ECLI:NL:RBGEL:2024:2829

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
182064
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens kermis in Doetinchem met boksbeugel

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een geweldsincident tijdens de kermis in Doetinchem in 2023. De verdachte deed aangifte van mishandeling van zijn dochter door de dochter van de aangever. Na deze aangifte werd de familie van de verdachte bedreigd door de vrouw van de aangever. Twee weken later besloot de verdachte, samen met een vriend, verhaal te halen. Tijdens deze confrontatie gebruikte de verdachte geweld, waaronder een boksbeugel, tegen de aangever. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging en veroordeelde hem tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. De medeverdachte kreeg een taakstraf van 8 uur opgelegd vanwege zijn geringere rol in het geweldsincident. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, waaronder de eerdere bedreigingen en de emotionele toestand van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op om de verdachte de kans te geven zijn gedrag te verbeteren en recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Parketnummer: 05/182064-23
Datum uitspraak : 16 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op [adres 1] [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat in Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Doetinchem, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (hard) tegen de schouder te duwen;
2
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3
hij op of omstreeks 21 september 2022 te Doetinchem, althans in Nederland, openlijk, te weten op/aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] en/of een of meer goederen, te weten een voordeur en/of een ruit van die [slachtoffer 2]
door
- een of meerdere malen tegen die ruit te slaan,
- een of meerdere malen tegen die voordeur te schoppen en/of te slaan,
- een of meerdere malen, al dan niet met een boksbeugel, althans met een op een boksbeugel gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan, en/of
- een of meerdere malen een fiets te gooien naar die [slachtoffer 2] , die voordeur en/of die ruit,
terwijl hij, verdachte die voordeur en/of die ruit opzettelijk heeft vernield;
en/of dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een blijvend ontsierend litteken voor die [slachtoffer 2] , ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Het kan wel wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging betreffende het inslaan van ruit en het slaan met een boksbeugel. Verdachte heeft geen gebruik gemaakt van een boksbeugel en heeft de ruit niet ingeslagen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 en feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de aangifte van [slachtoffer 1] geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daardoor kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] en de vernieling van haar telefoon. Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Feit 3
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] (hierna: aangever) heeft verklaard dat hij zich op 21 september 2022 in zijn woning aan de [adres 2] te [plaats] bevond. Hij had zijn vrouw horen zeggen dat er twee mannen aan kwamen lopen en hij hoorde op dat moment dat er een ruit in werd gegooid. Hij hoorde glasgerinkel bij zijn woning. Hij opende de voordeur en zag daar een man staan. Direct werd hij door de man geslagen op zijn hoofd. De man haalde met zijn rechterhand met kracht uit naar het hoofd van aangever. Aangever voelde pijn en bloedde uit zijn voorhoofd. De man probeerde de woning in te komen en aangever duwde hem naar buiten. Dit werd gevolgd door het over en weer slaan tussen aangever en de man. Hij zag dat de andere van de twee mannen een fiets optilde en door de voorruit gooide. Aangever heeft als gevolg van het voorval een snee van 5 cm op zijn voorhoofd die gehecht is en twee blauwe ogen opgelopen. [2]
Toen de politie ter plaatse was heeft aangever tegen de politie verklaard dat hij met een boksbeugel is geslagen. [3]
[getuige] heeft verklaard dat hij twee mannen zag bij de voordeur van de woning aan de [adres 2] . Hij zag dat de langste man de ruit insloeg bij de voordeur. Even later zag hij de twee mannen weglopen. Hij zag dat de langste man een boksbeugel droeg. [4]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat een man tegen de voordeur aan het schoppen was. [5]
Verdachte heeft verklaard ervoor te willen zorgen dat de bedreigingen jegens zijn gezin door de vrouw van aangever zouden stoppen. Hij besloot langs te gaan bij aangever samen met [medeverdachte] . Nadat hij bij het huis van aangever was aangekomen kwam aangever naar buiten met een hockeystick in zijn hand. Verdachte werd geslagen door aangever met een hockeystick op het hoofd waardoor de hockeystick brak. Hij wilde zichzelf verweren en sloeg met zijn vuist op het hoofd van aangever. [6]
Bij de politie heeft verdachte het volgende verklaard:
“Ik wilde mijzelf verweren en sloeg hem hard op zijn hoofd terug met mijn vuist. (…) Ik weet dat ik hem goed geraakt heb. Ik zag hem namelijk naar achteren hobbelen. Ik zag later dat hij bloedde aan zijn hoofd. Ik heb hem denk ik maar 1 (een) keer geslagen.” [7]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij als bemiddelaar is meegegaan met verdachte naar de woning van aangever. Ook heeft hij verklaard dat hij een fiets heeft gegooid en aangever een klap heeft gegeven. [8]
Openlijke geweldpleging
Van het "in vereniging" plegen van openlijk geweld is sprake, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Er zal ook moeten worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld tegen personen of goederen.
