ECLI:NL:RBGEL:2024:2755

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
29477.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een moeder voor kindermishandeling met zware lichamelijke letsels en vrijheidsberoving van haar 10-jarige zoon

Op 6 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een alleenstaande moeder, die werd beschuldigd van kindermishandeling van haar 10-jarige zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder haar zoon gedurende een periode van meer dan vier uur heeft vastgebonden met ducttape, wat heeft geleid tot ernstig letsel aan zijn polsen en enkels. De feiten vonden plaats tussen 27 juli en 10 augustus 2022 in Wezep. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, ondanks enige inconsistenties, betrouwbaar waren en ondersteund door forensisch bewijs. De moeder werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 10.000,- toegewezen aan het slachtoffer, die door de rechtbank als immateriële schade werd gekwalificeerd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het blijvende letsel dat het slachtoffer had opgelopen, en dat de moeder haar verantwoordelijkheden als verzorgende ouder had verzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/029477-23
Datum uitspraak : 6 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] [postcode] in [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. D.A.J. Spierings, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2022 tot en met
10 augustus 2022 te Wezep,
(telkens) opzettelijk
[slachtoffer] ( geboren [geboortedag 2] 2012 )
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, welk feit
zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstig snijletsel (ligatuur letsel) aan polsen en/of
enkels/onderbenen) ten gevolge heeft gehad voor die [slachtoffer] ,
door voornoemde [slachtoffer] één of meermalen tijdens voornoemde
periode in zijn (slaap)kamer te laten verblijven en/of op te sluiten en/of (daarbij)
de polsen en/of enkels/onderbenen van die [slachtoffer] krachtig met
ducttape, althans een koord en/of een ander bindmiddel aan elkaar vast te binden
teneinde te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] zijn (slaap)kamer
kon verlaten;
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2022 tot en met
10 augustus 2022 te Wezep, in de gemeente Oldebroek,
aan haar zoon [slachtoffer] ( geboren [geboortedag 2] 2012 )
(telkens) opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig snijletsel (ligatuur letsel) aan polsen en/of
enkels/onderbenen, heeft toegebracht door één of meermalen de polsen en/of
enkels/onderbenen van die [slachtoffer] krachtig met ducttape, althans
een koord en/of een ander bindmiddel aan elkaar vast te binden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2022 tot en met
10 augustus 2022 te Wezep, in de gemeente Oldebroek,
haar zoon [slachtoffer] ( geboren [geboortedag 2] 2012 ) (telkens) heeft mishandeld door
één of meermalen de polsen en/of de enkels/onderbenen van die [slachtoffer]
krachtig met ductape, althans een koord en/of een ander bindmiddel aan elkaar vast te
binden,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig snijletsel (ligatuur letsel), ten
gevolge heeft gehad;
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2022 tot en met
10 augustus 2022 te Wezep
haar kind, [slachtoffer] ( geboren [geboortedag 2] 2012 ),
(telkens) heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] , al dan niet met een slagvoorwerp, één of meermalen krachtig op/tegen rug en/of de benen,
althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
één of meermalen (krachtig) in de rug te bijten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 en het primair ten laste gelegde onder feit 2 bewezen. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Ten aanzien van feit 3 is tot vrijspraak gerekwireerd. Hiertoe is aangevoerd dat de bijtwonden op de rug van [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) meer dan een jaar oud zijn en dat niet duidelijk is of deze wonden door een kind of een volwassene zijn toegebracht. Ten aanzien van het letsel op het been is niet komen vast te staan wanneer dit letsel is ontstaan. Er is zodoende onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit volgt dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe is allereerst aangevoerd dat geen van de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen voldoende betrouwbaar zijn. [slachtoffer] is niet in de juiste taal – het Tigrinya – gehoord en heeft extreem verschillend verklaard. Daarbij is sprake van beïnvloeding van [slachtoffer] door [getuige] . Dit moet ertoe leiden dat alle verklaringen van [slachtoffer] als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven. Er is daarom onvoldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen.
Indien de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] wel voor het bewijs gebruikt, heeft de raadsvrouw over de vrijheidsberoving en het zwaar lichamelijk letsel het volgende naar voren gebracht. Er is geen bewijs waaruit volgt dat verdachte [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd. Voor zover [slachtoffer] op enig moment al van zijn vrijheid beroofd zou zijn, dan geldt dat een kind van 10 jaar oud in zijn algemeenheid nog niet kan gaan en staan waar het wil. Sturing en bescherming door de moeder is op die leeftijd nog noodzakelijk.
