ECLI:NL:RBGEL:2024:2840

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
C/05/433138/ KZ ZA 24-39
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over fosfaatrechten en dwangsommen in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen een eiser en meerdere gedaagden, hier gezamenlijk aangeduid als de 'gezamenlijke eisers'. De eiser had een geschil met de gezamenlijke eisers over de overdracht van fosfaatrechten, die voortvloeide uit een eerder arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 oktober 2023. In dat arrest was de eiser veroordeeld tot de overdracht van 500 kg fosfaatrechten aan de gezamenlijke eisers, met een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke bleef. De eiser stelde dat de betekening van het arrest nietig was, omdat het exploot geen datum bevatte, en vorderde dat de voorzieningenrechter de gezamenlijke eisers zou veroordelen tot het staken van de executie van het arrest en de dwangsommen.

Tijdens de zitting op 4 april 2024 werd vastgesteld dat de eiser inderdaad geen dwangsommen had verbeurd, omdat het exploot niet voldeed aan de vereisten van de artikelen 45 en 66 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser onredelijk benadeeld was door het ontbreken van een datum op het exploot, wat essentieel is voor de berekening van de dwangsommen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eiser inmiddels had voldaan aan de veroordeling door de fosfaatrechten over te dragen, en dat de gezamenlijke eisers in het ongelijk waren gesteld.

De voorzieningenrechter heeft de gezamenlijke eisers veroordeeld tot het staken van de executie van het arrest en hen in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.740,97. Dit vonnis is uitgesproken op 14 mei 2024 door mr. K.H.A. Heenk.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/433138 / KZ ZA 24-39
Vonnis in kort geding van 14 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. W. Hogenkamp,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. T.A. Timmermans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de aanvullende productie 9 van [eiser]
- de producties 1 en 2 van [gezamenlijke eisers]
- de mondelinge behandeling van 4 april 2024
- de pleitnotities van [eiser]
- de pleitnota van [gezamenlijke eisers]

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gezamenlijke eisers] hebben een geschil met elkaar gehad ter zake het in en uitscharen van melkvee en de daaraan gekoppelde fosfaatrechten. Bij arrest van 3 oktober 2023 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het arrest) is [eiser] veroordeeld tot overdracht aan [gezamenlijke eisers] van 500 kg fosfaatrechten. De voor dit geding relevante beslissing luidt als volgt:

