ECLI:NL:RBGEL:2024:2798
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hennepteeltzaak na onvoldoende bewijs voor medeplichtigheid
Op 6 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Zutphen, waar de officier van justitie het standpunt innam dat de verdachte medeplichtig was aan de hennepteelt. De tenlastelegging omvatte het telen en aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten in de periode van 13 tot en met 28 februari 2019 in 't Harde. De verdachte heeft ontkend hennepplanten te hebben geknipt, maar heeft wel verklaard dat hij heeft geholpen met het verplaatsen van apparatuur en het opruimen van de kwekerij.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 28 februari 2019 een hennepkwekerij is aangetroffen in de woning van een medeverdachte. De verdachte had verklaard dat hij ongeveer 10 dagen voor de inval had geholpen met het verplaatsen van apparatuur en het opruimen van de kwekerij. De officier van justitie voerde aan dat het DNA van de verdachte was aangetroffen op handschoenen die in de kwekerij waren gevonden, wat volgens hem bewijs was voor medeplichtigheid. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk had geholpen bij het knippen van de hennepplanten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte, zoals het verplaatsen van machines en het opruimen van bladeren, niet voldoende waren om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking bij de hennepteelt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat er geen bewijs was voor medeplichtigheid aan de hennepteelt.