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met [medeverdachte] naar het huis van aangever zijn gegaan. Daar hebben zij samen geweld gepleegd. Verdachte heeft aangever met een boksbeugel op zijn hoofd geslagen. De rechtbank leidt uit het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de eerste verklaring van aangever tegen de politie en de verklaring van [getuige] in samenhang met (de ernst van) het letsel van aangever af dat hij is geslagen met een boksbeugel. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en medeverdachte gezamenlijk zijn aangekomen en vertrokken. Het voorgaande leidt ertoe dat er een voldoende nauwe en bewuste samenwerking was tussen verdachte en medeverdachte. Door de confrontatie met aangever aan te gaan, hem met een boksbeugel op het hoofd te slaan en een ruit in te slaan, heeft verdachte opzet gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen. Hij heeft daaraan ook een wezenlijke bijdrage geleverd. Verder stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast dat het geweld heeft plaatsgevonden op de openbare weg en zichtbaar was voor andere personen.
Gelet op voorgaande overwegingen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging zoals onder feit 3 tenlastegelegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 september 2022 te Doetinchem
, althans in Nederland,openlijk, te weten
op/aan [adres 2]
, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] en
/ofeen of meer goederen, te weten een voordeur en
/ofeen ruit van die [slachtoffer 2]
door
-
een of meerdere malentegen die ruit te slaan,
-
een ofmeerdere malen tegen die voordeur te schoppen
en/of te slaan,
- eenmaal
of meerdere malen, al dan nietmet een boksbeugel,
althans met een op een boksbeugel gelijkend voorwerp,op het hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer 2] te slaan,
en/of
-
een of meerdere maleneen fiets te gooien naar
die [slachtoffer 2] ,die voordeur en
/ofdie ruit,
terwijl hij, verdachte
die voordeur en/ofdie ruit opzettelijk heeft vernield
en
/ofdit door hem gepleegde geweld
zwaar lichamelijk letsel, althanslichamelijk letsel,
te weten een blijvend ontsierend litteken voor die [slachtoffer 2] ,ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt en terwijl het door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Beroep op noodweer
Door de verdediging is subsidiair bepleit dat verdachte ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte moest zichzelf verdedigen tegen de aanval van aangever met een hockeystick.
