ECLI:NL:RBGEL:2024:2831

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
05.336749.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een kind door de stiefvader met een taakstraf als gevolg

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn zesjarige stiefzoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 september 2023 in [woonplaats 2] zijn stiefzoon heeft mishandeld door hem krachtig op de wang te slaan, hem bij de pols vast te pakken en hem op de trap te duwen. De mishandeling vond plaats in de context van de zorg en opvoeding van het kind, wat de ernst van het feit vergroot. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent was, als betrouwbaar beoordeeld. Daarnaast werd de verklaring van het slachtoffer ondersteund door getuigenissen van derden en forensisch bewijs dat letsel bevestigde dat overeenkwam met de beschrijving van de mishandeling. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en gezinsomstandigheden, maar benadrukte ook de impact van de mishandeling op het slachtoffer en de noodzaak om de veiligheid van het kind te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/336749-23
Datum uitspraak : 14 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] [woonplaats 1] .
Raadsvrouw: mr. E.A.M.J. Heffels, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [woonplaats 2]
een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer]
[slachtoffer] ( geboren [geboortedag 2] 2017 ),
heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] (krachtig) op/tegen de wang,
althans in/tegen het gezicht te slaan en/of (vervolgens)
om/bij de pols/arm vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens)
mee te trekken en/of (vervolgens)
op/tegen de trap en/of trapleuning (naar de bovenetage) te duwen/drukken en/of
te gooien.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie is de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en wordt deze voldoende ondersteund door ander bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Volgens de raadsvrouw is de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar en is er voorts niet voldoende ander bewijs dat zijn verklaring ondersteunt.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is de geregistreerd partner van de moeder van [slachtoffer] en woont met hen samen in hun woning in [woonplaats 2] . Verdachte is de stiefvader van [slachtoffer] . [2] [slachtoffer] is geboren op [geboortedag 2] 2017 . [3]
[slachtoffer] heeft tijdens een studioverhoor bij de politie het volgende verklaard (V = vragen door verhoorder, A = antwoorden van [slachtoffer] ):

V. Vertel me eens alles wat er is gebeurd met [verdachte] ?
A: Omdat hij mij heeft geslagen en mij heeft naar boven gegooid. Hij heeft mij in de woonkamer geslagen en mij boven op de gang op de overloop gegooid. [verdachte] stond toen op de trap. Mijn bril was toen door de kamer gevlogen. Mama zei dat ik rustig moest ademhalen en dat lukte niet. Ik had ook heel veel pijn.
(…)
V. Is dit 1 keer gebeurt of meerdere keren gebeurt dat [verdachte] jou sloeg?
A: 1 keer gebeurt.
V: Waar was dat gebeurt?
A: In de woonkamer.
(…)
V: Wat was de reden dat [verdachte] jou sloeg?
A: De hond had mijn spullen gepakt en [verdachte] zei dat ik hem een schop had gegeven, maar dat is niet zo. Toen werd ik geslagen door [verdachte] . Mijn mama heet [betrokkene] .
V: Waarmee sloeg [verdachte] jou?
A: Met de hand.
V: Hoe was die hand?
A: Zo plat als papier en toen had hij mij zo op de trap gegooid. En dat ding van mijn bril kwam hard tegen mijn oor.
(…)
V: Waar was jij precies in de woonkamer?
A: Bij de kast waar het stopcontact zit, daar werd ik geslagen.
V: En je vertelde over de trap en de overloop. Hoe ging dat?
A: Dat ging ook wel heel erg veel pijn doen. Hij heeft mij gepakt bij mijn armen en mij daarheen gebracht en op de trap gegooid.
V: Hoe pakte hij jou vast?
A: Hij pakte mij bij mijn pols en dat deed ook pijn. Want hij deed ook een beetje knijpen, maar niet zo heel hard knijpen.
(…)
V: Hoe kwam je in de gang?
