ECLI:NL:RBGEL:2024:2942

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
05.315273.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging met veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 13 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 juni 2023 tot en met 24 november 2023 stelselmatig en wederrechtelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit gebeurde door het versturen van vele berichten via verschillende communicatiemiddelen zoals WhatsApp, MS Teams, Facebook Messenger, Pinterest en Instagram, en door zich herhaaldelijk in de nabijheid van de woning van het slachtoffer op te houden. Ondanks dat het slachtoffer duidelijk had gemaakt geen contact te willen, bleef de verdachte contact zoeken, wat leidde tot een aangifte van stalking.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, die inhoudt dat de verdachte gedurende 1 jaar geen contact mag opnemen met het slachtoffer en zich niet binnen een straal van 500 meter van diens woning mag bevinden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die gediagnosticeerd is met een schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.315273.23
Datum uitspraak : 13 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2000 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. S. van der Marel, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op 29 april 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2023 tot en met 24 november 2023 te Zutphen,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] veelvuldig berichten via Whatsapp en/of MS Teams te sturen,
- veelvuldig te bellen en/of te videobellen naar het telefoonnummer van [slachtoffer] ,
- meermalen berichten te sturen naar [slachtoffer] via Pinterest, Facebook Messenger en/of Instagram,
- meermalen langs de woning van [slachtoffer] te lopen en/of zich op te houden in de buurt van de woning van [slachtoffer] en/of
- zich een of meerdere malen op te houden op en/of rondom station Zupthen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bij haar arm en/of mouw te pakken en/of tegen haar te zeggen dat hij met haar wil praten, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte en aangeefster [slachtoffer] hebben omstreeks drie jaar een relatie gehad. De relatie is op 29 mei 2023 door verdachte verbroken en daar kreeg hij spijt van. [2] Uit een door de politie opgestelde tijdlijn volgt dat verdachte in de periode tussen 20 juni 2023 en 24 november 2023 op verschillende manieren contact heeft geprobeerd te krijgen met [slachtoffer] . [3] Verdachte heeft vele berichten via WhatsApp en MS Teams gestuurd en hij heeft haar geprobeerd te bellen. [4] Op het moment dat hij op deze platformen werd geblokkeerd, heeft hij berichten gestuurd via Facebook Messenger, Pinterest en Instagram. Ook is verdachte in genoemde periode meerdere malen door de wijk van [slachtoffer] gelopen [5] , aan haar deur geweest [6] en heeft hij haar tegengehouden bij het station Zutphen. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verdediging zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Voor een bewezenverklaring van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is nodig dat de verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ander, met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van de vereiste stelselmatigheid zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met [slachtoffer] wilde praten over zijn gevoelens, omdat hij dacht dat hij het zo kon afsluiten. [8] Ook heeft verdachte verklaard dat hij niks te zoeken had in de buurt van de woning van [slachtoffer] , maar dat hij sterk de neiging had om er naartoe te gaan. [9] Hij heeft verklaard dat hij het terecht vindt dat hij was geblokkeerd op MS Teams. Daarna heeft hij nog een bericht gestuurd via Pinterest en Instagram. [10] In het Pinterest-bericht van 8 november 2023 schrijft verdachte dat hij ‘een nieuwe manier heeft gevonden om [slachtoffer] te kunnen contacten’. [11] Verdachte heeft verklaard dat hij destijds dacht dat hij er iets mee kon bereiken. [12]
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar sinds de relatiebreuk blijft lastig vallen. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij door verdachte is aangesproken op het station in Zutphen. Ze wilde doorlopen, maar verdachte begon aan haar mouw te trekken. [slachtoffer] heeft toen duidelijk gemaakt dat hij haar met rust moet laten. [13]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende een periode van vijf maanden op stelselmatige en intensieve wijze heeft geprobeerd in contact te komen met [slachtoffer] . Hij heeft niet alleen veel berichten via verschillende platformen verstuurd, maar hij heeft zich ook in de directe omgeving van de woning van [slachtoffer] opgehouden. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen wederrechtelijk zijn. [slachtoffer] heeft immers op verschillende manieren – onder andere door verdachte te blokkeren op WhatsApp en door het doen van aangifte – duidelijk gemaakt dat ze geen contact wilde met verdachte. Ook heeft zij onder andere naar verdachte gestuurd dat hij een stalker is, dat hij moet stoppen, dat hij haar met rust moet laten en dat zij naar de politie gaat als hij doorgaat met stalken. [14] De politie heeft twee keer, namelijk op 11 juli 2023 en 4 oktober 2023, met verdachte gesproken met het verzoek te stoppen met het zoeken van contact. [15] Ook heeft de politie op 4 oktober 2023 aan verdachte een stopbrief uitgereikt. [16] Ondanks al deze signalen en maatregelen is verdachte op verschillende wijzen contact blijven zoeken met [slachtoffer] . Hij heeft daarmee opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de berichten stuurde, haar opzocht bij het station in Zutphen en langs de woning van [slachtoffer] liep met het oogmerk om aangeefster te dwingen in contact te treden met verdachte. De rechtbank vindt hiervoor grond in de hiervoor genoemde verklaring van verdachte en het feit dat verdachte in de berichten schrijft dat hij het niet kan afsluiten en dat hij met [slachtoffer] wil praten. [17]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 20 juni 2023 tot en met 24 november 2023 te Zutphen,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] veelvuldig berichten via Whatsapp en
/ofMS Teams te sturen,
-
veelvuldigte bellen
en/of te videobellennaar het telefoonnummer van [slachtoffer] ,
