ECLI:NL:RBGEL:2024:2796

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
332580
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor bedreiging met zware mishandeling van vier personen, waaronder drie agenten, met een auto

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling van vier personen, waaronder drie agenten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 224 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De zaak kwam voort uit een incident op 12 december 2023 in Huissen, waar de verdachte tijdens een politieactie met zijn auto op de agenten inreed in een poging om te ontsnappen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat de verdachte wel degelijk de agenten had bedreigd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd, en legde een voorwaardelijke straf op om herhaling van delictgedrag te voorkomen. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan een van de agenten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-332580-23
Datum uitspraak : 3 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op 03 mei 2003 in Nijmegen,
wonende aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 april 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] ,
hoofdagent bij de Landelijke Eenheid opzettelijk van het leven te beroven,
is verdachte als bestuurder van een auto een of meermalen met die auto met (hoge / verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 1] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] ,
hoofdagent bij de Landelijke Eenheid opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, is verdachte als bestuurder van een auto een of meermalen met die auto met (hoge
/ verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 1] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
[slachtoffer 1] , hoofdagent bij de Landelijke Eenheid heeft bedreigd met
zware mishandeling, door, op het moment dat die [slachtoffer 1] zich bevond vóór het voertuig waarin verdachte als bestuurder zat, veel gas te geven en (daarbij) middels de versnellingspook probeerde het voertuig in de versnelling te zetten (in een poging om snel weg te rijden);
2.
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] ,
hoofdagent bij de Landelijke Eenheid, opzettelijk van het leven te beroven,
is verdachte als bestuurder van een auto met die auto met (hoge / verhoogde)
snelheid op die [slachtoffer 2] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] ,
hoofdagent bij de Landelijke Eenheid opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, is verdachte als bestuurder van een auto met die auto met (hoge / verhoogde)
snelheid op die [slachtoffer 2] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
[slachtoffer 2] , hoofdagent bij de Landelijke Eenheid heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door als bestuurder van een
auto met die auto met (hoge / verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 2] in te rijden en/of
met die auto (op korte afstand) in de richting van die [slachtoffer 2] te rijden;
3
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] ,
hoofdagent van de Landelijke Eenheid, opzettelijk van het leven te beroven,
is verdachte als bestuurder van een auto een of meermalen met die auto met (hoge
/ verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 3] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] ,
hoofdagent van de Landelijke Eenheid opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, is verdachte als bestuurder van een auto een of meermalen met die auto met (hoge
/ verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 3] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
[slachtoffer 3] , hoofdagent van de Landelijke Eenheid heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door als bestuurder van een
auto een of meerdere malen met die auto met (hoge / verhoogde) snelheid op die
[slachtoffer 3] in te rijden en/of met die auto (op korte afstand) in de richting van die
[slachtoffer 3] te rijden;
4.
