In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het bezwaar van verzoekster tegen de hoogte van de door de griffier toegekende getuigentaxe voor reiskosten en tijdverzuim behandeld. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van € 39,36 die haar was toegekend voor haar tijdverzuim en reiskosten in verband met haar getuigenverhoor in een strafzaak. De griffier had deze vergoeding gebaseerd op de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Verzoekster stelde dat de vergoeding niet overeenkwam met de werkelijke kosten die zij had gemaakt, inclusief parkeerkosten van € 10,44.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het bezwaar van verzoekster deels gegrond is. De rechter stelt vast dat verzoekster recht heeft op een hogere vergoeding voor tijdverzuim, omdat zij ondernemer is. De vergoeding voor tijdverzuim wordt vastgesteld op € 138,86, wat 50% van haar uurtarief van € 69,43 voor 4 uren betreft. De rechter wijst echter de verzoeken om vergoeding van parkeerkosten en een hogere reiskostenvergoeding af, omdat niet is aangetoond dat het gebruik van openbaar vervoer niet mogelijk was.
De voorzieningenrechter vernietigt de eerdere beschikking van 19 maart 2024 voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding voor tijdverzuim en draagt de griffier op om het verschil van € 111,62 aan verzoekster te betalen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 6 mei 2024.