A: Door [verdachte] . Hij heeft mij gepakt, geslagen en bij mijn pols gepakt en toen naar de gang. [4]
De [getuige] haalde vrijdag
(rechtbank: 29 september 2023)zijn zoontje en [slachtoffer] van school. Bij het uit de auto stappen zag [getuige] op de rechterwang van [slachtoffer] een blauwe/rode plek. [getuige] vroeg wat hij met zijn gezicht had gedaan, waarna [slachtoffer] naar hem toekwam en hem in de armen viel. Toen [slachtoffer] op de bank zat, zag [getuige] dat zijn lip begon te trillen en dat [slachtoffer] begon te huilen. [getuige] zag dat [slachtoffer] intens verdrietig was. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] boos op hem was geworden omdat hij hem had willen helpen met de hond en dat was niet goed. [verdachte] had hem geslagen en tegen de trap geduwd of van de trap geduwd. [5]
[slachtoffer]
(rechtbank: de vader van [slachtoffer] )haalde [slachtoffer] op bij [getuige] en zag bij [slachtoffer] ter hoogte van het jukbeen een rode plek en blauwe plekken op en achter het linkeroor. Thuis vertelde [slachtoffer] dat hij zijn spullen niet goed had opgeruimd, dat de hond die te pakken kreeg en [slachtoffer] de spullen van de hond wilde afpakken. Hierop gaf [verdachte] hem een klap in zijn gezicht en gooide hem op de trap. [slachtoffer] zag dat [slachtoffer] het moeilijk vond om dit te vertellen en zag het verdriet in zijn ogen. [slachtoffer] vroeg of hij zeker wist dat hij die klap had gekregen. [slachtoffer] wist zeker dat hij één klap had gekregen en dat hij vervolgens naar boven is getild en op de overloop is gegooid. Dit vond plaats op 28 september 2023 in [woonplaats 2] . [6]
[slachtoffer] is op 2 oktober 2023 door een forensisch arts onderzocht. Uit het rapport Forensisch Medische Expertise Kindermishandeling blijkt onder meer dat het volgende letsel bij hem is vastgesteld:
- op de rechterwang bevindt zich een hoekige rode huidverkleuring met centraal een hoekige bleke uitsparing. Hieronder bevindt zich, in lijn van de onderkaak, een rode huidverkleuring met centraal een hoekige bleke uitsparing (letsel 2);
- achter het rechter oor bevindt zich een roodblauwe huidverkleuring met onderliggende ovale zwelling (letsel 3);
- op de linker oorschelp, aan de voorzijde, bevinden zich meerdere grillige blauwpaarse ronde huidverkleuringen (letsel 4); en
- op de achterzijde van de linker oorschelp en achter het linker oor bevinden zich vele puntvormige tot ovale rood-paarse huidverkleuringen. Onder het linker oor bevindt zich een lijnvormige paars-rode huidverkleuring verlopend in een gebogen lijn doorlopend tot achter het oor (letsel 5).
Letsel 2 tot en met 5 zijn bloeduitstortingen en letsel 3 heeft een onderliggende zwelling. Bloeduitstortingen en zwellingen ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen, samendrukken of stoten. Letsel 2 en 5 tonen een patroon, tramline bruising. Tramline bruises kunnen bijvoorbeeld ontstaan na contact tussen de huid en een langwerpig plat of buisvormig voorwerp, zoals een staaf, een stok, een riem of een hand. In de Richtlijn Blauwe plekken bij kinderen van de NVK zijn bloeduitstortingen geclassificeerd als sterk verdacht voor toegebracht, verhoogd verdacht voor toegebracht en meest voorkomend bij accidenteel letsel. Letsel 3, 4 en 5 bevinden zich op locaties sterk verdacht voor toegebracht letsel. Letsel 2, op de rechter wang, wordt in de richtlijn geclassificeerd als verhoogd verdacht. Dit letsel toont echter een tramline patroon waardoor het ophoogt naar sterk verdacht voor toegebracht letsel. [7]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] en de hond achter elkaar aanzaten en [slachtoffer] niet naar hem luisterde toen hij zei dat ze moesten stoppen. Omdat [slachtoffer] niet luisterde moest hij op de trap zitten voor straf. Ook daar luisterde [slachtoffer] niet naar. Hij heeft [slachtoffer] toen bij de hand gepakt en op de trap gezet. [8] Verdachte ontkent de ten laste gelegde geweldshandelingen te hebben gepleegd. Het letsel bij [slachtoffer] is volgens hem ontstaan doordat [slachtoffer] op de trap is gevallen toen hij boos naar boven wilde rennen.
Gelet op het gevoerde betrouwbaarheidsverweer moet de rechtbank allereerst de vraag beantwoorden of de verklaring van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar is om te kunnen gebruiken voor het bewijs.
[slachtoffer] heeft, mede in aanmerking nemende zijn jeugdige leeftijd, authentiek en gedetailleerd verklaard. [slachtoffer] heeft immers niet alleen verklaard dat hij door verdachte is geslagen, bij zijn pols en armen is gepakt en op de trap is gegooid, maar ook waar in de woning dit achtereenvolgens heeft plaatsgevonden, wat tegen hem is gezegd en hoe de hand van verdachte eruit zag op het moment dat hij werd geslagen. Ook heeft [slachtoffer] concreet verklaard over wat de aanleiding is geweest voor dit alles. Dit alles maakt de verklaring van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar. Gelet hierop neemt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] dan ook tot uitgangspunt.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Nadat [getuige] , de vader van het vriendje waar [slachtoffer] na school ging spelen, het letsel op zijn gezicht ter sprake bracht, viel [slachtoffer] hem in de armen. Daarna vertelde [slachtoffer] dat hij door verdachte is geslagen en op of van de trap geduwd en zag [getuige] dat [slachtoffer] daarbij moest huilen en intens verdrietig was. Toen [slachtoffer] later door [slachtoffer] , zijn vader, werd opgehaald, vertelde [slachtoffer] ook aan zijn vader wat er is gebeurd. [slachtoffer] zag daarbij het verdriet in de ogen van [slachtoffer] en dat [slachtoffer] het moeilijk vond om te vertellen. Mede gelet op zijn jeugdige leeftijd passen de emoties die [slachtoffer] een dag later op verschillende momenten bij eerst [getuige] en daarna [slachtoffer] liet zien, bij hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard over wat er is gebeurd. Voor zover [getuige] en [slachtoffer] hebben verklaard over de emoties die zij bij [slachtoffer] hebben waargenomen, bieden hun verklaringen naar het oordeel van de rechtbank steun aan de verklaring van [slachtoffer] . Dat geldt eveneens voor de verklaring van verdachte die de context (het voorval met de hond, het bij de hand vastpakken en het op de trap zetten van [slachtoffer] ) waarin het geweld volgens [slachtoffer] heeft plaatsgevonden bevestigt.
