In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 13 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de gemeente Barneveld. De eiser, voormalig echtgenoot van [naam 1], vorderde op basis van artikel 843a Rv de gemeente te veroordelen tot afgifte van financiële gegevens van [naam 1] over het jaar 2022. De eiser stelde dat hij een rechtmatig en spoedeisend belang had bij deze gegevens, omdat hij meende dat de door [naam 1] overgelegde jaaropgave onjuist was en dit invloed had op de vastgestelde kinderalimentatie. De gemeente verweerde zich tegen de vordering en stelde dat de eiser niet voldeed aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 843a Rv, waaronder het ontbreken van een rechtmatig belang en spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn vorderingen en dat hij in dit kort geding niet had aangetoond dat er sprake was van een onjuiste jaaropgave. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 1.973,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing bij vorderingen in kort geding en de strikte eisen die aan het rechtmatig en spoedeisend belang worden gesteld.