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4]
opzettelijk van het leven te beroven, is verdachte als bestuurder van een auto een of meerdere malen met die auto met (hoge / verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 4] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, is verdachte als bestuurder van een auto een of meermalen met die auto met (hoge / verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 3] ingereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, door, op het moment dat die [slachtoffer 4] zich bevond vóór het voertuig waarin verdachte als bestuurder zat, veel gas te geven en (daarbij) middels de versnellingspook probeerde het voertuig in de versnelling te zetten (in een poging om snel weg te rijden).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 december 2023 vond in de omgeving van de straat Brink en de aldaar gelegen parkeerplaats te Huissen een zogenoemde ‘pseudokoop actie’ plaats waarbij opsporingsambtenaren van de Landelijke Eenheid twee personen wilden aanhouden op heterdaad bij de verkoop van zwaar illegaal vuurwerk. De opsporingsambtenaren waren herkenbaar als opsporingsambtenaren door sommige kledingstukken die ze droegen met de tekst opdruk: "POLITIE", de politie legitimatiebewijzen en de fluorescerende gele armband met de tekst: "POLITIE". [slachtoffer 4] is ter plaatse aangehouden. Bij de poging om verdachte aan te houden onttrok hij zich daaraan door in een personenauto, Renault Clio weg te rijden van de plaats van handeling. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder feit 4 primair, subsidiair én meer subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging doodslag, de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling en de onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte voor de feiten 1 tot en met 4 primair en subsidiair en de feiten 2 en 3 meer subsidiair moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de feiten 1 en 4 meer subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 3] (verbalisant) was tijdens de actie in burger gekleed. Voor de witte bus van de politie bleef een zwarte Renault Clio stil staan met het bijrijdersportier ter hoogte van de voorzijde van de witte bus. De bijrijder, [slachtoffer 4] , stapte uit het voertuig en er kwam een koop tot stand met de pseudokoper (politie). Hierop werd [slachtoffer 4] aangehouden. [slachtoffer 3] zag en hoorde hierop dat de genoemde Clio een hoop gas aan het geven was en probeerde weg te rijden van de plaats van aanhouding. Hij hoorde collega’s met luide stem meerdere malen roepen “POLITIE” “STOP POLITIE” en hij zag en hoorde dat de Clio hard weg reed zijn kant op. [slachtoffer 3] heeft hierop zijn politie legitimatiebewijs ter hand genomen en is op de rijstrook van de parkeerplaats gaan staan ter hoogte van de uitgang. Hij hoorde dat de zwarte Clio met verhoogde snelheid en veel toeren op hem af kwam rijden. Hij zag dat er rechts van hem een auto uit een parkeervak achteruit reed en zag dat de Clio moest uitwijken hiervoor om een aanrijding te voorkomen. Vervolgens zag hij dat de Clio weer recht op hem af kwam. Hierop heeft hij zijn politie legitimatiebewijs voor zich gehouden en meerdere malen met luide stem “STOP POLITIE” geroepen. Tevens heeft hij de bestuurder een duidelijk stopteken gegeven. [slachtoffer 3] had oogcontact met de bestuurder en hoorde en zag dat hij meer gas gaf en dat hij [slachtoffer 3] probeerde aan te rijden. Hij zag twee verlichte koplampen op zich afkomen met hoge snelheid, waardoor hij naar links moest springen/ uitwijken om te voorkomen dat hij door de Clio werd geraakt en aangereden. [3]
[verbalisant 1] stond samen met verbalisant [slachtoffer 3] op de parkeerplaats aan de Brink te Huissen. Op het moment van aanhouding hoorde en zag [verbalisant 1] dat de Renault Clio met hoge snelheid hard wegreed en hoorde hij dat er veel gas werd gegeven. Hij zag dat het voertuig met hoge snelheid op hem en aangever [slachtoffer 3] af kwam rijden. [verbalisant 1] zag dat de bestuurder hier geen gevolg aan gaf. De afstand tot [slachtoffer 3] was ongeveer vijf meter. [slachtoffer 3] sprong aan de kant om een aanrijding te voorkomen en werd net niet geraakt. [4]
