ECLI:NL:RBGEL:2024:2801

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
11066
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling feitelijke aanranding van de eerbaarheid met oplegging van een voorwaardelijke taakstraf

Op 10 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 23, 25 en 28 oktober 2022 in Arnhem, waarbij de verdachte de aangeefster, een zorgmedewerkster, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster consistent en betrouwbaar zijn, en dat deze steun vinden in getuigenverklaringen van collega's van de aangeefster. De rechtbank heeft geoordeeld dat de handelingen van de verdachte seksueel van aard waren en in strijd met de sociaal-ethische norm. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur, met een proeftijd van 2 jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn leeftijd en gezondheid. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf had gevorderd, afgewezen en in plaats daarvan gekozen voor een taakstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/011066-24
Datum uitspraak : 10 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1947 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. F. Atto, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
26 april 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij [slachtoffer]
- op of omstreeks 23 oktober 2022 te Arnhem heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door haar wang te kussen en/of
- op of omstreeks25 oktober 2022 te Arnhem heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door haar borst te betasten en/of haar wang te kussen en/of
- op of omstreeks 28 oktober 2022 te Arnhem heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door haar borst te betasten en/of haar wang en/of haar mond te kussen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, dat/die erin heeft/hebben bestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht, waardoor die [slachtoffer] werd overrompeld en/of de arm van die [slachtoffer] heeft vastgepakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, nu het dossier onvoldoende steunbewijs bevat voor de verklaringen van aangeefster. Er is niet voldaan aan het bewijsminimum. De raadsvrouw heeft daarnaast ten aanzien van de handelingen op 23 oktober 2022 aangevoerd dat een kus op de wang in deze context niet per definitie een ontuchtig karakter heeft en dat geen sprake is geweest van (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenfeit. De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken zich regelmatig de situatie voordoet dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever en de vermeende dader. Dat is ook in deze zaak het geval. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van één getuige in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van de aangever voldoende wettig bewijs kan opleveren. De rechtbank zal dan ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever moeten beoordelen. Indien de rechtbank de verklaringen betrouwbaar acht, moet worden beoordeeld of deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 23 oktober 2022 in Arnhem zorg verleende aan het gezin [verdachte] . Nadat zij klaar was met haar werk, pakte verdachte haar vast en gaf haar een kus op haar wang. Zij dacht dat hij dat deed uit dankbaarheid. Op 25 oktober 2022 was zij opnieuw bij het gezin [verdachte] geweest. Verdachte pakte haar toen bij haar bovenarm vast en met zijn andere hand pakte hij haar rechterborst vast. Zij werd toen boos en gebaarde hem te stoppen. Ze is weggelopen en belde hierna haar collega [getuige 1] . Op 28 oktober 2022 was zij weer bij het gezin. Toen zij bezig was met het schoonmaken van de douche, stond verdachte ineens achter haar. Verdachte trok haar mondkapje af en probeerde haar te kussen. Hij raakte daarbij deels haar mond en deels haar rechterwang. Tegelijkertijd pakte hij met een hand haar linkerarm vast en met zijn andere hand haar rechterborst. Ze is weggegaan en heeft in paniek haar collega [getuige 2] gebeld. Verdachte kwam haar achterna en hij stopte een koekje in het zakje van haar jasje. Zij is daarna naar de beveiliging gegaan. De handelingen vonden steeds plaats als verdachtes vrouw en dochter er niet bij waren. [2]
[getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster haar op 25 of 26 oktober 2022 heeft gebeld om te vertellen dat verdachte haar probeerde aan te raken. [getuige 1] hoorde dat aangeefster geëmotioneerd klonk tijdens het gesprek. Ook heeft [getuige 1] verklaard dat zij ook zorg heeft verleend aan het gezin van verdachte. Verdachte kwam toen ook wel eens dicht bij haar staan en hij stopte snoepjes in haar zak. Zij verklaarde dat, hoewel zij het niet als grensoverschrijdend ervaarde, dit wel verkeerd zou kunnen overkomen. Ze heeft aangeefster gevraagd melding te maken van het incident. [3]
[getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster haar op de dag van het incident (de rechtbank begrijpt: 28 oktober 2022) overstuur heeft opgebeld om te vertellen wat er was gebeurd. [getuige 2] hoorde aangeefster huilen tijdens het gesprek en zij hoorde haar vertellen dat de cliënt haar op de borsten had aangeraakt, aan haar mondkapje had gezeten en haar had geprobeerd te kussen. Daarnaast verklaarde [getuige 2] dat zij ook zorg heeft verleend bij verdachte thuis en dat hij wel handtastelijk was. Zo gaf hij een schouderklopje, deed hij een arm om haar schouder of deed hij een snoepje in haar zak. Zij ervaarde dit niet als negatief. Ten slotte heeft [getuige 2] verklaard dat de beveiliging haar na het incident heeft gebeld om te zeggen dat aangeefster zo overstuur was dat zij haar naar huis wilden sturen. [4]
