ECLI:NL:RBGEL:2024:2981

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/05/434139 / HA RK 24-55
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoeker wegens niet-tijdige voldoening griffierecht in een verzoekschriftprocedure

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.J. Snellenburg, een verzoek had ingediend op grond van artikel 843a Rv. Dit verzoekschrift was gedateerd op 12 maart 2024. De rechtbank heeft op 4 april 2024 bevestigd dat het verzoekschrift was ingeschreven. Echter, op 7 mei 2024 werd verzoeker geïnformeerd dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was ontvangen, wat zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Verzoeker heeft op 13 mei 2024 aangegeven dat er verwarring was over de betaling van het griffierecht en heeft dit alsnog voldaan, maar de rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank benadrukte dat een advocaat op de hoogte moet zijn van de wettelijke termijnen en de gevolgen van overschrijding daarvan. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat het griffierecht niet binnen de voorgeschreven termijn was betaald. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/434139 / HA RK 24-55
Beschikking van 17 mei 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. S.J. Snellenburg te Heilig Landstichting,
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende.

1.De beoordeling

1.1.
Het verzoekschrift, dat strekt tot exhibitie van informatie als bedoeld in artikel 843a Rv, is gedateerd op 12 maart 2024. Bij brief van 4 april 2024 heeft de rechtbank aan mr. Snellenburg bericht dat het verzoekschrift op 12 maart 2024 is ingeschreven bij de rechtbank.
1.2.
Bij brief van 16 april 2024 heeft de rechtbank verzoeker (p/a mr. Snellenburg) en de belanghebbende opgeroepen voor een hoorzitting op 27 mei 2024.
1.3.
Bij brief van 7 mei 2024 heeft de rechtbank mr. Snellenburg, kort gezegd, onder verwijzing naar artikel 282a Rv, erop geattendeerd dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is ontvangen en dat dit in beginsel ertoe leidt dat verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank heeft mr. Snellenburg gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld om daarop schriftelijk te reageren.
1.4.
Bij e-mail van 13 mei 2024 heeft mr. Snellenburg de rechtbank bericht, kort gezegd, dat zij onverhoopt het griffiegeld niet tijdig heeft betaald. Zij heeft daarbij aangevoerd dat er bij haar wat verwarring is ontstaan door onder meer het feit dat er sprake zou zijn van een kantonrechtersprocedure en dus het bedrag niet correct zou zijn en dat dit echter toch niet het geval blijkt te zijn. Verder geeft zij aan uit contact met de rechtbankgriffie begrepen te hebben dat de geplande zitting wel doorgang zou kunnen vinden als zij per omgaande het griffierecht voldoet. Zij heeft per omgaande het griffierecht voldaan en bij haar e-mail een op 10 april 2024 gedateerde inkomensverklaring (van de Raad voor de Rechtsbijstand) van verzoeker gevoegd, met het verzoek om nog te vernemen waar zij een verzoek tot aanpassing van het griffiegeld kan indienen. Tenslotte heeft zij verzocht om te bevestigen dat de zitting gewoon doorgang vindt.
1.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat voor de indiening van het verzoekschrift griffierecht is verschuldigd. Verzoeker heeft het verschuldigde griffierecht niet binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift betaald, zoals is voorgeschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken. Een advocaat dient op grond van zijn/haar deskundigheid en kennis ten aanzien van de procedure op de hoogte te zijn van de in genoemd wetsartikel genoemde termijn en van de verstrekkende gevolgen die de wet verbindt aan overschrijding daarvan. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Mr. Snellenburg had, teneinde te zorgen voor tijdige betaling van het griffierecht, tijdig actie kunnen en moeten ondernemen om in het bezit te komen van de voor de betaling benodigde gegevens (Hoge Raad 10 februari 2011, LJN BU5603). Bij het voorgaande is ook van belang dat het griffierecht voor onvermogenden zowel in kantonzaken als in niet-kantonzaken in beginsel € 87,00 bedraagt, en dat verzoeker ook dit bedrag niet (tijdig) heeft voldaan. Voorts zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan geoordeeld dient te worden dat niet-ontvankelijkverklaring, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv. Uit navraag bij de griffie is de rechtbank gebleken dat in het contact met mr. Snellenburg niet door de griffier is toegezegd dat, indien het griffierecht alsnog direct zou worden betaald, de mondelinge behandeling van het verzoek toch doorgang zou kunnen vinden. Voor zover mr. Snellenburg dat wel zo heeft begrepen komt dat voor haar rekening en maakt dat de zaak dus niet anders.
1.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.