Een forensisch arts heeft bij [slachtoffer] het voormelde letsel op zijn hoofd en gezicht vastgesteld. Dit letsel is ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld, zoals slaan, en het letsel op zijn rechterwang en bij het linker oor vertoont een patroon van tramline bruising, dat kan ontstaan door slaan met de hand. De locaties van het letsel, al dan niet mede door de aard ervan, zijn sterk verdacht voor toegebracht letsel. Het samenstel van deze bevindingen, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat het letsel is vastgesteld enkele dagen na het voorval, past naar het oordeel van de rechtbank bij hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard over wat er is gebeurd.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Uit de voormelde bewijsmiddelen trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte op
28 september 2023 in [woonplaats 2] [slachtoffer] tegen zijn wang heeft geslagen, bij zijn arm of pols heeft gepakt, vastgehouden, meegetrokken en op de trap en vervolgens op de bovenverdieping heeft gegooid. Een andere aannemelijke oorzaak voor het bij [slachtoffer] vastgestelde letsel is niet gebleken. Omdat het letsel op 2 oktober 2023 nog duidelijk zichtbaar was, stelt de rechtbank vast dat krachtig is geslagen. De rechtbank stelt tot slot vast dat dit alles heeft plaatsgevonden terwijl verdachte [slachtoffer] verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin.
De rechtbank acht het tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 september 2023 te [woonplaats 2]
een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffer]
[slachtoffer] ( [geboortedag 2] ),
heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
(krachtig
) op/tegen de wang,
althans in/tegen het gezichtte slaan en
/of (vervolgens
)om/bij de pols/arm vast te pakken en
/ofvast te houden en
/of (vervolgens
)mee te trekken en
/of (vervolgens
)op
/tegende trap en
/of trapleuning(naar de bovenetage)
te duwen/drukken en/ofte gooien.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren met aftrek, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte al is gestraft. Hij heeft een aantal maanden zonder baan gezeten vanwege deze verdenking. Inmiddels heeft hij een nieuwe baan gevonden en is hij vader geworden, waardoor het van belang is dat hij zijn baan kan behouden om zijn gezin financieel te kunnen onderhouden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zijn destijds zesjarige stiefzoon mishandeld door hem in het gezicht te slaan en op de trap en de bovenverdieping te gooien. Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het [slachtoffer] . Daar komt bij dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene had. De mishandeling vond bovendien plaats in het eigen huis, een plek waar [slachtoffer] zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, maar waar hij daarentegen werd geconfronteerd met geweld. Het moet voor [slachtoffer] een beangstigende ervaring zijn geweest, wat ook wel blijkt uit zijn emotionele reactie tegenover de vader van zijn vriendje en zijn eigen vader.Verdachte heeft het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem mocht hebben ernstig geschonden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Daarnaast volgt uit het reclasseringsadvies van 15 april 2024 dat verdachte en zijn partner, de moeder van [slachtoffer] , inmiddels goed meewerken aan de ingezette hulpverleningstrajecten, waarbij de veiligheid en het welbevinden van [slachtoffer] vooropstaat. Door de betrokken instanties zijn geen (nieuwe) signalen van kindermishandeling gezien. De reclassering ziet weinig tot geen instabiliteit bij de leefgebieden van verdachte. Reclasseringsbemoeienis is dan ook niet nodig.
Alles afwegende zal de rechtbank een taakstraf van 120 uren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank acht het van belang om een groter deel van de straf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur, om zoveel als mogelijk te waarborgen dat ook in toekomstige situaties het emotionele en fysieke welzijn van [slachtoffer] door verdachte voorop wordt gesteld.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 60 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van den Toorn (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. K.A.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2024.
mr. L.C.P. Goossens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON4R0230102 (Olifant), gesloten op
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 334 en p. 347.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 42-43.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 237-238.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 25-26.
7.Het rapport Forensisch Medische Expertise Kindermishandeling, p. 54-58.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 30 maart 2024.