schade die Stip-Connected heeft geleden doordat hij op of na 9 mei 2022 geen werkzaamheden heeft verricht.
Tussenconclusie verrekening
3.19.
Gelet op het voorgaande verwerpt de kantonrechter het verweer van Stip-Connected dat zij een aantal posten mocht verrekenen met de eindafrekening. Dat betekent ook dat de eerste reconventionele vordering van Stip-Connected zal worden afgewezen, omdat die betrekking heeft op dezelfde posten. Omdat het verweer van Stip-Connected niet slaagt, zal de kantonrechter de overige conventionele vorderingen van [eiser] behandelen.
Buitengerechtelijke kosten
3.20.
[eiser] vordert een bedrag van € 715,10 aan buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het ‘
Besluit’). De vordering van € 715,10 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 577,20 bij € 4.521,98 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 577,20 toe.
Wettelijke rente
3.21.
[eiser] heeft een concreet bedrag gevorderd aan wettelijke rente van € 425,73 gebaseerd op de gevorderde hoofdsom van € 6.802,03. Enerzijds zal niet het gevorderde bedrag aan hoofdsom worden toegekend en anderzijds hoeft de omvang van het bedrag van de wettelijke rente niet in een concreet bedrag te worden uitgedrukt. Het verschuldigde bedrag staat immers met voldoende mate van nauwkeurigheid vast indien de geldsom die vertraagd wordt voldaan is bepaald en ten aanzien daarvan is vastgesteld vanaf welke dag de wettelijke rente is verschuldigd.
3.22.
Tussen partijen is niet in geschil dat de eindafrekening niet is betaald. Vaststaat dat de gemachtigde van [eiser] op 2 juni 2022 aan Stip-Connected een brief heeft gestuurd met daarin de sommatie om uiterlijk 10 juni 2022 te betalen. Omdat Stip-Connected naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte een beroep heeft gedaan op verrekening, is Stip-Connected vanaf die datum in verzuim geraakt door niet te betalen. De wettelijke rente zal daarom zoals gevorderd worden toegekend vanaf 10 juni 2022.
Tussenconclusie conventie
3.23.
Uit het voorgaande volgt dat in conventie het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
€ 4.521,98
- buitengerechtelijke incassokosten
577,20
+
totaal
5.099,18
Proceskosten
3.24.
Stip-Connected is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.200,42
reconventie
3.25.
Gelet op de verwerping van het verweer tot verrekening in randnummer 3.19, zal de kantonrechter de eerste reconventionele vordering afwijzen. De overige vorderingen zoals genoemd in randnummer 2.4 zullen hierna worden behandeld.
Koffer met installatiemateriaal
3.26.
Stip-Connected stelt dat [eiser] op 29 juni 2022 een koffer met installatiemateriaal heeft meegenomen ter waarde van € 400,00. [eiser] erkent dat hij deze koffer heeft meegenomen, maar betwist dat Stip-Connected daarvan de eigenaar was door aan te voeren dat zowel de koffer als de inhoud daarvan eigendom waren van [eiser] zelf. Verder wordt door [eiser] aangevoerd dat Stip-Connected niet onderbouwt hoe zij tot een bedrag van € 400,00 is gekomen.
3.27.
Als onbetwist staat vast dat [eiser] gereedschap en installatiemateriaal van thuis heeft meegenomen om de bus in te richten die hij gebruikte voor zijn werkzaamheden. Hoewel ter zitting door Stip-Connected is aangevoerd dat de koffer en een twintigtal koppelingen eigendom waren van Stip-Connected, ontbreekt enige onderbouwing daarvan, terwijl het op de weg van Stip-Connected ligt om daarvoor voldoende onderbouwde stellingen in te nemen. De kantonrechter stelt verder vast dat ook onvoldoende concreet is gemaakt hoe Stip-Connected tot het bedrag van € 400,00 is gekomen. Stip-Connected heeft dan ook niet voldaan aan haar stelplicht, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Concurrentiebeding
3.28.