Over het zwaar lichamelijk letsel is naar voren gebracht dat er geen zwaar lichamelijk letsel aan de onderbenen en voeten van [slachtoffer] is. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is van een ernstig litteken, dat er geen sprake is van operatief ingrijpen en dat er geen sprake is van een langere herstelperiode. Voor het letsel aan de polsen geldt dat er van de linkerpols geen foto’s zijn overgelegd. Kennelijk is daar geen litteken zichtbaar. Slechts het letsel aan de rechter pols en de rechter bovenarm kan als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd. Dat letsel houdt echter verband met de heet water verbranding. Dit is niet aan verdachte ten laste gelegd waardoor de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Indien de rechtbank van oordeel is dat ligatuur letsel wel zwaar lichamelijk letsel is, dan is de verklaring van [slachtoffer] aannemelijk waarin hij zegt door een grote zwarte man te zijn vastgebonden.
Met betrekking tot de als feit 3 tenlastegelegde eenvoudige mishandeling geldt dat dit door verdachte wordt ontkend en dat er geen steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] voorhanden is.
De beoordeling door de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
De rechtbank beoordeelt eerst of er op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting aanleiding is om de verklaringen van [slachtoffer] op voorhand als onbetrouwbaar aan te merken.
[slachtoffer] heeft op 2 februari 2023 in een studioverhoor een verklaring afgelegd waarin hij, kort weergegeven, zijn moeder aanwijst als de persoon die hem letsel heeft toegebracht door hem aan het bed van zijn broertje vast te binden, te slaan en in zijn rug te bijten. Deze verklaring wijkt af van eerdere verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd. Aanvankelijk verklaarde [slachtoffer] namelijk dat hij uit een boom was gevallen [2] en later verklaarde hij, in het eerste studioverhoor dat op 24 januari 2023 bij hem is afgenomen, dat hij door een vriend van zijn moeder is vastgepakt en met touw is vastgebonden. [3] Die tegenstrijdigheid in de inhoud van de verklaringen leidt er op zichzelf niet toe dat de verklaringen van [slachtoffer] daarmee onbetrouwbaar zijn en zodoende niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Hiertoe overweegt de rechtbank verder het volgende. Over de afgelegde verklaring van [slachtoffer] op 2 februari 2023 zijn op verzoek van de verdediging twee betrouwbaarheidsrapportages opgesteld. Uit de rapportage van 16 augustus 2023, opgesteld door klinisch psycholoog Van der Schoot , volgt dat [slachtoffer] ondanks taalbelemmeringen in staat is om kerninformatie te delen. Verder is de relatie die [slachtoffer] heeft met zijn persoonlijk begeleider [getuige] van positieve invloed op de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. De verklaring van [slachtoffer] bevat een mate van consistentie over het vastzitten, geslagen worden en bepaalde voorwerpen die betrokken waren. Dit wijst op een zekere betrouwbaarheid van zijn verhaal, ondanks de moeite met taal. [4] Uit de rapportage van deskundige Van der Sleen van 18 juni 2023 volgt dat het verhoor van [slachtoffer] op 2 februari 2023 meer voldoet aan de criteria voor ware verklaringen dan de eerdere verklaringen van [slachtoffer] . Zijn verklaring tijdens het tweede verhoor is met name gedetailleerder en [slachtoffer] vertelt meer uit zichzelf. De deskundige concludeert dat er vanuit de rechtspsychologie geen reden is om minder waarde te hechten aan de verklaring van [slachtoffer] in het tweede verhoor dan aan zijn eerdere verklaringen. [5]
De rechtbank overweegt verder dat de verklaring van [slachtoffer] zoals afgelegd op 2 februari 2023 ook steun vindt in de overige, hierna aan te halen, bewijsmiddelen, waaronder de bevindingen in de woning van verdachte waarbij goederen worden aangetroffen die door [slachtoffer] in zijn verklaring worden omschreven. Ook wordt de verklaring van [slachtoffer] over de wijze waarop hij langdurig door zijn moeder is vastgebonden aan het bed van zijn broertje met ‘grijze pleister’, ondersteund door het bij hem geconstateerde letsel en door de grijze ducttape die is aangetroffen op en aan het bed van zijn broertje en de op die ducttape aangetroffen sporen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de verklaring van [slachtoffer] van 2 februari 2023 als betrouwbaar worden aangemerkt en is deze verklaring bruikbaar voor het bewijs. Het betrouwbaarheidsverweer wordt dan ook verworpen.
