ECLI:NL:RBGEL:2024:2800

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
315331
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bedreiging met vuurwapen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 10 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 26 november 2023 in Tolkamer, gemeente Zevenaar, een pizzabezorger heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte heeft tijdens een woordenwisseling met de pizzabezorger een vuurwapen getoond, dit doorgeladen en in de lucht geschoten, terwijl hij dreigende woorden uitsprak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich had kunnen onttrekken aan de situatie en dat er geen noodzaak tot verdediging bestond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €300,00 aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot materiële schade afgewezen, omdat het verband tussen de schade en het bewezenverklaarde onvoldoende was aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/315331-23
Datum uitspraak : 10 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. B. Willemsen, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
26 april 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2023 te Tolkamer, gemeente Zevenaar [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen,
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp door te laden,
- met dat vuurwapen, althans met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de lucht te schieten, en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (daarbij) de woorden toe te voegen "Gaan jullie weg of moet ik jullie schieten?", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2023 te Tolkamer, gemeente Zevenaar munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie knalpatronen van het kaliber UMA 9mm P.A. Knall voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet veroordeeld kan worden, nu hij een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces kan doen. Verdachte heeft daarnaast een alternatief scenario geschetst.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen feit 1
Vaststaat dat verdachte op 26 november 2023 een bestelling heeft gedaan bij een pizzeria. [2]
Aangever [slachtoffer] is werkzaam als pizzabezorger bij die pizzeria. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 26 november 2023 bij de woning van verdachte in Tolkamer, gemeente Zevenaar kwam om pizza’s af te leveren. Er was op dat moment niemand thuis. Toen verdachte thuis arriveerde ontstond er een woordenwisseling tussen hem en verdachte. [slachtoffer] heeft de eigenaar van de pizzeria en later zijn eigen zwager gebeld. Deze kwamen vervolgens na elkaar bij de woning van verdachte aan. Aangevers zwager kwam samen met drie anderen. Aangever klopte op een gegeven moment op de ramen van de woning. Hij zag dat verdachte naar buiten kwam en een pistool uit zijn auto pakte. Hij zag dat verdachte het vuurwapen laadde en in de lucht schoot. Hij zag een vuurtje uit het pistool komen. Vervolgens wees verdachte met het wapen naar aangever toe en zei “gaan jullie weg of moet ik jullie schieten?”. Hierna is aangever weggelopen. [3]
[getuige] , de overbuurman van verdachte, heeft verklaard dat hij op 26 november 2023 zag dat zijn overbuurman (de rechtbank begrijpt: verdachte) naar buiten kwam en in zijn rechterhand een vuurwapen vasthield. Hij zag dat verdachte het vuurwapen in de lucht hield, hij hoorde een knal en zag een oranje flits uit de mond van het wapen komen. [4]
[getuige] en zijn vriendin hebben het incident gefilmd en deze beelden beschikbaar gesteld aan de politie. Deze beelden zijn door de politie uitgekeken en beschreven in een proces-verbaal. De verbalisant ziet op de beelden dat er een man vanaf de oprit naar een groep personen en een vrouw toeloopt. De verbalisant hoort vervolgens een knal en ziet daarbij rook in de lucht. De man loopt daarna vanaf de oprit boos naar de groep en hij roept iets. De man geeft vervolgens met zijn linkerhand één persoon van de groep een duw, zijn rechterarm heeft hij dan naar beneden. Daarna is te zien dat de man zijn rechterarm uitstrekt en in zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vastheeft, want de verbalisant herkent een loop. De verbalisant ziet dat de man het voorwerp nog een keer richting de groep wijst en hoort dat hij “weg” roept. [5]
Er is bij de doorzoeking van verdachtes woning en auto geen wapen gevonden. Er is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van schotresten op de handen van verdachte. Uit het onderzoek is gebleken dat op zijn handen één categorie A spoor is aangetroffen met een elementsamenstelling die karakteristiek is voor gemarkeerde munitie. Dat soort munitie wordt gebruikt door de Nederlandse Politie. Daarnaast zijn er op zijn handen categorie A deeltjes aangetroffen, die karakteristiek zijn voor loodhoudende munitie. Het NFI trekt de conclusie dat de bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de bemonsteringen van zijn schiethanden zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer er schotresten op de bemonsteringen aanwezig zijn, dan wanneer er géén schortresten op deze bemonsteringen aanwezig zijn. [6] De rechtbank concludeert, op basis van de sterke bewijskracht in het NFI-rapport en met inachtneming van de rest van het dossier, dat er schotresten aanwezig zijn op de handen van de verdachte.
