ECLI:NL:RBGEL:2024:2867

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
426753
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot rekening en verantwoording door executeur en gevolmachtigde in erfrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 15 mei 2024, zijn de kinderen van de overleden moeder, [naam 1], in een erfrechtelijke procedure verwikkeld met [gedaagde], die als executeur en gevolmachtigde heeft gefungeerd. De kinderen, aangeduid als [gezamenlijke eisers], vorderen inzage in de financiële gegevens en een gedetailleerde rekening en verantwoording van het beheer van de nalatenschap door [gedaagde]. De moeder overleed op 18 maart 2020, en [gedaagde] had haar gevolmachtigd om haar belangen te behartigen vanaf 13 oktober 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] verplicht is om rekening en verantwoording af te leggen over haar beheer van de financiën van de moeder, zowel als gevolmachtigde gedurende haar leven als als executeur na haar overlijden. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] niet verplicht is om aanvullende stukken te verstrekken, maar dat zij wel moet onderbouwen met bewijsstukken zoals bankafschriften. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een executeur en gevolmachtigde in het kader van het erfrecht en de noodzaak om transparant te zijn naar de erfgenamen toe.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/426753 / HZ ZA 23-329
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] en

2.
[eiser 2],
beiden te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. S.H.J. Buitenkamp te Epe,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. G.C. Haulussy te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 februari 2024
- de mondelinge behandeling van 3 april 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de kinderen van [naam 1] , overleden op [datum] , en [naam 2] , (hierna ook moeder of erflaatster).
2.2.
Moeder heeft op 3 september 2003 haar laatste wil in een testament laten vastleggen door notaris M.D. Gillen te Nunspeet. Op grond van dit testament zijn haar drie kinderen erfgenaam, ieder voor een derde deel. [gedaagde] is door moeder tot executeur benoemd.
2.3.
Op 13 oktober 2009 heeft moeder met een door notaris Gillen opgemaakte akte [gedaagde] gevolmachtigd om haar in alle opzichten te vertegenwoordigen en haar rechten en belangen waar te nemen en uit te oefenen.
2.4.
In september 2009 is bij moeder Alzheimer vastgesteld. In oktober 2009 werd geconstateerd dat zij leed aan matig gevorderde tot gevorderde dementie. Omdat zij psychisch achteruitging, is zij in januari 2010 met spoed opgenomen in een verzorgingshuis in Leusden. Vanaf april 2010 woonde zij op een gesloten afdeling van een verpleeghuis in Elburg.
2.5.
[gedaagde] heeft in januari 2011 de woning van moeder te koop aangeboden en op 5 augustus 2013 verkocht voor € 142.000,00. Het na aftrek van lasten en kosten resterende bedrag van afgerond € 138.916,00 heeft [gedaagde] belegd via de onderneming Bieseloo Holding B.V. van haar echtgenoot [naam 3] bij het op de Maagdeneilanden gevestigde bedrijf Mabkon Intertrade Ltd.
2.6.
Moeder is op 18 maart 2020 in Elburg overleden. [gedaagde] heeft de nalatenschap van moeder zuiver aanvaard, [gezamenlijke eisers] hebben beneficiair aanvaard.

3.Het geschil

3.1.
[gezamenlijke eisers] vorderen na wijzigingen van eis, samengevat, dat [gedaagde]
Inzage geeft in de gegevens die zij onder zich heeft en nodig zijn om hun erfrechtelijke aanspraken vast te kunnen stellen en deze overlegt en
rekening en verantwoording aflegt over het beheer dat zij gevoerd heeft over de financiën en het vermogen van erflaatster
a. als haar gevolmachtigde in de periode tussen de afgifte van de volmacht op 13 oktober 2009 tot moeders overlijden op 18 maart 2020 en
b. als executeur vanaf het overlijden van erflaatster tot 17 december 2021, de datum waarop de nalatenschap beneficiair is aanvaard.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] met hun veroordeling in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de mondelinge behandeling van deze zaak hebben partijen een regeling getroffen over onder meer betaling door [gedaagde] , haar echtgenoot en/of diens vennootschap van een bedrag van € 225.000,00 op de rekening van de nog te benoemen vereffenaar dan wel op de derdengeldenrekening van Het Notarieel B.V. te Epe. Naar aanleiding van deze regeling vorderen [gezamenlijke eisers] niet langer dat [gedaagde] veroordeeld wordt dit bedrag aan de nalatenschap te betalen en hebben hun vordering daartoe ingetrokken.
