ECLI:NL:RBGEL:2024:290

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
05.164081.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor het dealen en vervoeren van harddrugs en het beledigen van agent

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en vervoeren van harddrugs, alsook van het beledigen van een politieambtenaar. De verdachte, geboren in 1993 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P. van der Graaf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 22 september 2022 opzettelijk 105,36 gram cocaïne en 4,34 gram heroïne had vervoerd en deze tijdens zijn vlucht voor de politie had weggegooid. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder chatberichten en verklaringen van de verdachte en verbalisanten. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de verbalisanten en het bewijs overtuigend.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het beledigen van een ambtenaar. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een kortere onvoorwaardelijke straf. Uiteindelijk besloot de rechtbank tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling in een zorginstelling, om het recidiverisico te verminderen. De uitspraak benadrukte de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/164081-23
Datum uitspraak : 24 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in Leiden,
wonende aan de [adres 1] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R.P. van der Graaf, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2023 tot en met 21 maart 2023 en/of in of omstreeks de periode van [huisnummer] april 2023 tot en met 4 juli 2023, althans in de periode van 21 januari 2023 tot en met 4 juli 2023 te Arnhem en/of Doorwerth, gemeente Renkum en/of Wehl, gemeente Doetinchem, althans in Nederland, Tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks [huisnummer] september 2022 te Arnhem opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 105,36 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 4,34 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks [huisnummer] september 2022 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar te weten [slachtoffer] (brigadier bij de Politie Eenheid Oost- Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: " let maar op. Ik ga al mijn geld aan jou spenderen. Ik kom er wel achter waar jij woont en dan ga je zien. Ik ben geen kleine jongen, jij gaat zien, jij vieze vuile kankerlijer, kankerhond en kankerwout. Let maar op, er werken veel mensen voor mij, ik kom er echt wel achter wie jij bent en waar je woont", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat op grond van de bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de drugs bij zich had en tijdens zijn vlucht voor de politie heeft weggegooid. Ten aanzien van de feiten 1 en 3 is er geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen (chatberichten iPhone), p. 311-322;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2024.
Ten aanzien van feit 2
Verbalisant [verbalisant] was op 22 september 2022 in de Hugo de Grootstraat in Arnhem toen er een man naar hem toe kwam lopen die tegen hem zei: “Hier binnen zit ‘ [bijnaam] ’. Hij heeft een hoop bruin bij zich.” Het is [verbalisant] ambtshalve bekend dat de naam ‘ [bijnaam] ’ onder andere door verdachte wordt gebruikt. [verbalisant] zag in zijn ooghoek een man langs de auto lopen die hij meteen herkende als verdachte. [verbalisant] is achter verdachte aangelopen en heeft hem aangesproken. [verbalisant] zag meteen dat verdachte schrok van zijn aanwezigheid en al langs hem heen keek. [verbalisant] vorderde van verdachte overlevering van verdovende middelen en inzage in zijn identiteitsbewijs. Hij zag dat verdachte zijn identiteitsbewijs pakte en meteen zijn tas weer dichtdeed. Verdachte heeft [verbalisant] hard geduwd en is vervolgens weggerend via de Johan de Wittlaan in de richting van de Voetiuslaan. [verbalisant] zette de achtervolging in en zag dat verdachte over het gras langs de flatgebouwen rende. Daar ging verdachte de hoek om en raakte hij uit het zicht van [verbalisant] . [2]
Op de [adres 2] ter hoogte van de flat met portieknummers [nummers] zag verbalisant [verbalisant 2] op de eerste verdieping een man die schichtig om zich heen keek en [verbalisant] helemaal nakeek. [verbalisant 2] vermoedde daarom dat dit de man was die zich had onttrokken aan de controle door [verbalisant] . Hierop zijn verbalisanten naar binnen gegaan en hebben zij op de bovenste verdieping verdachte aangetroffen en aangehouden. Nadien sprak [verbalisant 2] meerdere buurtbewoners die de rennende verdachte hadden gezien. [verbalisant 2] heeft daarna de route gelopen die verdachte vermoedelijk had afgelegd. Ter hoogte van de [adres 2] [huisnummer] schoof [verbalisant 2] wat struiken opzij en zag een boterhamzakje met daarin een grote hoeveelheid bolletjes witte en bruine op cocaïne en heroïne gelijkende stof. [verbalisant 2] heeft dit boterhamzakje in beslag genomen. [3]
De inhoud van het boterhamzakje is onderzocht door de eenheid Forensische Opsporing van de politie. Het NFiDENT-rapport vermeldt dat in het boterhamzakje in totaal 105,36 gram cocaïne en 4,34 gram heroïne zat. [4]
In het boterhamzakje (verpakking b) zaten onder meer 23 zakjes met wit gekleurd poeder (verpakking a), een plastic zakje met daarin een geknoopt stukje plastic met bruin gekleurd poeder (verpakking d1) en 4 plastic verpakkingen met wit gekleurde brokjes (verpakking c). [5] Bemonsteringen van voornoemde verpakkingen zijn door het NFI op DNAsporen onderzocht. Uit dat DNAonderzoek blijkt voor zover van belang: [6]
[code 1]
gehele buitenzijde 23
zakjes (verpakking a);
[code 2]
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal drie personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA (afgeleid hoofdprofiel):
- [naam]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- minimaal twee onbekende personen
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
- n.v.t.