Alternatief scenario
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond, heeft doorgeladen en daarmee in de lucht heeft geschoten. Verdachte heeft daarvoor een alternatief scenario geschetst. Verdachte heeft verklaard dat hij een plastic speelgoedpistool van zijn kinderen heeft gepakt, hier een strijker in heeft gestopt en die heeft aangestoken. Het speelgoedpistool is door het exploderen van de strijker kapot gegaan. Hij heeft het pistool dan wel de resten daarvan vervolgens door de WC gespoeld. De schotresten kunnen op zijn handen terecht zijn gekomen tijdens de aanhouding of het vervoer in de politieauto. Ook kunnen ze van het vuurwerk afkomstig zijn. De rechtbank stelt vast dat het scenario van verdachte op geen enkele manier wordt ondersteund door enig bewijs en juist wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt immers dat, ook nadat de knal te horen is geweest, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dan wel de loop ervan te zien is. Het is niet te zien dat het wapen kapot ging of was. Verdachte heeft ook wisselend verklaard over de aard van het gebruikte vuurwerk en over wat hij daarna met het pistool zou hebben gedaan. Ook de uitkomst van het schotrestenonderzoek ondersteunt de verklaring van verdachte evenmin nu de schotresten van politiemunitie juist buiten beschouwing zijn gelaten bij de resultaten van het onderzoek. De rechtbank acht het door de verdachte geschetste scenario dan ook volstrekt onaannemelijk en verwerpt dit verweer.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 26 november 2023 in Tolkamer, gemeente Zevenaar, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond, heeft doorgeladen en in de lucht heeft geschoten. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen ook vast dat hij de woorden “Gaan jullie weg of moet ik jullie schieten?” heeft geuit.
Bedreiging
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of daarmee sprake was van een bedreiging. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is (onder meer) vereist dat de ten laste gelegde handeling van de verdachte van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou worden gelegd en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte daarop was gericht.
Met het tonen en doorladen van het op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [slachtoffer] , het hiermee schieten in de lucht en het hiermee hierna richten op [slachtoffer] en het uiten van de woorden “Gaan jullie weg of moet ik jullie schieten?” kon bij [slachtoffer] in redelijkheid de vrees ontstaan dat verdachte ook op hem zou schieten en hij het leven zou verliezen, zeker nu dit plaatsvond tijdens een woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij bij de aangever de redelijke vrees zou opwekken dat hij het leven zou verliezen. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde feit.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 51;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 47;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 april 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks26 november 2023 te Tolkamer, gemeente Zevenaar [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door
- die [slachtoffer]
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen,
-
dat vuurwapen, althansdat op een vuurwapen gelijkend voorwerp door te laden,
-
met dat vuurwapen, althansmet dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de lucht te schieten, en
/of (vervolgens
)
- die [slachtoffer]
(daarbij
)de woorden toe te voegen "Gaan jullie weg of moet ik jullie schieten?"
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks26 november 2023 te Tolkamer, gemeente Zevenaar munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie knalpatronen van het kaliber UMA 9mm P.A. Knall voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

Beroep op noodweer ten aanzien van feit 1
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding toen meerdere mannen bij de woning stonden en er tegen de ruit werd gebonkt. De partner van verdachte stond op dat moment nog buiten en hij vreesde voor haar leven. Verdachte mocht zichzelf en zijn gezin hiertegen verdedigen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de verdedigingshandeling is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is ‘geboden door de noodzakelijke verdediging’ worden zowel de zogenoemde subsidiariteitseis- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Deze eisen hebben betrekking op de vraag of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was, respectievelijk op de vraag of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was. Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich daaraan ook had moeten onttrekken.