Verbalisant [slachtoffer 2] zat in het busje van de politie. Hij hoorde dat er een koop had plaatsgevonden en opende de zijdeur van de bus. Hij en verbalisant [slachtoffer 1] hebben [slachtoffer 4] aangehouden en zij wilden hem onder controle brengen bij de Renault Clio. Op dat moment hoorde hij de auto zeer hoog in de toeren gaan en hij trok met collega [slachtoffer 1] de verdachte [slachtoffer 4] voor dit voertuig weg. Op dat moment liep [slachtoffer 2] naar de bestuurdersdeur van de Renault Clio. Hij hoorde dat het toerental van het voertuig nog tot aan de toerentalbegrenzer aan liep. Hij zag dat de man in de auto in paniek was. De bestuurder was druk bezig om het voertuig in de versnelling te krijgen, maar dat lukte niet. [slachtoffer 2] sloeg op het raam van de bestuurdersdeur en probeerde deze te openen. Hij voelde dat de deur vergrendeld was. Hij schreeuwde “Politie, politie, zet het voertuig uit!”. Op dat moment hoorde hij de banden van de Renault Clio slippen en zag hij dat de man instuurde in zijn richting. [slachtoffer 2] moest aan de kant springen anders zou hij zijn aangereden. [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] samen met de aangehouden verdachte net op tijd aan de kant kon komen anders werden zij aangereden door de man in de Renault Clio. [5]
Verbalisant [slachtoffer 1] zat met [slachtoffer 2] in de bus tijdens de pseudokoop. Toen zij uit de bus kwamen en de eerste verdachte ( [slachtoffer 4] ) hadden aangehouden stonden zij voor de Renault Clio. Hij hoorde dat de motortoeren van de Renault Clio opliepen en zag dat de bestuurder in paniek raakte. Hij hoorde dat de bestuurder vol gas gaf, omdat de motor hoog in de toeren kwam. De bestuurder probeerde de auto in de versnelling te zetten. [slachtoffer 1] trok de reeds aangehouden verdachte [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] voor de auto weg. [slachtoffer 2] probeerde de deur van de Renault Clio te openen en riep ‘Politie, politie, zet het voertuig uit!’. [slachtoffer 1] en de aangehouden verdachte bevonden zich aan de linker voorzijde van de Renault op maximaal een halve meter van de auto. Hij hoorde het geluid van piepende banden op nat wegdek en zag dat de auto zich met hoge snelheid vooruit bewoog. Hij zag dat [slachtoffer 2] met de auto mee rende en het portier probeerde te openen. De Renault maakte met piepende banden een bocht naar links op het parkeerterrein. De Renault reed bijna over [slachtoffer 2] heen toen hij door de bocht ging. [6]
De bestuurder van de Renault Clio, [verdachte] , is later op een andere locatie aangehouden door verbalisanten [verbalisant 1] en [slachtoffer 3] . [7]
Opzet
De vraag is of verdachte door zich als hierboven omschreven te gedragen opzet heeft gehad om [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] om het leven te brengen dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of te bedreigen.
Dat verdachte daadwerkelijk het plan had opgevat om hen te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen blijkt volgens de rechtbank niet uit de bewijsmiddelen, zodat de rechtbank moet beoordelen of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij door zijn handelen zouden worden gedood of ernstig letsel zouden oplopen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat onduidelijk is gebleven met welke snelheid verdachte exact reed op het moment dat hij respectieve personen naderde. Het dossier bevat daaromtrent geen objectieve gegevens, anders dan dat door aangevers gehoord is dat verdachte gas gaf en dat de toeren opliepen. Het is niet objectief vast te stellen met welke snelheid verdachte heeft gereden. Daarbij is relevant dat het, afgaande op de foto’s, gaat om een relatief kleine parkeerplaats zodat er weinig ruimte was om tot hoge snelheid te komen doordat verdachte ook twee bochten moest nemen om van de parkeerplaats af te komen. [8]
De rechtbank zal hieronder per feit beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet.
[slachtoffer 3] (feit 3)
De rechtbank neemt in ogenschouw dat er een relatief grote afstand was tussen de plaats waar [slachtoffer 3] op de weg stond bij de uitgang van de parkeerplaats, toen hij weg sprong en de plaats waar verdachte op dat moment met zijn auto was. Dit betrof volgens getuige [verbalisant 1] ongeveer vijf meter.
Daarnaast volgt uit de verklaring van [slachtoffer 3] dat hij ervan op de hoogte was dat verdachte weg reed en dat hij op de weg is gaan staan in een poging om verdachte te stoppen. Hij was zich er dus bewust van dat verdachte probeerde te ontkomen en op hem af kwam rijden. Daarbij komt nog dat hij kennelijk genoeg ruimte had om aan de kant te springen.
