ECLI:NL:RBGEL:2024:2882

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
C/05/420491/ HA ZA 23-261
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van ontbonden huwelijksgemeenschap met betrekking tot woning, hypotheekschuld en verzekeringspolis

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de bewindvoerder van een onderbewindgestelde en de gedaagde, die eerder gehuwd was met de onderbewindgestelde. De procedure betreft de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, die onder andere een woning, een hypotheekschuld van € 183.000,00 en een levensverzekering bij Nationale Nederlanden omvat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning, die op dat moment een getaxeerde waarde van € 200.000,00 had, aan de gedaagde zal worden toegedeeld, onder de voorwaarde dat zij de hypotheekschuld op zich neemt en de onderbewindgestelde ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De overwaarde van de woning, die € 17.000,00 bedraagt, zal gelijkelijk worden verdeeld tussen de partijen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van de verdeling door beide partijen gezamenlijk gedragen worden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak volgt op een eerdere echtscheiding en een beschikking tot onderbewindstelling van de onderbewindgestelde.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/420491 / HA ZA 23-261
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
[bewindvoerder],
in hoedanigheid van bewindvoerder van
[onderbewindgestelde],
gevestigd te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de bewindvoerder en/of [onderbewindgestelde] ,
advocaat: mr. D. Kotterman,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C.J. Rouwet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 augustus 2023,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 december 2023,
- de akte met producties 6 en 7 van [gedaagde] ,
- de akte van de bewindvoerder.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[onderbewindgestelde] en [gedaagde] zijn met elkaar gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. Zij hebben samen een thans meerderjarige zoon.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 11 januari 2007 is de echtscheiding tussen [onderbewindgestelde] en [gedaagde] uitgesproken. Deze beschikking is op 30 maart 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 september 2021 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [onderbewindgestelde] tijdelijk onder bewind gesteld tot 8 september 2026 met benoeming van de bewindvoerder tot bewindvoerder.
2.4.
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van [onderbewindgestelde] en [gedaagde] behoort de voormalige echtelijke woning aan de [adres+plaats] (hierna: de woning). Na de echtscheiding is [gedaagde] samen met de zoon in de woning blijven wonen en heeft zij de volledige lasten van de woning betaald.
2.5.
Op de woning rust een hypotheekschuld van € 183.000,00. Aan de hypothecaire lening(en) is een levensverzekering gekoppeld bij Nationale Nederlanden met polisnummer [nummer] op naam van [gedaagde] . De afkoopwaarde daarvan bedroeg op 1 maart 2024 € 28.407,34.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De bewindvoerder vordert - na vermindering van eis - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • primair de woning zal toedelen aan [gedaagde] tegen een door een door partijen gezamenlijk gekozen NVM-makelaar nog vast te stellen waarde, onder de verplichting van [gedaagde] om [onderbewindgestelde] te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypotheekschuld en onder de verplichting van [gedaagde] om de helft van de overwaarde aan de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] te voldoen, alles onder de voorwaarde dat [gedaagde] zorgdraagt voor notariële toedeling van de woning binnen drie maanden na het vonnis,
  • subsidiair, indien [gedaagde] er niet in slaagt de woning binnen drie maanden na het vonnis aan zichzelf te laten toedelen, [gedaagde] zal veroordelen om alle medewerking te verlenen aan een zo spoedig mogelijke verkoop van de woning tegen een door de aan te stellen NWM-makelaar bindend vast te stellen vraagprijs,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht zal verklaren dat in het kader van toedeling van de woning aan haar de waarde van de woning wordt vastgesteld op € 183.000,00,
II. voor recht zal verklaren dat het opgebouwde kapitaal van de verzekering bij Nationale Nederlanden met polisnummer [nummer] uitsluitend aan haar ten goede komt op het moment van verdeling van de woning,
III. zal vaststellen dat:
  • de woning wordt toegedeeld aan haar voor een waarde van € 183.000,00, althans een waarde die de rechtbank redelijk acht nadat eerst een taxatie heeft plaatsgevonden door [bedrijf] te [plaats 2] , onder de voorwaarde dat [onderbewindgestelde] wordt ontslagen uit de hoofdelijkheid van de op de woning rustende hypothecaire lening,
  • zij een termijn krijgt van zes maanden na het vonnis om te onderzoeken of zij de woning en de daarop rustende hypotheekschuld kan overnemen,
  • zij de aan de hypotheek gekoppelde verzekering bij Nationale Nederlanden als enige verzekerde voortzet en het reeds opgebouwde kapitaal aan haar ten goede komt zonder verrekening van de waarde hiervan met [onderbewindgestelde] ,
IV. in geval van verkoop van de woning het verkooptraject zal vaststellen op de door [gedaagde] weergegeven wijze, waarbij indien na verkoop van de woning een overwaarde resteert primair de overwaarde volledig aan haar ten goede komt en subsidiair uit de overwaarde eerst aan haar dient te worden voldaan de waarde van kapitaalverzekering bij Nationale Nederlanden en het bedrag dat daarna resteert gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld, althans een wijze van verdeling van de opbrengst van de woning zal vaststellen die de rechtbank in goede justitie redelijk acht.