De rechtbank is van oordeel dat weliswaar sprake was van een dreigende situatie voor verdachte, maar dat verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen sprake is geweest van een noodzaak tot verdediging. Verdachte had zich aan een eventuele dreigende aanranding kunnen en moeten onttrekken, hij had immers in zijn huis kunnen blijven of zijn vrouw kunnen halen en terug naar binnen kunnen lopen. Daartoe bestond voor de verdachte ook een reële en redelijke mogelijkheid. Het incident vond immers plaats op de oprit van zijn huis. Dit kon in de gegeven omstandigheden ook van hem worden gevergd. Dit betekent dat het beroep op noodweer wordt verworpen.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Beroep op noodweerexces
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een beroep op noodweerexces toekomt.
Zoals hiervoor bij de bespreking van het beroep op noodweer reeds is vermeld, had verdachte zich kunnen en moeten onttrekken aan een eventuele dreigende aanranding. Nu aldus de noodzaak tot verdediging ontbrak, kan alleen daarom al een beroep op noodweerexces niet slagen. Dit betekent dat het beroep op noodweerexces wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht feit 2 af te doen met een geringe geldboete. Ook heeft zij verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden. Het incident heeft een grote impact gehad op verdachte en zijn gezin, hij balanceert op de rand van faillissement en hij heeft het idee dat aangever of bekenden van aangever nog langs zijn woning lopen. Hij gaat daarom ook verhuizen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een pizzabezorger door hem een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen, daarmee in de lucht te schieten en daarbij dreigende woorden te uiten. Dit is voortgekomen uit een woordenwisseling met betrekking tot het bezorgen van pizza’s. Door zijn handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de aangever. Daarnaast vond het geheel midden in een woonwijk plaats, waardoor het ook schokkend is geweest voor de omwonenden die hiervan ook getuige zijn geweest. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan. Ook heeft verdachte knalpatronen in zijn woning voorhanden gehad.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte heeft niet willen meewerken aan het opmaken van een reclasseringsrapport.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten. In geval van bedreiging en het tonen van een (nep) vuurwapen vermelden die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. In deze zaak heeft verdachte het op een vuurwapen gelijkend vuurwapen niet enkel getoond, maar heeft hij er ook daadwerkelijk mee in de lucht geschoten. Gezien de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat de geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, passend is. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich – met bijstand van mr. M. Harmsen – in het strafproces gevoegd ter verkrijging van een schadevergoeding. De benadeelde partij vordert in verband met feit 1 € 49,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 49,00 voor kosten voor Cesar slaaptherapie. Hij heeft hulp gezocht voor aanhoudende slaapproblemen. De rechtbank is van oordeel dat het rechtstreekse verband tussen het bewezenverklaarde en de slaaptherapie onvoldoende is vast komen te staan. Uit de bijgevoegde factuur blijkt dat de intake voor de slaaptherapie vier maanden na het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden. De benadeelde partij zal in dit deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Smartengeld
Als gevolg van het bewezenverklaarde is [slachtoffer] op een andere wijze in zijn persoon aangetast. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij rechtvaardigen die conclusie. Hij is immers bedreigd met een op een vuurwapen lijkend wapen, waarmee ook daadwerkelijk een schot is gelost. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Ook houdt de rechtbank rekening met het eigen aandeel van aangever in het incident; hij heeft zelf op het raam van verdachte gebonkt en daarmee de confrontatie opgezocht. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 300,00 vaststellen en voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 26 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht; en
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de civiele vordering
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 300,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de vordering tot materiële schade en smartengeld voor het overige niet-ontvankelijk;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 300,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 6 (zes) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2024.
mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.M. Breimer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023548603, gesloten op 8 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 april 2024; proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 6.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 6-7.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 13-14.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28-29.
6.Het schotrestenonderzoek van het NFI (aanvullend proces-verbaal).