[code 3]
gehele buitenzijde
boterhamzak (verpakking b);
[code 4]
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal drie personen:
- [naam]
- [naam 2]
- minimaal één onbekende persoon
Bewijskracht:
- ongeveer 1 miljard
- meer dan 1 miljard
- n.v.t
[code 5]
gehele buitenzijde (verpakking dl);
[code 6]
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
- [naam]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
[code 7]
gehele buitenzijde
verpakkingen (verpakking c);
[code 8]
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal drie personen:
- [naam]
- minimaal twee personen
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
- n.v.t
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat het boterhamzakje in totaal 105,36 gram cocaïne en 4,34 gram heroïne bevatte en dat op het boterhamzakje en op de verscheidene plastic zakjes met drugs in dit boterhamzakje DNA van verdachte is aangetroffen.
De vervolgvraag is of verdachte degene is geweest van wie de drugs waren en die de drugs heeft weggegooid. Verdachte heeft dit ter terechtzitting ontkend.
Op grond van:
  • de melding dat ene ' [bijnaam] ' een hoop bruin
  • de omstandigheden voorafgaand aan de aanhouding van verdachte, zoals het schrikken van de aanwezigheid van de politieagent en het vluchten nadat aan hem de uitlevering van verdovende middelen wordt gevorderd;
  • het boterhamzakje met daarin de drugs dat is aangetroffen op de - kort voor het aantreffen - door verdachte genomen vluchtroute langs de [adres 2] ;
  • het DNA dat is aangetroffen op het boterhamzakje en op de verscheidene plastic zakjes met drugs in het boterhamzakje, waarvan de rechtbank op basis van de DNA-match concludeert dat dit DNA (mede) afkomstig is van verdachte,
concludeert de rechtbank dat het verdachte is geweest die het boterhamzakje met cocaïne en heroïne bij zich had en tijdens zijn vlucht voor de politie heeft weggegooid. Daarmee heeft verdachte op 22 september 2022 in [woonplaats] opzettelijk 105,36 gram cocaïne en 4,34 gram heroïne vervoerd.
De verklaring van verdachte, dat die ‘ [bijnaam] ’ achter hem aan is gerend toen hij vluchtte voor de politie en ‘ [bijnaam] ’ het boterhamzakje met drugs heeft weggegooid, acht de rechtbank in het licht van de voorgaande bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat in zijn geheel niet is gebleken van een tweede andere persoon die over die route achter verdachte zou zijn aangerend.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 132;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 21 januari 2023 tot en met 21 maart 2023 en/
ofin
of omstreeksde periode van 22 april 2023 tot en met 4 juli 2023
, althans in de periode van 21 januari 2023 tot en met 4 juli 2023te Arnhem en/of Doorwerth, gemeente Renkum en/of Wehl, gemeente Doetinchem
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, meermalen
, althans eenmaal,
(telkens
)opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehadeen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
/ofeen hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks22 september 2022 te Arnhem opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer105,36 gram
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne en
/of ongeveer4,34 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendeheroïne, zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks22 september 2022 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar te weten [slachtoffer] (brigadier bij de Politie Eenheid Oost- Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "
let maar op. Ik ga al mijn geld aan jou spenderen. Ik kom er wel achter waar jij woont en dan ga je zien. Ik ben geen kleine jongen, jij gaat zien,jij vieze vuile kankerlijer, kankerhond en kankerwout
. Let maar op, er werken veel mensen voor mij, ik kom er echt wel achter wie jij bent en waar je woont", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, onder oplegging van dadelijk uitvoerbaar te verklaren bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 24 oktober 2023.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest of wordt beperkt tot acht maanden. Daarnaast kan eventueel nog een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met een maximum van zes maanden met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
De raadsman heeft zich verzet tegen dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in de eerste helft van 2023 schuldig gemaakt aan het onder meer in samenwerking met anderen uitkoken, (her)verpakken en dealen van cocaïne en heroïne en op 22 september 2022 aan het vervoeren van cocaïne en heroïne die, gezien de hoeveelheid en de wijze waarop de drugs waren verpakt, voor het dealen op straat waren bestemd. Uit de gegevens die zijn verkregen uit de bij verdachte in beslag genomen telefoons blijkt dat verdachte aan een groot aantal afnemers gedurende langere tijd harddrugs heeft verkocht. Daarmee vervulde verdachte overduidelijk een belangrijke rol in de handel in harddrugs. Bij zijn aanhouding op 22 september 2022 heeft verdachte bovendien een agent beledigd.