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om aan te kunnen nemen dat naar de uiterlijke verschijningsvorm de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 3] door verdachtes handelen zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat verdachte die kans heeft aanvaard. [slachtoffer 3] had voldoende tijd om opzij te springen en heeft dat ook gedaan. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat wel kan worden vastgesteld dat er bij [slachtoffer 3] op enig moment redelijke vrees was dat verdachte hem zou aanrijden met zijn auto, dat blijkt ook uit diens verklaring dat hij aan de kant moest springen om te voorkomen dat hij werd geraakt. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een bedreiging met zware mishandeling op.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder feit 3 meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
[slachtoffer 2] (feit 2)
De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] sluiten niet op elkaar aan ten aanzien van het moment waarop het mogelijk strafbare feit heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte instuurde in zijn richting en [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een scherpe bocht naar links maakte en daarbij bijna over [slachtoffer 2] heen reed. Ook de plek waar het gebeurd zou zijn komt niet overeen in de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Daar komt nog bij dat onbekend is gebleven hoe de omgeving op die plek eruit zag en of [slachtoffer 2] op dat moment de ruimte had om aan de kant te springen.
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om aan te kunnen nemen dat naar de uiterlijke verschijningsvorm de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] door verdachtes handelen zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat verdachte die kans heeft aanvaard. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
[slachtoffer 2] heeft echter verklaard dat verdachte op enig moment instuurde in zijn richting en dat hij aan de kant moest springen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee met zijn auto op korte afstand in de richting van [slachtoffer 2] heeft gereden, waardoor bij [slachtoffer 2] de redelijke vrees is ontstaan en is kunnen ontstaan dat verdachte hem zou aanrijden met zijn auto. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een bedreiging met zware mishandeling op, zoals ten laste gelegd onder feit 2 meer subsidiair.
[slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 4] (feit 4)
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van [slachtoffer 1] niet kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn auto op hem in heeft gereden. [slachtoffer 1] heeft slechts verklaard dat hij en [slachtoffer 4] zich voor het voertuig van verdachte bevonden op het moment van het horen van het hoge toerental van de auto, waardoor hij [slachtoffer 4] voor de auto heeft weggetrokken. Daaruit blijkt niet van het inrijden door verdachte op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] . De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling.
Doordat verdachte veel gas gaf in een poging om weg te rijden terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] zich voor de auto bevonden, is de rechtbank van oordeel dat bij beiden de redelijke vrees is ontstaan dat het verdachte zou lukken om zijn voertuig in de versnelling te krijgen en ervandoor te gaan. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd zoals onder feiten 1 en 4 meer subsidiair ten laste is gelegd. Daaraan doet niet aan af dat [slachtoffer 4] geen verklaring heeft willen afleggen, meer in het bijzonder niet dat hij zich bedreigd voelde. Die dreiging vloeit voort uit de vastgestelde gang van zaken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder feit 1 en 4 meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. meer subsidiair)
hij op
of omstreeks12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard [slachtoffer 1] , hoofdagent bij de Landelijke Eenheid heeft bedreigd met zware mishandeling, door, op het moment dat die [slachtoffer 1] zich bevond vóór het voertuig waarin verdachte als bestuurder zat, veel gas te geven en (daarbij) middels de versnellingspook probeerde het voertuig in de versnelling te zetten (in een poging om snel weg te rijden);
2. ( meer subsidiair)
hij op
of omstreeks12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard [slachtoffer 2] , hoofdagent bij de Landelijke Eenheid heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door als bestuurder van een auto
met die auto met (hoge / verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 2] in te rijden en/ofmet die auto (op korte afstand) in de richting van die Mijnten te rijden;
3. ( meer subsidiair)
hij op
of omstreeks12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard [slachtoffer 3] , hoofdagent van de Landelijke Eenheid heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door als bestuurder van een auto een of meerdere malen
met die auto met (hoge / verhoogde) snelheid op die [slachtoffer 3] in te rijden en/ofmet die auto (op korte afstand) in de richting van die [slachtoffer 3] te rijden;
4. ( meer subsidiair)
hij op