Oordeel van de rechtbankDe rechtbank verwerpt dit verweer omdat uit het dossier geen objectieve feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die het scenario van verdachte aannemelijk maken. Verdachte en [medeverdachte] hebben voorafgaand aan het feit gesproken over de mogelijkheid van geweld. Aangever en minstens één getuige hebben verklaard dat verdachte een boksbeugel droeg. Hieruit volgt dat verdachte willens en wetens een confrontatie met de aangever heeft opgezocht, waarbij verdachte mocht verwachten dat er geweld zou worden toegepast.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gelet op het bovenstaande verdachtes eigen schuld dat hij in deze positie is gebracht, waardoor geen sprake kan zijn van een noodweersituatie. Hierom wordt het beroep op noodweer verworpen. Verdachte is dan ook strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De overwegingen over de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Hierbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht en ambulante behandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen straf moet volgen wegens een succesvol beroep op noodweer. Indien toch een straf moet volgen is een gevangenisstraf niet passend, maar is een taakstraf op zijn plaats. Het is mogelijk om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 1 dag en een resterend deel voorwaardelijk. Het zal negatieve consequenties hebben voor verdachte indien hij een gevangenisstraf krijgt opgelegd, zoals ook verwoord in het advies van de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan openbare geweldpleging waarbij verdachte de aangever met een boksbeugel op zijn hoofd heeft geslagen. Daardoor heeft aangever een flinke snee in zijn voorhoofd opgelopen. Ook heeft verdachte een ruit ingeslagen bij de voordeur van aangever en is er met een fiets gegooid.
Het betreft hier een ernstig strafbaar feit waarbij verdachte met zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. De foto’s in het dossier van de wond met hechtingen in het hoofd van aangever zijn indrukwekkend. Tijdens de zitting was aangever aanwezig. De rechtbank heeft kunnen waarnemen dat de wond in anderhalf jaar tijd opmerkelijk fraai is genezen. Dat aangever geen blijvend letsel heeft opgelopen, is puur een gelukkige omstandigheid. Het is echter algemeen bekend dat het slaan op het hoofd met een boksbeugel ernstige fysieke gevolgen kan hebben. Daarnaast kunnen slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen en andere psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden. Bovendien heeft het geweld zich in het openbaar afgespeeld, namelijk buiten op straat, waardoor ook omstanders hiermee zijn geconfronteerd.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel uit het Justitieel documentatieregister van 8 april 2024 volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling, geweld tegen politie en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank houdt rekening met in artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft verklaard dat het bewezenverklaarde is gebeurd nadat zijn dochter op de kermis in elkaar was geslagen. Daarbij zou de stiefdochter van aangever betrokken zijn geweest. Verdachte heeft aangifte gedaan, maar naar zijn zeggen had de politie na twee weken nog geen actie ondernomen, ondanks zijn aandringen daartoe. Omdat bedreigingen vanuit de familie van aangever naar de dochter van verdachte niet waren gestopt, wilde verdachte in persoon duidelijk maken dat de bedreigingen diende te stoppen. Verdachte heeft in eerste instantie geprobeerd de politie de situatie te laten oplossen. De rechtbank houdt hier in matigende zin rekening mee.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 16 november 2023 blijkt verdachte een man te zijn met problematiek op het gebied van emotie-/agressieregulatie. Het is een man die onvoldoende zijn emoties onder controle kan houden met name bij het gevoel van onrecht met betrekking tot zijn gezinsleden. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat op gemiddeld. Om dit risico in te perken adviseert de reclassering, in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, een behandeling op het gebied van emotie-/agressieregulatie en ook een meldplicht bij de reclassering. De reclassering ziet contra-indicaties voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat verdachte zijn Wajong-uitkering hierdoor kan verliezen. Verdachte is kostwinner en zijn gezin is aldus afhankelijk van zijn Wajong-uitkering. De rechtbank neemt dit advies over.
Op te leggen straf
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om een zeer beperkte onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een fors voorwaardelijk deel. Hierdoor kan verdachte direct zijn behandeling starten, waardoor zijn risico op recidive wordt ingeperkt zoals ook door de reclassering is geadviseerd. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte kostwinner is en hij door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn Wajong-uitkering zal verliezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank zal verdachte daarnaast een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis als hij die taakstraf niet naar behoren uitvoert.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf , te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte meldt zich op binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16A, (7201ES) Zutphen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte laat zich behandelen door de forensische polikliniek Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. L.J. Saarloos en mr. G.L.C. van den Bosch, rechters, en mr. E.M. Breed, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2024.
De griffier en mr. G.L.C. van den Bosch zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022485528, gesloten op 4 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 32-33.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 23.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 54.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2024.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 78.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 61.