- meermalen berichten te sturen naar [slachtoffer] via Pinterest, Facebook Messenger en
/ofInstagram,
- meermalen langs de woning van [slachtoffer] te lopen en
/ofzich op te houden in de buurt van de woning van [slachtoffer] en
/of
- zich eenmaal
of meerdere malenop te houden op
en/of rondom station Zutphen en
/of(vervolgens) die [slachtoffer] bij haar
arm en/ofmouw te pakken en
/oftegen haar te zeggen dat hij met haar wil praten, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
belaging

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 22 april 2024. Daaruit volgt dat verdachte inmiddels gediagnosticeerd is met het schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen. De reclassering merkt in haar rapport op dat verdachte toenadering tot het slachtoffer heeft gezocht onder invloed van psychotische gedachten. Ook is gebleken dat verdachte op dit moment onder behandeling is bij GGNet en dat hij een indicatie heeft voor beschermd of begeleid wonen. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat het ten laste gelegde feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank houdt daarmee rekening bij het bepalen van de straf.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om voor de duur van drie jaar een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod rondom de woning van aangeefster, waarbij voor elke overtreding de vervangende hechtenis dient te worden bepaald op 1 week. De officier van justitie heeft verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om conform artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel op te leggen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de verdediging gevraagd om het verzoek tot het opleggen van een contact- en locatieverbod af te wijzen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-partner [slachtoffer] . Verdachte heeft gedurende een periode van vijf maanden veelvuldig contact gezocht met [slachtoffer] door haar vele WhatsApp- en MS Teams berichten te sturen en haar te bellen. Op het moment dat hij op deze platformen werd geblokkeerd, heeft hij geprobeerd om contact te krijgen met zijn ex-partner door haar berichten te sturen op Pinterest en Instagram. Ook heeft verdachte zich meerdere malen in de buurt van de woning van [slachtoffer] opgehouden en heeft hij [slachtoffer] aangesproken en bij de mouw gepakt bij het station in Zutphen. Verdachte wist dat [slachtoffer] geen contact met hem wenste en ook na twee stopgesprekken met de politie en een stopbrief is verdachte doorgegaan met het zoeken van contact. Met zijn gedragingen heeft verdachte stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Uit de schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken hoeveel impact de situatie heeft gehad op het slachtoffer, en nog steeds heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank acht een taakstraf van 120 uren passend en geboden. Daarnaast vindt de rechtbank, gelet op de duur van de belaging, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een proeftijd van 2 jaren noodzakelijk om verdachte er in de toekomst van te weerhouden soortgelijke strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft geen indicatie dat verdachte na het opleggen van de gedragsaanwijzing nog contact heeft gezocht met het slachtoffer. Toch zal de rechtbank een contact- en locatieverbod voor de duur van één jaar in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen om aan verdachte het signaal te geven dat hij ook na het wegvallen van de gedragsaanwijzing geen contact mag zoeken met [slachtoffer] . Anders dan door de officier van justitie is gevraagd, zal de rechtbank de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid is slechts mogelijk indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt richting een bepaald persoon. De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat uit de verklaring van de psycholoog volgt dat de EMDR-therapieën door aangeefster niet enkel worden gevolgd vanwege de stalking, maar ook om overige traumatische gebeurtenissen te verwerken. Nu volgens de verdediging onderscheid gemaakt dient te worden tussen de immateriële schade als gevolg van de stalking en de immateriële schade als gevolg van andere gebeurtenissen, levert de vordering een onevenredige belasting van het strafproces op. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering van de benadeelde partij te matigen.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het tenlastegelegde feit heeft de benadeelde immers geestelijk letsel in de vorm van PTSS-klachten opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en ziet, gelet op de aard, de ernst en de omstandigheden van het bewezenverklaarde, geen reden om het schadebedrag te matigen. De rechtbank zal de vordering daarom in haar geheel toewijzen.
Verdachte is vanaf 20 augustus 2023 (een datum ongeveer gelegen in het midden van de periode waarin het strafbare feit is gepleegd) wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op
een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende
maatregelop grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende een periode van
één jaar:
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 2001 te [geboorteplaats 2] , wonende op de [adres 2] ;
o zich niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter rond het woonadres van deze [slachtoffer] .
 beveelt dat vervangende hechtenis van 1 week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.500,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 25 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-202330636, gesloten op 5 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 12.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25-38.
4.Aanvullend proces-verbaal met uitwerking berichten.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 35, 36, 37 en 38.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33 en 35.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 12.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 108.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 111.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 112.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 12.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29, 30, 31 en 33.
15.Processen-verbaal van bevindingen, p. 70 en p. 74.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 74.
17.Aanvullend proces-verbaal met uitwerking berichten, p. 3, 6, 7, 39, 106.