3.4.
De bewindvoerder voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Aangezien de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank deze hierna gezamenlijk behandelen.
4.2.
Met de vorderingen in conventie en in reconventie beogen partijen dat de rechtbank de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap gelast (artikel 3:185 BW). Daartoe behoren de woning, de daarop rustende hypothecaire leningen en de waarde van verzekeringspolis bij Nationale Nederlanden. Niet gesteld of gebleken is dat er nog andere dan de hiervoor vermelde vermogensbestanddelen tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap behoren.
4.3.
Partijen zijn het in beginsel erover eens dat de woning aan [gedaagde] kan worden toegedeeld, indien [onderbewindgestelde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire leningen. Partijen zijn het verder erover eens dat de (afkoop)waarde van de verzekeringspolis bij Nationale Nederlanden geheel toekomt aan [gedaagde] zonder verrekening met de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] , omdat [gedaagde] de verschuldigde premie voor deze polis vrijwel geheel uit haar eigen vermogen heeft voldaan.
4.4.
Tussen partijen is de peildatum voor de vaststelling van de waarde van de woning in geschil. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om af te wijken van de hoofdregel dat als peildatum voor de waarde van de woning heeft te gelden de datum van de feitelijke verdeling. Niet is komen vast te staan dat partijen overeenstemming hebben bereikt over het concept echtscheidingsconvenant dat door de toenmalige advocaat in 2007 is opgesteld en aan partijen is toegezonden. Dat [gedaagde] ervan uitging dat de toenmalige advocaat dit verder zou regelen, kan [onderbewindgestelde] niet worden tegengeworpen. Kennelijk hebben [gedaagde] en [onderbewindgestelde] allebei stilgezeten nadat de echtscheiding tussen hen is uitgesproken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de woning tegen de huidige waarde moet worden betrokken in de verdeling.
4.5.
Op de mondelinge behandeling zijn partijen het eens geworden dat de woning zal worden getaxeerd door [bedrijf] . Op gezamenlijk verzoek heeft [bedrijf] de woning op 23 januari 2024 getaxeerd, tegen een per die datum geldende marktwaarde van € 200.000,00. In het taxatierapport van 26 februari 2024 is voor zover van belang het volgende vermeld:
Wat zijn de zwakke punten van de woning?
gedateerd afwerking/achterstallig onderhoud
Wat zijn de kansen op de woningmarkt in de omgeving van deze woning?
Door de woning op te ruimen en het achterstallig onderhoud uit te voeren. Daarnaast kan er nog worden verduurzaamd.
4.6.
[gedaagde] stelt dat zij de woning tegen de getaxeerde waarde van € 200.000,00 kan overnemen. Dat betekent dat er een overwaarde is van € 17.000,00. [gedaagde] meent dat zij dan eerst het opgebouwde kapitaal van de verzekering bij Nationale Nederlanden van € 28.407,34 dient te ontvangen en dat er dan geen restant bedrag ter verdeling tussen partijen overblijft.
4.7.
