ECLI:NL:RBGEL:2024:2791

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
C/05/434143 / KG RK 24-302
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen de hoogte van de getuigentaxe voor reiskosten en tijdverzuim in strafzaken

In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het bezwaar van verzoekster tegen de hoogte van de door de griffier toegekende getuigentaxe voor reiskosten en tijdverzuim behandeld. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van € 39,36 die haar was toegekend voor haar tijdverzuim en reiskosten in verband met haar getuigenverhoor in een strafzaak. De griffier had deze vergoeding gebaseerd op de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Verzoekster stelde dat de vergoeding niet overeenkwam met de werkelijke kosten die zij had gemaakt, inclusief parkeerkosten van € 10,44.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het bezwaar van verzoekster deels gegrond is. De rechter stelt vast dat verzoekster recht heeft op een hogere vergoeding voor tijdverzuim, omdat zij ondernemer is. De vergoeding voor tijdverzuim wordt vastgesteld op € 138,86, wat 50% van haar uurtarief van € 69,43 voor 4 uren betreft. De rechter wijst echter de verzoeken om vergoeding van parkeerkosten en een hogere reiskostenvergoeding af, omdat niet is aangetoond dat het gebruik van openbaar vervoer niet mogelijk was.

De voorzieningenrechter vernietigt de eerdere beschikking van 19 maart 2024 voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding voor tijdverzuim en draagt de griffier op om het verschil van € 111,62 aan verzoekster te betalen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 6 mei 2024.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/434143 / KG RK 24-302
Beschikking van de voorzieningenrechter van 6 mei 2024
op het bezwaarschrift van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
verschenen in persoon.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Bij beschikking van 19 maart 2024 is door de griffier van deze rechtbank - in verband met een verhoor van verzoekster als getuige in een strafzaak, met (verkort) kenmerk ‘ [kenmerk] ’ - aan verzoekster een vergoeding toegekend van in totaal
€ 39,36, waarvan € 27,24 voor tijdverzuim en € 12,12 voor de heen- en terugreis. De vergoeding is gebaseerd op de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De vergoeding voor tijdverzuim is gebaseerd op de forfaitaire vergoeding voor werknemers (€ 6,81) en een duur van 4 uren. De vergoeding voor de heen- en terugreis is berekend op basis van gebruik van het openbaar vervoer.
1.2.
Bij e-mail van 26 maart 2024 heeft verzoekster bij deze rechtbank bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de vergoeding, omdat deze volgens haar niet overeenkomt met de kosten die zij daadwerkelijk heeft gemaakt. Dit omvat ook door verzoekster gemaakte parkeerkosten ter grootte van € 10,44.
1.3.
Bij brief van 4 april 2024 heeft de griffier van deze rechtbank, onder verwijzing naar de Wet tarieven in strafzaken, gereageerd op het bezwaarschrift. In deze brief is de griffier niet ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van verzoekster. Bij brief van 12 april 2024 heeft de rechtbank verzoekster in de gelegenheid gesteld om haar kosten die zien op tijdverzuim nader te onderbouwen.
1.4.
Bij brief van 15 april 2024 heeft verzoekster de rechtbank onder meer bericht dat haar gemiddelde uurtarief € 69,43 exclusief btw bedraagt. Zij heeft de rechtbank verzocht om 4 uren aan haar te vergoeden (€ 277,72 exclusief btw).
1.5.
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend, zodat verzoekster ontvankelijk is in haar bezwaar (vgl. artikel 8 lid 2 en artikel 10 van de Wet tarieven in strafzaken).
1.6.
Verzoekster heeft in haar bezwaarschrift niet de wens te kennen gegeven te worden gehoord, zodat op het bezwaar zal worden beslist zonder dat zij wordt opgeroepen om te worden gehoord (vgl. artikel 11 lid 1 van de Wet tarieven in strafzaken).
1.7.
Uit het systeem van de Wet tarieven in strafzaken volgt, voor zover hier van belang, dat enerzijds het financieel nadeel dat getuigen in verband met hun verschijnen voor de rechter lijden zoveel mogelijk wordt weggenomen, en dat anderzijds niet zodanig hoge vergoedingen worden toegekend dat getuigen een financieel voordeel kunnen genieten.
1.8.
De voorzieningenrechter is in de gegeven omstandigheden van oordeel dat het bezwaar van verzoekster deels ongegrond en deels gegrond is en dat zij voor een hogere vergoeding dan € 39,36 in aanmerking komt. Daarvoor is het volgende van belang.
  • Verzoekster kan geen aanspraak maken op vergoeding van parkeerkosten, omdat niet gesteld of gebleken is dat het gebruik van het openbaar vervoer voor het getuigenverhoor niet of onvoldoende mogelijk was, zodat het niet noodzakelijk was om deze kosten te maken.
  • Om dezelfde reden kan verzoekster geen aanspraak maken op een hogere reiskostenvergoeding, nog daargelaten dat zij voor het gebruik van eigen vervoer hooguit een vergoeding van € 7,90 (14,1 km x 2 x € 0,28) zou kunnen ontvangen, terwijl aan haar voor reiskosten € 12,12 is toegekend.
  • Aan verzoekster zal een vergoeding voor tijdverzuim worden toegekend ter grootte van
€ 138,86 (50% x 4 uren x € 69,43). De vergoeding van (slechts) 50% van het uurtarief hangt samen met de omstandigheid dat over een onkostenvergoeding voor een getuige geen belasting hoeft te worden betaald, terwijl het reguliere uurtarief van een zelfstandige fiscaal belast wordt. Omdat niet gesteld of gebleken is dat de btw voor verzoekster geen verrekenpost is, kan zij geen aanspraak maken op vergoeding van btw.
1.9.
De voorzieningenrechter zal de beschikking van 19 maart 2024 vernietigen, voor zover die betrekking heeft op de vergoeding voor tijdverzuim. Aan de griffier zal worden opgedragen om het verschil tussen het in deze beschikking toegekende bedrag voor tijdverzuim (€ 138,86) en de aan verzoekster reeds toegekende vergoeding voor tijdverzuim (€ 27,24) - zijnde € 111,62 - aan verzoekster te betalen.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
verklaart het bezwaar van verzoekster gegrond voor zover het bezwaar betrekking heeft op de vergoeding voor tijdverzuim en verklaart het bezwaar van verzoekster voor het overige ongegrond,
2.2.
vernietigt de door de griffier van deze rechtbank gegeven beschikking van 19 maart 2024, met (verkort) kenmerk ‘ [kenmerk] ’, voor zover die betrekking heeft op de vergoeding voor tijdverzuim,
2.3.
draagt de griffier op om aan verzoekster € 111,62 te betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op
6 mei 2024.