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Aangeefster heeft op 28 oktober 2022 met de politie een informatief gesprek zeden gevoerd en heeft op 13 december 2022 aangifte gedaan. De rechtbank constateert dat aangeefster consistent heeft verklaard. Haar verklaring tijdens het informatief gesprek komt op belangrijke onderdelen overeen met de inhoud van haar aangifte. Ook komen haar verklaringen bij de politie op belangrijke onderdelen overeen met wat zij kort na het incident heeft verklaard aan haar collega [getuige 2] . De rechtbank is daarnaast van oordeel dat haar verklaringen gedetailleerd zijn en op bepaalde punten bevestiging vinden in stukken die zich in het dossier bevinden. Zij heeft steeds gedetailleerd verklaard over wat er is gebeurd op de drie verschillende momenten en welke acties zij na de incidenten heeft ondernomen, zoals wie zij heeft gebeld en welke meldingsformulieren zij heeft ingevuld. Deze verklaringen konden ook worden geverifieerd. Aangeefster heeft verklaard dat zij aanvankelijk dacht dat verdachte haar op 23 oktober 2022 een kus gaf uit dankbaarheid. Zij heeft deze gebeurtenis bij haar latere verklaringen ook niet groter of erger gemaakt. Dat maakt haar verklaring authentiek. Ten slotte wordt de betrouwbaarheid van haar verklaring gesterkt door het gegeven dat er voor aangeefster geen enkele kenbare aanleiding bestond om verdachte vals te beschuldigen van het tenlastegelegde. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster steun in de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] . [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster haar kort na het tweede incident heeft opgebeld en dat aangeefster emotioneel was. [getuige 2] heeft verklaard over de gemoedstoestand van aangeefster kort na het derde incident. Aangeefster belde haar overstuur op en zij huilde. Daarnaast heeft [getuige 2] aangegeven dat de beveiliging haar heeft opgebeld om te vertellen dat aangeefster overstuur was en dat zij haar naar huis wilden sturen. De verklaring van aangeefster vindt dus steun in de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] over de hevige gemoedstoestand die zij hebben waargenomen bij aangeefster vlak na twee incidenten. Daarnaast ondersteunen en bevestigen de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] de verklaringen van aangeefster ten aanzien van de context waarin de handelingen hebben plaatsgevonden. Beide getuigen verklaren over de manier van doen van verdachte als zij als zorgverlener bij verdachte thuis kwamen en herkennen uit de verklaring van aangeefster dat verdachte (te) dichtbij kon komen of handtastelijk kon zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster in voldoende mate worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Nu er voldoende steunbewijs is voor de aangifte en de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar acht, gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangeefster en acht zij de handelingen waarover zij heeft verklaard wettig en overtuigend bewezen.
Ontuchtige karakter handelingen
De rechtbank ziet zich ten slotte voor de vraag geplaatst of de handelingen van verdachte te karakteriseren zijn als ontuchtige handelingen. De raadsvrouw heeft het ontuchtige karakter van een deel van de ten laste gelegde handelingen betwist. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte seksueel van aard was. Het aanraken van de borst is per definitie seksueel van aard en in deze context geldt dat ook voor het kussen op de wang. Het kussen op de wang dient in samenhang te worden gezien met de overige aanrakingen, het aantal keer dat het gebeurd is en de context waarbinnen het plaatsvond. Aangeefster was immers werkzaam als zorgmedewerkster voor de echtgenoot van verdachte en daarbij passen dergelijke lichamelijke aanrakingen niet. De rechtbank is van oordeel dat gezien het voorgaande de handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De gedragingen zijn daarmee te kwalificeren als ontuchtige handelingen. Nu de handelingen telkens onverhoeds hebben plaatsgevonden, waarbij in twee gevallen ook haar arm werd vastgepakt en aangeefster hier niet op bedacht was of hoefde te zijn, is sprake van dwang door geweld en/of een andere feitelijkheid.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij [slachtoffer]
- op
of omstreeks23 oktober 2022 te Arnhem heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door haar wang te kussen en
/of- op
of omstreeks25 oktober 2022 te Arnhem heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door haar borst te betasten en
/ofhaar wang te kussen en
/of- op
of omstreeks28 oktober 2022 te Arnhem heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, door haar borst te betasten en
/ofhaar wang en
/ofhaar mond te kussen, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,dat/die erin heeft/hebben bestaan dat verdachte voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht, waardoor die [slachtoffer] werd overrompeld en/of de arm van die [slachtoffer] heeft vastgepakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, als de rechtbank tot een veroordeling komt, verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is 77 jaar oud en heeft een kwetsbare gezondheid. Hij gebruikt veel medicijnen en is mogelijk detentieongeschikt. Ook heeft zij aangevoerd dat de reclassering het verrichten van een taakstraf niet mogelijk acht gelet op de kwetsbare gezondheid van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanranden van een zorgmedewerkster op drie verschillende momenten. Nadat aangeefster na het tweede incident is weggelopen en boos is geworden, maakte verdachte zich nog een keer schuldig aan aanranding. Aangeefster heeft moeten dulden dat verdachte haar een kus gaf en haar borst betastte, terwijl zij op dat moment werkzaam was als zorgmedewerker en het gezin van verdachte juist hulp en zorg bood. Verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster en heeft haar een angstige situatie bezorgd. Zorgmedewerkers moeten hun werk kunnen doen zonder te worden geconfronteerd met ongewenst gedrag.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 11 april 2024, waaruit blijkt dat verdachte kampt met een slechte gezondheid. Verdachte is slecht ter been en heeft ernstige astma. De huidige leefomstandigheden van verdachte zijn beschermend en hij heeft passende ondersteuning en zorg. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden of indicaties om met interventies of toezicht eventuele risico’s te beperken of gedrag te veranderen. De reclassering schat het recidiverisico in als laag.
De straf
De rechtbank acht een voorwaardelijke taakstraf, gelet op de persoonlijke omstandigheden, zijn blanco documentatie en de aard van de ontuchtige handelingen, in deze zaak het meest passend. Zij wijkt daarom af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht, alles afwegend, een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafvan
60 (zestig) uren,met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 bepaalt
dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders, (voorzitter), mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2024.
mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.M. Breimer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600- 2022500142, gesloten op 21 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 14-16; het proces-verbaal van aangifte, p. 17-22.
3.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 31-33.
4.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 26-30.