Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de akte van [gezamenlijke eisers] van 23 januari 2024,
2.De verdere beoordeling
schadevoor rekening van [gedaagde] komt. Hieruit heeft de rechtbank begrepen dat [gezamenlijke eisers] ten aanzien van het niet door [gedaagde] uitgevoerde werk enkel aanspraak maken op schadevergoeding en dat zij aan hun vordering geen ongedaanmakingsverplichting ten grondslag leggen. Een ongedaanmakingsverplichting betreft immers geen schade.
onderzoek’). Zoals hiervoor is overwogen, komt [gezamenlijke eisers] geen vergoeding toe van expertisekosten die betrekking hebben op onderzoek naar gebreken omdat voor [gedaagde] geen wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat ten aanzien van gebreken. Hoewel er voor [gedaagde] wel een wettelijke verplichting tot schadevergoeding met betrekking tot het niet door hem uitgevoerde werk bestaat, en Top Expertise in het eerste rapport ook heeft vastgesteld welke werkzaamheden [gedaagde] niet heeft uitgevoerd, is de rechtbank van oordeel dat [gezamenlijke eisers] ook overigens geen vergoeding van expertisekosten toekomt. Uit het rapport blijkt immers niet dat [gezamenlijke eisers] Top Expertise hebben gevraagd – en Top Expertise heeft dat ook niet onderzocht – of [gedaagde] door het door hem niet uitgevoerde werk bij [gezamenlijke eisers] vermogensschade heeft veroorzaakt. Daarom zijn de kosten van Top Expertise voor het eerste rapport, voor zover die betrekking hebben op niet uitgevoerd werk, niet aan te merken als (redelijke) kosten tot vaststelling van schade en aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW. De vordering van [gezamenlijke eisers] tot vergoeding van de expertisekosten van het eerste rapport, zal gezien het voorgaande worden afgewezen.