4.2.
Daardoor zijn overgebleven de vraag of [gedaagde] aan haar broer en zuster de door hen genoemde stukken moet verstrekken en de vraag of zij rekening en verantwoording moet afleggen over het beheer dat zij gevoerd heeft over de financiën van hun moeder.
[gedaagde] zal veroordeeld worden rekening en verantwoording af te leggen over haar beheer als gevolmachtigde over de periode dat moeder nog leefde en als executeur na moeders overlijden. Zij zal niet daarnaast nog worden veroordeeld om aan [gezamenlijke eisers] stukken af te geven of daarin inzage te geven. De volgende overwegingen hebben tot deze beslissingen geleid.
1.
De vordering inzage te geven in gegevens en deze te overleggen.
4.3.
De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde] haar rekening en verantwoording zoveel mogelijk zal onderbouwen met bewijsstukken zoals bankafschriften. Bij de mondelinge behandeling heeft zij ook toegezegd bankafschriften van de rekening van moeder op te vragen en kopieën daarvan aan [gezamenlijke eisers] te verstrekken.
4.4.
Voor de verschillende stukken waarvan [gezamenlijke eisers] afgifte vorderen of waarin zij inzage willen, geldt daarnaast nog het volgende.
Omdat geen boedelbeschrijving is opgemaakt, kan deze niet verstrekt worden. [gedaagde] is sinds 17 december 2021, de datum van de beneficiaire aanvaarding door [gezamenlijke eisers] , geen executeur meer en daarom ook niet meer als executeur gehouden een boedelbeschrijving op te stellen.
[gedaagde] heeft toegezegd de bankafschriften van de en/of-rekening eindigend op 112 op te vragen en aan [gezamenlijke eisers] te verstrekken. Over de rekening eindigend op 480 hebben [gezamenlijke eisers] aangevoerd dat zij een afschrift van deze rekening hebben ontvangen tot 2022. Zij beschikken dus over de gevraagde gegevens.
In haar rekening en verantwoording dient [gedaagde] onder meer duidelijkheid te verschaffen over het feit dat deze laatste rekening na 2018 niet meer voorkomt in de belastingaangiftes van moeder. Dat op deze rekening nog een substantieel bedrag stond, blijkt overigens niet uit de belastingaangiftes.
Wim heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat hij inmiddels bankafschriften over de periode van 2005 tot 2010 heeft gekregen. Gevorderd worden nog de afschriften tot zeven jaar voor het overlijden van erflaatster, dus vanaf 2013.
Omdat de bankafschriften maar tot zeven jaar terug kunnen worden opgevraagd, zullen van de periode voor het overlijden van moeder op dit moment alleen nog over de jaren 2017 tot 2020 bankafschriften beschikbaar zijn. De toezegging van [gedaagde] bankafschriften op te vragen, geldt ook voor deze afschriften.
Kopieën van de aangiftes IB belasting over de jaren 2013 tot en met 2020 zijn in het geding gebracht. Dat de aanslagen afwijken van de aangiftes is niet gebleken. Bij inzage in de belastingaanslagen bestaat daarom geen belang meer.
Omdat geen aangifte erfbelasting is gedaan, kan deze niet worden afgegeven of ingezien.
Een taxatierapport van de roerende zaken is niet voorhanden, omdat inboedel, sieraden en andere zaken van erflaatster niet zijn getaxeerd. Daarvoor bestond en bestaat geen aanleiding, aldus [gedaagde] . Zij kan daarin gevolgd worden, omdat niet is gebleken dat erflaatster inboedel of sieraden van enige waarde bezat.
Na betwisting is niet komen vast te staan dat erflaatster voor haar overlijden giften heeft gedaan. Een overzicht van de door haar bij leven gedane giften kan daarom niet gegeven worden.
Aangenomen wordt dat [gezamenlijke eisers] inmiddels bekend zijn met alle tot de nalatenschap van erflaatster behorende vermogensbestanddelen, waaronder de lening aan [naam 3] en de belegde gelden. Bij inzage in of afgifte van een overzicht daarvan naast de door [gedaagde] af te leggen rekening en verantwoording hebben zij dan ook geen belang meer.
[gedaagde] kan niet veroordeeld worden inzage te geven in het taxatierapport van de in 2013 verkochte woning van erflaatster, omdat de woning toen niet is getaxeerd.
[gezamenlijke eisers] hebben de nota van afrekening van de notaris van 5 augustus 2013 in het geding gebracht. Dat zij daarnaast ook nog belang hebben bij verstrekking van onder meer de koopovereenkomst is niet gebleken.