of omstreeks12 december 2023 te Huissen, gemeente Lingewaard [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, door, op het moment dat die [slachtoffer 4] zich bevond vóór het voertuig waarin verdachte als bestuurder zat, veel gas te geven en (daarbij) middels de versnellingspook probeerde het voertuig in de versnelling te zetten (in een poging om snel weg te rijden).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 tot en met 4 (alle meer subsidiair):
bedreiging met zware mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod met elektronische monitoring. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om – indien de rechtbank voornemens is een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen – deze geheel voorwaardelijk op te leggen gelet op de gevolgen daarvan voor verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 12 december 2023 schuldig gemaakt aan bedreiging van vier personen – waarvan drie agenten die met de uitvoering van hun werk bezig waren– door met zijn personenauto in de richting van die personen te rijden in zijn poging om aan de politie te ontkomen. Het gaat hier om ernstige feiten. Door zo te handelen heeft verdachte de betrokkenen de stuipen op het lijf gejaagd. Verdachte heeft zijn eigen belang om snel weg te komen laten prevaleren boven het fysieke welzijn van de personen die hij heeft bedreigd.
Verdachte heeft na het verlaten van de parkeerplaats een dollemansrit gemaakt om te ontkomen en heeft daarbij de nodige ernstige verkeersovertredingen gemaakt. De rechtbank betreurt het dat het openbaar ministerie wederom niet gelukt is deze verkeersdelicten in onderhavige strafzaak mee te nemen en er kennelijk voor kiest om hiervoor een afzonderlijke dagvaarding uit te brengen.
Het juridische verwijt dat de rechtbank verdachte maakt, vier keer bedreiging, is een ander, op zichzelf minder ernstig verwijt dan waar de eis van de officier van justitie op is gebaseerd; dat betrof immers een poging doodslag, poging zware mishandeling en bedreiging. Reeds daarom zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in de door haar geformuleerde strafeis.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken – waarbij met een auto op een persoon is ingereden – worden opgelegd.
De rechtbank zal, in navolging van het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, geen gevangenisstraf opleggen die hernieuwde detentie meebrengt, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn jeugdige leeftijd.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 224 dagen passend is, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf. Daarnaast wordt een taakstraf van 180 uren opgelegd.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld, zoals door de reclassering geadviseerd, te weten: de meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante begeleiding, een contactverbod met [slachtoffer 4] en dagbesteding. De rechtbank ziet geen aanleiding om een locatieverbod met elektronische monitoring op te leggen.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding om naast deze straf nog een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De rechtbank gaat er immers niet vanuit dat verdachte op betrokkenen is afgereden met de bedoeling hen te doden of verwonden; bij hem stond voorop dat hij wilde ontkomen aan aanhouding.

8.Beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 625,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de civiele vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één/meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de bedreiging is inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijk integriteit van de benadeelde. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 625,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 12 december 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 tot en met 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
224 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht zijnde 44 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 180 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland (op het adres Stieltjesstraat 1 in Nijmegen) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa Training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd laat begeleiden door een Jeugdcoach of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 4] , geboren op 30 juni 2005, zolang het openbaar ministerie dit nodig vindt. De politie ziet toe op dit verbod;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstrafvan
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
De vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 625,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 625,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 12 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2024.
mrs. W. Bruins en A.J.H. Steenweg zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Landelijke Eenheid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023573007, gesloten op 14 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p. 10-11; proces-verbaal van bevindingen, p. 53-54.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 56.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p. 14-15.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 18-19; proces-verbaal van bevindingen, p. 62-63.
7.Proces-verbaal aanhouding, p. 26, proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
8.Aanvullend proces-verbaal ‘verbalisanten: [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ’; aanvullend proces-verbaal verbalisant [verbalisant 5] ’.