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank zal deze feiten tegelijk behandelen gelet op hun onderlinge samenhang.
Inleiding
De – destijds – tienjarige [slachtoffer] is van 10 augustus 2022 tot en met 19 augustus 2022 opgenomen geweest op de kinderafdeling van de Isala klinieken in Zwolle. Hij is binnengekomen op de spoedeisende hulp in verband met letsel aan zijn polsen en onderbenen. Aan de wonden aan de rechter pols werd een operatie uitgevoerd, te weten een huidtransplantatie. [6]
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] is op 10 augustus 2022 onderzocht op de spoedeisende hulp in het ziekenhuis. [slachtoffer] meldt dat hij uit een boom is gevallen en daarbij letsel heeft opgelopen. De moeder van [slachtoffer] (verdachte) meldt ook de val uit de boom en verklaart dat hij vaker valt. Ook meldt zij dat sprake is van heet water verbranding van de rechter hand. Bij het onderzoek zijn ook foto’s gemaakt. Door forensisch arts [naam 1] zijn de verwondingen van [slachtoffer] beschreven. Hieruit volgt dat bij [slachtoffer] – onder meer – letsel is vastgesteld aan zijn (onder)armen, polsen en benen. Over dit letsel heeft de forensisch arts het volgende gerapporteerd:

De bevindingen aan de onderarmen/polsen en bij de enkels is letsel dat niet kan passen bij een val uit een boom en ook niet bij meerdere vallen (al dan niet uit een boom).
Het letsel aan de onderarmen/polsen en bij de enkels is kenmerkend voor zogeheten ligatuur letsel. Ligatuur letsel ontstaat doordat een lichaamsdeel omstrengeld wordt met een koord, touw of ander soepel, met de rondingen van het lichaam meebuigend materiaal. Ligatuur letsel wordt in de forensische geneeskunde het meest gezien om de hals, maar heeft om de polsen en enkels hetzelfde effect. Het letsel wordt gekenmerkt door het circulaire verloop en de wisselende diepte. Het materiaal waarmee wordt gebonden wordt door, of wel strak aantrekken of door wrikkende beweging, afhankelijk van de kracht die wordt uitgeoefend, min of meer diep de huid in getrokken.
De huidbeschadigingen aan de binnenzijde van de enkels passen bij drukplekken tgv het tegen elkaar aan drukken van de enkels. De letsels aan de rechter pols zijn ernstiger dan aan de linker pols. Het is mogelijk dat het ligatuur letsel is verergerd door (tevens) een heet water verbranding. (…)
De letsels op het linker bovenbeen zijn vanwege de locatie, het lijnvormige aspect en de randschikking minder waarschijnlijk bij kinderspel en meer passend bij toegebracht letsel. De twee parallel verlopende huidverkleuringen zijn tramline bruises. Dit is een kneuzing/bloeduitstorting veroorzaakt door een langwerpig plat tot buisvormig voorwerp.”