Handel in harddrugs dient krachtig bestreden te worden, nu het gebruik daarvan gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers en kan leiden tot verslaving. Het gebruik van en de handel in drugs leiden bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormen zo een bron van overlast voor de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Verdachte heeft daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin, zonder stil te staan bij de nadelige consequenties van zijn gedrag voor anderen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende, uitvoerige uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 december 2023, waaruit blijkt dat verdachte onder meer herhaaldelijk is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en belediging van politieambtenaren.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de reclasseringsrapportage van 24 oktober 2023. Hieruit volgt dat er sprake is van instabiliteit op alle leefgebieden; betrokkene beschikt niet over huisvesting, inkomen uit werk of uitkering, dagbesteding of een steunend sociaal netwerk. Daarnaast is sprake van middelengebruik en er is mogelijk sprake van psychische en/ of LVB problematiek. Betrokkene lijkt echter na vele jaren open te staan voor reclasseringsbegeleiding en behandeling. De reclassering is van mening dat eerst nader diagnostisch onderzoek en intensieve behandeling plaats dient te vinden alvorens het door betrokkene gewilde begeleid wonen een kans van slagen heeft. Langdurige klinische behandeling in een forensisch kader is geïndiceerd. Om het recidiverisico te verminderen adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank neemt deze conclusies van de reclassering over en maakt die tot de hare. Ter terechtzitting heeft verdachte te kennen gegeven dat hij niet langer op dezelfde voet wil doorgaan en uit de drugswereld wil stappen. Hij wil stoppen met blowen, een klinische behandeling ondergaan en meewerken aan alle hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende meer dan drie maar minder dan 6 maanden is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en voor het vervoeren van 100 tot 150 gram harddrugs is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor de bewezenverklaarde feiten uitsluitend een gevangenisstraf passend en geboden. In het licht van de oriëntatiepunten en hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, zal de rechtbank evenwel een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
Alles overziend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd. De bijzondere voorwaarden zullen
nietdadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht is daarvoor immers vereist dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarvan is in het licht van het bewezenverklaarde geen sprake.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de op de beslaglijst vermelde telefoons verbeurd dienen te worden verklaard omdat verdachte die heeft gebruikt bij het plegen van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoons dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de telefoons van het merk Nokia (goednummer [goednummer 1] en het merk Apple (goednummer [goednummer 2] ) verbeurd verklaren, nu deze zijn gebruikt om het onder feit 1 bewezenverklaarde feit te begaan.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht; en
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden;
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk
binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijdzal melden bij GGZ Reclassering Iriszorg en hij zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat nodig acht;
- verdachte zich gedurende de proeftijd laat opnemen in een door het IFZ/ DIZ te bepalen forensische zorginstelling of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de behandelaar dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Indien na het verrichten van het diagnostisch onderzoek een verlenging van de klinische plaatsing noodzakelijk is, verleent verdachte hieraan zijn medewerking. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- verdachte zich tijdens de proeftijd aansluitend aan de klinische behandeling laat behandelen door een nog nader te indiceren polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal verdachte zich,
nadat dit door de rechter is bevolen, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verdachte verblijft in een nog nader te bepalen vorm van begeleid / beschermd wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de telefoon van het merk Nokia (goednummer [goednummer 1] en de telefoon van het merk Apple (goednummer [goednummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van den Toorn (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en
mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie OostNederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [dossiernummer] , gesloten op 6 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 131-132.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, NFiDENT-rapport p. 110-113.
5.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 119.
6.Proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige, rapport DNA-onderzoek p. 126.