ECLI:NL:RBGEL:2024:2959

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
ARN 24/2446 (voorlopige voorziening) en 24/2412 (beroep)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing van woonurgentie en voorlopige voorziening

Op 14 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. Verheij, een verzoek om voorlopige voorziening indiende tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen. Dit college had op 21 november 2023 de aanvraag van eiseres voor woonurgentie afgewezen. Eiseres, die sinds 2021 in [plaats 1] woonde met haar gezin, had haar woning verlaten vanwege een echtscheiding en verbleef sindsdien op wisselende adressen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college onvoldoende zorgvuldig had gehandeld bij de afwijzing van de aanvraag, omdat er geen medisch advies was opgevraagd, ondanks de ingediende stukken die de noodzaak van een urgentieverklaring onderbouwden. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 18 maart 2024 en herroepte het besluit van 21 november 2023. Eiseres moet worden behandeld alsof zij in het bezit is van een urgentieverklaring. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond was verklaard. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/2446 (voorlopige voorziening) en 24/2412 (beroep)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 mei 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen

(gemachtigden: mr. M. Peters en [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen het besluit van het college om de aanvraag van eiseres om woonurgentie af te wijzen. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 21 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [persoon A] en de gemachtigden van het college.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt het besluit van het college om de aanvraag van eiseres om woonurgentie af te wijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 18 maart 2024, herroept het besluit van 21 november 2023, bepaalt dat eiseres moet worden geacht in het bezit te zijn van een urgentieverklaring, bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van het bestreden besluit

4. Eiseres woonde sinds 2021 in [plaats 1] met haar toenmalige echtgenoot en hun vier kinderen. Begin 2023 heeft eiseres de gezamenlijke woning verlaten in verband met echtscheiding. Zij verblijft met de twee jongste kinderen meerdere dagen in de week bij haar oudste dochter in [plaats 2] en verblijft de rest van de week op wisselende adressen.
5. Op 20 oktober 2023 heeft zij een aanvraag ingediend voor woonurgentie in de gemeente Wageningen op medische gronden en in verband met de echtscheiding.
6. Bij besluit van 21 november 2023 heeft het college deze aanvraag afgewezen omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden uit de Huisvestingsverordening Wageningen 2023 omdat eiseres geen zelfstandige woonruimte heeft in [plaats 2] , het woonprobleem niet is ontstaan in [plaats 2] maar in [plaats 1] en er eveneens geen reden is om met toepassing van de hardheidsclausule alsnog woonurgentie te verlenen omdat de problematiek van de kinderen niet is ontstaan gedurende de aanvraag voor woonurgentie maar daarvoor al speelde. Daarom is geen sprake van zeer incidentele noodgevallen, waaronder wordt verstaan een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie. Een beroep op de hardheidsclausule slaagt daarom niet, aldus het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter7.Niet in geschil is dat eiseres niet voldoet aan de in de Huisvestingsverordening opgenomen voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring.