De bewindvoerder meent dat de taxatie van de woning negatief is beïnvloed door handelen dan wel nalaten van [gedaagde] en dat daarom niet van de getaxeerde waarde van € 200.000,00 moet worden uitgegaan. Aangezien [onderbewindgestelde] de woning in 2007 in goede staat heeft achtergelaten en [gedaagde] vanaf die tijd in de woning heeft gewoond is [gedaagde] volgens de bewindvoerder verantwoordelijk voor de huidige onopgeruimde staat van de woning, waarbij sprake is van achterstallig onderhoud. Indien [gedaagde] de woning wel had onderhouden en opgeruimd voorafgaand aan de taxatie, dan zou deze zijn getaxeerd op een waarde van minimaal € 225.000,00. Tegen deze waarde dient de woning dan ook te worden betrokken in de verdeling, waarbij de waarde van de verzekeringspolis buiten beschouwing dient te blijven nu deze geheel aan [gedaagde] toekomt, aldus de bewindvoerder.
4.8.
De rechtbank zal de waarde van de woning conform het taxatierapport vaststellen op € 200.000,00. Uit het taxatierapport volgt dat er sprake is van gedateerde afwerking/achterstallig onderhoud van de woning. Daarin is niet gespecificeerd waaruit het achterstallig onderhoud bestaat en dat is ook niet zichtbaar op de bij het taxatierapport behorende foto’s. Op die foto’s is slechts te zien dat de achtertuin, een slaapkamer, een ruimte waarin de cv-ketel staat en de meterkast rommelig en niet opgeruimd zijn
.De passage op pagina 4 van het taxatierapport, die door de bewindvoerder in haar akte is aangehaald, beschrijft niet de staat van de woning van [onderbewindgestelde] en [gedaagde] , maar geeft een algemene beschrijving van aspecten waarop bij de taxatie wordt gelet. Daaruit kan dus
niet de mate van achterstallig onderhoud worden afgeleid. Nu niet duidelijk is waarop het achterstallig onderhoud van de woning ziet, kan niet worden geoordeeld dat dat achterstallig onderhoud door toedoen van [gedaagde] is ontstaan en voor rekening van alleen [gedaagde] komt. Verder is niet onderbouwd dat het feit dat de woning en de tuin ten tijde van de taxatie niet geheel opgeruimd waren een waarde drukkend effect van € 25.000,00 zou hebben. De rechtbank acht dat op voorhand niet aannemelijk. De rechtbank gaat in zoverre dan ook aan de stelling van de bewindvoerder voorbij.
4.9.
Aangezien [gedaagde] zonder voorbehoud heeft gesteld dat zij de woning tegen een waarde van € 200.000,00 kan overnemen, zal de rechtbank gelasten dat de woning tegen die waarde aan haar wordt toegedeeld op de hierna te melden wijze. De rechtbank zal, anders dan [gedaagde] betoogt, bepalen dat de overwaarde van de woning bij helfte dient te worden verdeeld. Nu partijen het erover eens zijn dat de waarde van de verzekeringspolis geheel aan [gedaagde] toekomt, zal deze aan haar worden toegedeeld en behoeft deze niet eerst in mindering te worden gebracht op de overwaarde.
4.10.
De rechtbank zal daarom de wijze van verdeling van ontbonden huwelijksgoederengemeenschap als volgt gelasten. De woning zal worden toegedeeld aan [gedaagde] tegen een waarde van € 200.000,00, onder de voorwaarden dat zij de daarop rustende hypothecaire leningen van in totaal € 183.000,00 als eigen schuld op zich zal nemen en zij ervoor zal zorgdragen dat [onderbewindgestelde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid daarvan. De overwaarde van de woning van € 17.000,00 zal tussen de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] en [gedaagde] bij helfte worden gedeeld. De waarde van de aan de hypothecaire geldleningen gekoppelde verzekeringspolis bij Nationale Nederlanden met polisnummer [nummer] wordt geheel aan [gedaagde] toegedeeld, zonder verdere verrekening met de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] . De met deze verdeling gemoeide kosten worden door de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] en [gedaagde] ieder voor de helft gedragen.
4.11.
Gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] en [onderbewindgestelde] met elkaar gehuwd zijn geweest en het geschil uit die relatie voortvloeit, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
gelast de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgoederengemeenschap - bestaande uit de woning, de daarop rustende hypothecaire leningen en de waarde van de verzekeringspolis - zoals overwogen in rov. 4.10.,
5.2.
bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.
592