Na betwisting door [gedaagde] is niet gebleken dat de afspraken over de lening van erflaatster aan [naam 3] van € 45.000,00 schriftelijk zijn vastgelegd. Inzage in een leningsovereenkomst kan dan ook niet worden gegeven. Van andere uitgeleende gelden is niet gebleken.
[gedaagde] heeft toegezegd de investeringsovereenkomst en de correspondentie met Mabkom aan [gezamenlijke eisers] te verstrekken. Zij is in ieder geval daartoe gehouden in verband met haar verplichting rekening en verantwoording af te leggen.
2.
De vordering rekening en verantwoording af te leggen.
4.5.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat zij als gevolmachtigde over de periode voor het overlijden van moeder en als executeur over de periode tot 17 december 2021 aan [gezamenlijke eisers] rekening en verantwoording moet afleggen over haar beheer over de financiën van moeder en de nalatenschap. Haar verweer dat haar broer en zus alles al weten, houdt geen stand. Gebleken is dat [gezamenlijke eisers] nog veel vragen hebben over onder meer de belegging die [gedaagde] heeft gedaan met de verkoopopbrengst van de woning van moeder en de door moeder aan de echtgenoot van [gedaagde] verstrekte lening.
[gedaagde] moet als gevolmachtigde in ieder geval rekening en verantwoording afleggen over financiële handelingen die vanwege aard en/of omvang niet passen binnen het normale uitgavenpatroon van moeder/erflaatster.
Bij de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat zij de administratie van erflaatster heeft gedaan zoals zij dat altijd deed en dat zij van de boekhouder daarover nooit opmerkingen heeft gehad. De rechtbank leidt hieruit af dat van de inkomsten en uitgaven van erflaatster een administratie is bijgehouden aan de hand waarvan [gedaagde] rekening en verantwoording zou kunnen afleggen. Zoals hiervoor al overwogen, moet die rekening en verantwoording zoveel mogelijk onderbouwd worden met stukken, waaronder bankafschriften. Omdat geld van moeder is belegd en uitgeleend, moeten ook de bestaande stukken hierover verstrekt worden.
Als executeur dient [gedaagde] rekening en verantwoording af te leggen over de behoorlijkheid van het door haar gevoerde vermogensrechtelijk beleid over de nalatenschap (artikel 4:151 BW). Ook hiervoor geldt dat deze rekening en verantwoording zoveel mogelijk met onderbouwing dient te geschieden.
4.6.
[gedaagde] zal veroordeeld worden rekening en verantwoording af te leggen over haar beheer in de periode vanaf 1 januari 2011 tot 18 maart 2020 (als gevolmachtigde) en vanaf 18 maart 2020 tot en met 17 december 2021 (als executeur). De rechtbank bepaalt de ingangsdatum op 1 januari 2011, omdat [gezamenlijke eisers] inmiddels kennis hebben kunnen nemen van de bij- en afboekingen van de bankrekening(en) van moeder tot en met 2010 en die kennisneming kennelijk geen aanleiding was voor op- en aanmerkingen. Aangenomen wordt dan ook dat in 2011 de eerste uitzonderlijke transactie, de lening aan [naam 3] , is geweest. De rechtbank acht een termijn van zes maanden redelijk voor het opstellen van een deugdelijke rekening en verantwoording. Aan de veroordeling zal nu geen dwangsom verbonden worden. Zou [gedaagde] echter in gebreke blijven met het afleggen van tijdige of deugdelijke rekening en verantwoording, dan kunnen [gezamenlijke eisers] vorderen dat aan deze veroordeling alsnog een dwangsom wordt verbonden.
4.7.
De kosten van deze procedure zullen tussen partijen gecompenseerd worden, waardoor zij ieder de eigen kosten dragen. Zowel de familierelatie tussen partijen en als de uitkomst van de procedure zijn daarvoor aanleiding.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zes maanden na het wijzen van dit vonnis aan [gezamenlijke eisers] rekening en verantwoording af te leggen over het beheer dat zij gevoerd heeft over de financiën en het vermogen van erflaatster
- als gevolmachtigde van erflaatster over de periode tussen 1 januari 2011 en 18 maart 2020 en
- als executeur van de nalatenschap over de periode vanaf 18 maart 2020 tot en met 17 december 2021,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure zodat partijen ieder de eigen kosten dragen,
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.1. uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
Ap/ms