7.1.
Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule. Als de woonnoodsituatie niet op korte termijn wordt opgelost komt de medische gesteldheid van de minderjarige kinderen in gevaar. Met name de jongste zoon, waarbij autisme is vastgesteld, heeft rust en structuur nodig in de vorm van een vaste verblijfplaats waarin rust kan worden gegarandeerd en hij een eigen kamer krijgt waar hij zich kan terugtrekken en kan leren met zijn autisme om te gaan. Deze rust en eigen kamer heeft hij nu niet, en dat kan niet langer voortduren. Betoogd is dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan en zij doet een beroep op de Grondwet, artikelen 3 en 27 van het IVRK en op artikel 8 van het EVRM. Op grond van artikel 3 IVRK dient een gemotiveerde afweging te worden gemaakt tussen de belangen van de minderjarige kinderen en het belang van het restrictieve toewijzingsbeleid van urgentieverklaringen. Eiseres is dan ook van oordeel dat het college het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel niet in acht heeft genomen. Het bestreden besluit gaat ten onrechte niet in op het belang van de kinderen van eiseres.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een verklaring van de GGD van 31 juli 2023 overgelegd, waarin het verzoek om een urgentieverklaring wordt ondersteund. Voorts heeft eiseres een brief van [persoon B] van 13 november 2023 overgelegd. Zij is als orthopedagoog-generalist verbonden aan [bedrijf 1] en betrokken bij de behandeling van de jongste zoon van eiseres. In de brief benadrukt [persoon B] de noodzaak van een eigen woning voor eiseres, zowel in het belang van eiseres als haar jongste zoon. Verder heeft eiseres een brief van [persoon C] , van [bedrijf 2] van 19 oktober 2023 overgelegd. In deze brief verzoekt [persoon C] in het belang van de kinderen en ter voorkoming van erger, een urgentieverklaring te verlenen.
7.2.
Ter zitting heeft het college erkend dat het bestreden besluit onvoldoende is onderbouwd. Hierbij is aangegeven dat vanwege de overgelegde informatie normaal gesproken een medisch advies zou worden opgevraagd en dat is in dit geval niet gebeurd.
7.3.
Gelet op de informatie die over de gezondheid en gesteldheid van beide kinderen, maar ook van eiseres, in het dossier is gevoegd en al van vóór het primaire besluit dateert, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit op onvoldoende zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Er had in ieder geval een (medisch) advies opgevraagd moeten worden, waarin op de overgelegde informatie ingegaan zou zijn. Daarom is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit van het college om het beroep op de hardheidsclausule af te wijzen niet gedragen kan worden door de daaraan door het college gegeven motivering.
Gelet op het voorgaande is het besluit om de aanvraag om een urgentieverklaring af te wijzen onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende onderbouwd. Het beroep is dan ook gegrond. De voorzieningenrechter zal het besluit vernietigen.
8. De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is wat nu dient te gebeuren. Een vernietiging van het bestreden besluit betekent dat het college een nieuwe beoordeling dient te verrichten en dat duurt maanden. Het is de vraag of dat in de gegeven situatie kan en of dat nodig is.
8.1.
Eiseres zegt gedurende meerdere nachten per week te verblijven bij haar dochter in een gelijkvloerse woning met een woonkamer en één slaapkamer en dat zij steeds meerdere nachten elders moeten slapen. Dat doet zij al sinds lange tijd. De twee oudste kinderen zijn bij beschikking van de rechtbank van 10 augustus 2023 wel aan eiseres toegewezen maar vanwege het gebrek aan woonruimte verblijven zij nog altijd bij hun vader in [plaats 1] . Uit de stukken en de toelichting van de begeleider van [naam] op zitting blijkt dat er grote zorg is over de jongste twee kinderen, met name over het jongste kind. Eiseres verklaart dat ze ook steeds ziek zijn. Het college heeft ter zitting aangegeven dat inmiddels wordt ingezien dat de weg naar [plaats 1] afgesloten is en dat als het college alle informatie van vandaag eerder zou hebben gehad de situatie wellicht anders zou hebben gelegen, maar dat de vertegenwoordigers van het college geen mandaat hebben om een andersluidende beslissing te nemen.
8.2.
Gezien de omstandigheden zoals hierboven beschreven is de voorzieningenrechter van oordeel dat het niet aannemelijk is dat het college bij een nieuw te nemen besluit op bezwaar niet alsnog een urgentieverklaring zal verstrekken. De situatie is weliswaar niet levensbedreigend, maar wel daarmee vergelijkbaar. Uit alle stukken blijkt dat ontwikkeling van de twee jongste kinderen (en dan met name het jongste kind) zeer zorgelijk is en door deze situatie, het ontbreken van een vaste woning, staat die nog verder onder druk. Dat is zeer onwenselijk en rechtvaardigt de toepassing van de hardheidsclausule. Een hernieuwde behandeling van het bezwaarschrift, waarbij het college nader (medisch) advies opvraagt, hetgeen veel tijd in beslag neemt, is daarom niet nodig.
8.3. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om niet alleen het bestreden besluit te vernietigen, maar tevens om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het primaire besluit van 21 november 2023 te herroepen en te bepalen dat eiseres moet worden behandeld alsof zij in het bezit is van een urgentieverklaring. De voorzieningenrechter zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 21 november 2023.
9. Nu op het beroep is beslist is er geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.

Conclusie en gevolgen

10. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt zij ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625 omdat de gemachtigde van eiseres een verzoek om voorlopige voorziening en een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting van de voorzieningenrechter heeft deelgenomen (3 punten x € 875,-). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 maart 2024;
- herroept het besluit van 21 november 2023;
- bepaalt dat eiseres moet worden geacht in het bezit te zijn van een urgentieverklaring;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht à € 374 aan haar vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.625;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2024 door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier.
De griffier is verhinderd het proces-verbaalvan de mondelinge uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.