veroordeelt [eiser] om binnen één maand dagen na betekening van dit arrest 500 kilogram aan fosfaatrechten, op zijn kosten over te dragen op naam van [gezamenlijke eisers] . door alle vereiste handelingen daartoe te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat hij nalaat daaraan te voldoen, met een maximum van € 100.000,-:”
2.2.
[gezamenlijke eisers] heeft het arrest in oktober 2023 betekend aan [eiser] .
2.3.
Op of omstreeks 30 oktober 2023 heeft [eiser] 206,5 kg fosfaatrechten aan [gezamenlijke eisers] overgedragen. Daarnaast heeft [eiser] 293,5 kg fosfaatrechten aan [gezamenlijke eisers] aangeboden die [gezamenlijke eisers] vanaf 2024 kon gebruiken.
2.4.
[gezamenlijke eisers] heeft op 22 december 2023 een deurwaardersexploot betekend aan [eiser] waarin hij aanspraak maakt op verbeurde dwangsommen tot een bedrag van € 34.000,00.
2.5.
Na aanhouding van deze zaak na de zitting van 4 april 2024 zijn de laatste 293,5 kg fosfaatrechten door [eiser] aan [gezamenlijke eisers] overgedragen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gezamenlijke eisers] veroordeelt tot het staken en gestaakt houden van de executie van het arrest d.d. 3 oktober 2023, voor zover betrekking hebbend op het innen van dwangsommen, met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Het exploot waarin het arrest van 3 oktober 2023 aan [eiser] is betekend en waarin bevel is gedaan om de veroordeling na te komen is ongedateerd. Dit betekent dat het exploot op grond van artikel 45 lid 2 jo. 66 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) nietig is. [eiser] heeft daarom geen dwangsommen verbeurd. Daarnaast heeft [eiser] voldaan aan de veroordeling met het aanbieden van de 293,5 kg fosfaatrechten. Fosfaatrechten zijn immers fosfaatrechten. In de veroordeling is niet gespecificeerd om wat voor een fosfaatrechten het moet gaan. Het is daarom aan de weigering van [gezamenlijke eisers] te wijten dat [eiser] het arrest niet kon nakomen. De dwangsommen moeten daarom subsidiair worden gematigd naar nihil.
3.3.
[gezamenlijke eisers] voert verweer. [gezamenlijke eisers] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gezamenlijke eisers] voert het volgende aan. In het exploot dat in bezit is van [gezamenlijke eisers] is wel een datum opgenomen, namelijk 17 oktober 2023. [eiser] heeft ook kennis genomen van het arrest, hij heeft het arrest immers ingebracht in deze procedure. [eiser] is niet benadeeld indien blijkt dat het exploot in zijn bezit ongedateerd is. [eiser] was bekend met het arrest en betekening heeft plaatsgevonden. [eiser] betwist niet de juistheid van het deurwaardersexploot van 22 december 2023. [eiser] heeft hiertegen ook geen protest aangetekend. [eiser] betwist alleen dat hij dwangsommen verschuldigd is, hiermee erkent [eiser] dat de termijn voor nakoming van het arrest is gaan lopen. [eiser] heeft zich pas bij dagvaarding in dit kort geding beroepen op de nietigheid van het betekeningsexploot. [eiser] heeft niet voldaan aan het arrest. De eerste 206,5 kg fosfaatrechten is binnen 9 minuten overgedragen aan [gezamenlijke eisers] [eiser] heeft een voorstel gedaan voor de overige fosfaatrechten dat [gezamenlijke eisers] niet kon aanvaarden omdat daarmee niet aan het arrest werd voldaan. De door [eiser] aangeboden fosfaatrechten waren in 2023 niet bruikbaar.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vordering.
het betekeningsexploot is nietig
4.3.
Ter zitting heeft [eiser] het originele afschrift van het betekeningsexploot dat aan hem is betekend getoond aan de voorzieningenrechter en [gezamenlijke eisers] In dit exploot is geen datum opgenomen noch is een datum weggelakt. De voorzieningenrechter constateert daarom dat het afschrift van [eiser] van het betekeningsexploot geen datum bevat.
4.4.
Op grond van artikel 45 lid 3 Rv dient een exploot ten minste de datum van betekening te bevatten. Op grond van artikel 46 lid 2 Rv geldt voor degene voor wie het exploot is bestemd, het afschrift als het oorspronkelijke exploot. Op grond van artikel 66 lid 1 Rv brengt niet naleving van onder andere de artikelen 45 Rv en 46 Rv slechts nietigheid mee voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is [eiser] onredelijk benadeeld doordat het exploot geen datum bevat. [eiser] was weliswaar van het arrest op de hoogte en [eiser] betwist ook niet dat het exploot op of omstreeks 17 oktober 2023 aan hem is betekend. De datum van betekening is echter met name ten aanzien van de start van het verbeuren van dwangsommen van essentieel belang voor de veroordeelde partij. Op grond van artikel 611a lid 3 Rv kan een dwangsom niet worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarin zij is vastgesteld. Dit is ook opgenomen in de beslissing in het arrest zelf, waarin [eiser] binnen één maand
na betekening vanhet arrest de fosfaatrechten moet overdragen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per
dag dat hij nalaat daaraan te voldoen. Voor de vraag vanaf welke dag [eiser] een dwangsom verbeurt, is de dag van betekening van het exploot bepalend. Daarnaast is de exacte dagbepaling eveneens van belang voor de vraag wanneer een dwangsom verjaart (artikel 611g Rv) en voor de vraag of het exploot niet op een niet toegestaan moment is betekend (artikel 64 Rv). Gezien voornoemd belang van de dag van betekening, kan niet worden volstaan met het achteraf bepalen van een moment dat [eiser] onbetwist bekend was met de betekening.
4.6.
De aanzegging van de dwangsommen geldt niet als betekening van het arrest. Door de aanzegging van de dwangsommen is [eiser] daarom evenmin dwangsommen gaan verbeuren. Voorgaande in acht genomen is de betekening nietig en heeft [eiser] geen dwangsommen verbeurd. Aangezien [eiser] inmiddels onbetwist aan de veroordeling tot overdracht van de fosfaatrechten heeft voldaan en tussentijds geen betekening van het arrest heeft plaatsgevonden, is voldoende aannemelijk dat [eiser] geen dwangsommen meer gaat verbeuren. De vorderingen worden daarom toegewezen.
4.7.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter ten aanzien van het subsidiaire verweer op dat [eiser] niet aan het arrest voldeed door het aanbieden van fosfaatrechten in 2023 die pas in 2024 gebruikt konden worden door [gezamenlijke eisers] Uitleg van het arrest brengt mee dat [eiser] bruikbare fosfaatrechten moest overdragen. Het betrof immers fosfaatrechten ter vervanging van aan [eiser] per 1 januari 2018 toebedeelde fosfaatrechten, zijnde bruikbare fosfaatrechten. De stelling dat de fosfaatrechten binnen enkele weken bruikbaar waren, leidt niet tot een ander oordeel. [eiser] moest binnen een maand aan het arrest voldoen en de fosfaatrechten waren binnen die termijn niet bruikbaar. De aangeboden fosfaatrechten voldeden daarom in ieder geval niet tot 1 januari 2024.
4.8.
[gezamenlijke eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.740,97

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] tot het staken en gestaakt houden van de executie van het arrest d.d. 3 oktober 2023, voor zover betrekking hebbend op het innen van dwangsommen,
5.2.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] in de proceskosten van € 1.740,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gezamenlijke eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.
LS/KH