Stip-Connected vordert de contractuele boete uit de arbeidsovereenkomst en voert daarvoor aan dat [eiser] het concurrentiebeding uit artikel 9 lid 4 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden door in dienst te treden bij Copernico.
3.29.
[eiser] heeft – samengevat – aangevoerd dat geen sprake is van een geldig concurrentiebeding, omdat het is overeengekomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, terwijl niet concreet is gemotiveerd waarom het beding in het licht van zwaarwegende bedrijfsbelangen van Stip-Connected noodzakelijk is voor de functie van [eiser] . Verder voert [eiser] aan dat Copernico geen concurrerende onderneming is zoals bedoeld in het concurrentiebeding.
3.30.
Voor wat betreft laatste standpunt van [eiser] geldt dat niet in geschil is dat de reikwijdte van het concurrentiebeding - op grond van de tekst daarvan - zich ook uitstrekt tot ondernemingen die gelieerd zijn aan Stip-Connected. Verder heeft [eiser] niet betwist dat Copernico gelijke of gelijksoortige diensten verleent als Energy Under Control B.V., de aan Stip-Connected gelieerde onderneming waarvoor [eiser] werkzaamheden heeft verricht. De kantonrechter verwerpt dan ook het standpunt van [eiser] dat Copernico niet onder de reikwijdte van het concurrentiebeding valt.
3.31.
Het eerste standpunt van [eiser] treft echter wel doel. Omdat [eiser] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had, kan een concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 lid 1 BW slechts geldig worden overeengekomen als uit de daarin opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Het is in dat verband niet voldoende om slechts te benoemen welke zwaarwegende belangen er in algemene zin voor de werkgever bestaan, maar het moet voor de specifieke functie van de werknemer concreet worden uitgelegd. Een beding dat op geen enkele wijze concreet maakt wat de zwaarwegende belangen zijn gelet op de functie van de werknemer moet naar het oordeel van de kantonrechter worden gelijkgesteld met een ontbrekende motivering en is daarom nietig.
3.32.
In het concurrentiebeding waarop Stip-Connected een beroep doet is weliswaar in algemene bewoordingen onderbouwd wat de zwaarwegende bedrijfsbelangen van Stip-Connected zijn, maar is niet concreet gemaakt waarom die belangen
gelet op de functie van[eiser] noodzakelijk maken dat een concurrentiebeding wordt overeengekomen. Ter zitting is door Stip-Connected aangegeven dat de functie van Servicemedewerker speciaal is gecreëerd voor [eiser] , terwijl tegelijkertijd door Stip-Connected is bevestigd dat de arbeidsovereenkomst die is gesloten een model was dat niet is aangepast voor de functie van [eiser] . Zoals in het voorgaande randnummer is overwogen, had de motivering van het concurrentiebeding – gelet op het tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst – moeten worden toegesneden op de specifieke functie en/of werkzaamheden van [eiser] . Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Gelet daarop is sprake van een nietig concurrentiebeding en kan de vordering van Stip-Connected niet worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente
3.33.
Omdat alle inhoudelijke vorderingen van Stip-Connected worden afgewezen dragen de vorderingen tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente hetzelfde lot.
Proceskosten
3.34.
Stip-Connected is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
475,00
(1,00 punt × factor 0,5 × € 950,00)
Totaal
475,00
3.35.
Dat het door de kantonrechter gehanteerde tarief verschilt in conventie en reconventie komt doordat het salaris van de gemachtigde is gebaseerd op de gestelde omvang van de vorderingen. Ook ziet de kantonrechter aanleiding om het aantal punten te halveren, omdat de reconventie deels voortvloeit uit de conventionele vorderingen.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt Stip-Connected om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.099,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 10 juni 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt Stip-Connected in de proceskosten van € 1.200,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
4.3.
wijst de vorderingen van Stip-Connected af,
4.4.
veroordeelt Stip-Connected in de proceskosten van € 475,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en reconventie
4.5.
veroordeelt Stip-Connected tot betaling van de kosten van betekening als Stip-Connected niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.1 tot en met 4.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.
53854