ECLI:NL:RBGEL:2024:2946

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
C/05/434675 / HA ZA 24-209
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake rentevorderingen en proceskosten in civiele procedure

Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een verstekvonnis gewezen in de civiele zaak met zaaknummer C/05/434675 / HA ZA 24-209. In deze procedure was eiser, vertegenwoordigd door advocaten mr. E.T. van den Hout en mr. H.J. Steinvoort, in conflict met gedaagde, die niet verschenen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gevorderde door eiser niet onrechtmatig of ongegrond is, met uitzondering van enkele punten die verder zijn toegelicht in de beoordeling.

De rechtbank heeft de gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, maar afgewezen voor eerdere data. De gevorderde wettelijke handelsrente voor een specifieke periode is niet toegewezen, omdat er geen bewijs was van een handelsovereenkomst. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiser begroot op € 2.676,38, inclusief dagvaarding en griffierecht.

In de beslissing heeft de rechtbank de overeenkomst ontbonden voor het gedeelte dat niet is geleverd of niet deugdelijk is uitgevoerd. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 86.716,60 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en € 1.987,02 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, met specifieke voorwaarden voor de betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/434675 / HA ZA 24-209
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. E.T. van den Hout en mr. H.J. Steinvoort te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[handelsnaam gedaagde]
wonende en zaakdoende te [plaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de datum van dagvaarding en afgewezen voor zover die rente vanaf een eerdere datum is gevorderd, omdat niet is gesteld of gebleken dat eiser deze schade per een eerdere datum heeft geleden.
2.3.
De gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 3 september 2023 tot en met 28 februari 2024 is niet toewijsbaar, omdat niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW. De gevorderde wettelijke rente over genoemde periode is op grond van artikel 6:119 BW wel toewijsbaar.
2.4.
De gevorderde rente vanaf 28 februari 2024 over de rente tot 28 februari 2024 wordt afgewezen, omdat daar geen grondslag voor is gesteld of gebleken.
2.5.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 1.325,00
- salaris advocaat €
1.214,00(1,0 punt × tarief € 1.214,00)
Totaal € 2.676,38.
2.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
ontbindt de overeenkomst voor het gedeelte van de overeenkomst dat niet is geleverd dan wel niet deugdelijk is uitgevoerd,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 86.716,60, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 3 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 1.987,02 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 8 april 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 2.676,38,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.