Voor het letsel aan de polsen geldt dat dit diep letsel is en geruime tijd (weken/maanden) nodig zal hebben om te herstellen. [7]
Op 10 november 2022 is door forensisch arts [naam 1] een aanvullende letselrapportage opgesteld. Hieruit volgt dat het ontstaansmoment van het letsel aan polsen en enkels geschat wordt op één week voor het vastleggen van het letsel op 10 augustus 2022. Zoals eerder benoemd is het letsel aan de onderarmen/polsen en enkels kenmerkend voor ligatuur letsel. Om een diepe verwonding te krijgen zoals [slachtoffer] heeft, moet de ligatuur krachtig zijn en strak zitten en gedurende geruime tijd plaatsvinden. Een korte tijd van verstrikking leidt niet tot het bij [slachtoffer] waargenomen letsel. Het ligatuurletsel van [slachtoffer] is zeer veel waarschijnlijker onder de hypothese van vastbinden, dan onder de hypothese van vallen uit een boom of het verstrikt raken in een waslijn. [8] [naam 1] heeft over de drukplekken op de enkels van [slachtoffer] gerapporteerd dat dit letsel passend is bij het langdurig tegen elkaar aandrukken van de enkels. Bij [slachtoffer] zijn de drukplekken te zien voorbij het eerste stadium van drukplekken. Tienjarige jongens hebben doorgaans een goede doorbloeding van armen en benen. Bij een goede doorbloeding en een jonge huid ontstaan drukplekken minder snel. In het geval van [slachtoffer] is er sprake van circulaire huiddoorbrekingen aan de armen en benen die gedeeltelijk door alle lagen van de huid zijn gegaan en tevens drukplekken veroorzaken aan de enkels. Het gaat in het geval van [slachtoffer] om een strakke omstrengeling van vele uren, zeker meer dan vier uur. [9]
[slachtoffer] heeft op 30 januari 2023 aan zijn persoonlijk begeleider [getuige] verteld dat het verhaal wat hij bij de politie heeft verteld niet klopt. [slachtoffer] vertelde vervolgens aan [getuige] dat zijn wonden komen van zijn moeder. Zijn moeder heeft hem vastgebonden op de kamer van zijn broertje [naam 2] . Zij sloeg hem ook met een stok uit de kast. [slachtoffer] vertelde dat hij meerdere dagen vastgebonden heeft gezeten zonder eten en drinken. Over de brandwonden vertelde [slachtoffer] dat zijn moeder heet water over zijn hand heeft gegooid. [slachtoffer] heeft dit in eerste instantie niet bij de politie verteld omdat hij bang was dat hij terug zou moeten naar zijn moeder en gestraft zou worden. [10]
[slachtoffer] is gelet op deze verklaring aan [getuige] op 2 februari 2023 opnieuw door de politie gehoord in een studioverhoor. [slachtoffer] heeft in dat verhoor verklaard dat hij heeft vastgezeten en is geslagen met zo’n ding waar je kleren aan hangt. Hij heeft toen lang vastgezeten met een pleister. Hij heeft geen eten en drinken gekregen toen hij vast zat en hij voelde zich niet goed. Hij moest van zijn moeder kiezen tussen slaan met een touw of vastzitten. Hij koos voor vastzitten. Zijn moeder maakte zijn voeten en handen vast en hij probeerde los te komen. Zij maakte hem vast met touw en grijs pleister. De pleister was heel strak. Zijn moeder deed de pleister vast aan het hekje van het bed. Zo lag hij met pleisters vastgeplakt en kon hij niet loskomen en ook niet rollen. De kamer waar hij vast zat was de slaapkamer van [naam 2] . Toen zijn moeder hem losmaakte kon hij even niet lopen. Hij voelde zijn handen en zijn voeten niet meer. Als hij ging lopen had hij pijn. Na drie, vier of vijf dagen is hij naar de dokter geweest. Hij is ook door zijn moeder geslagen. [11]
Op 14 februari 2023 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in het huis van verdachte. Hierbij zijn onder meer aangetroffen: twee stuks grijze ducttape vastgeplakt op het bed van [naam 2] , een rol ducttape op de slaapkamer van [slachtoffer] , een ijzeren staaf op de kamer van [slachtoffer] en twee keer een roede op de slaapkamer van verdachte. [12] Over de roede op de slaapkamer van verdachte is geverbaliseerd dat er een roede op de bodem van de kast op haar slaapkamer lag. [13]
De twee aangetroffen stuks ducttape zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht ten behoeve van DNA-onderzoek. Hierbij zijn van de twee stuks tape ( [nummer 1] ) bemonsteringen veiliggesteld voor forensisch onderzoek. Vervolgens is het DNA-profiel van verdachte en van [slachtoffer] vergeleken met de DNA-profielen verkregen van het sporenmateriaal. Voor het DNA-profiel aangetroffen op [nummer 2] geldt dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van [slachtoffer] , dan van een ander willekeurig persoon. Dit geldt ook voor het DNA-profiel dat is aangetroffen op [nummer 3] . Voor het DNA-profiel aangetroffen op [nummer 4] geldt dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van verdachte, dan van een ander willekeurig persoon. [14] De rechtbank concludeert op grond van de matchkans dat verdachte en [slachtoffer] donor zijn van het aangetroffen celmateriaal op de ducttape.
Verdachte heeft verklaard dat zij in de periode van 27 juli tot en met 10 augustus 2022 thuis was. Zij zat in quarantaine in verband met besmetting met het coronavirus. In die twee weken is er niemand bij haar en de kinderen thuis geweest. [15]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] op 10 augustus 2022 is opgenomen in het ziekenhuis met letsel aan – onder meer – zijn polsen/onderarmen en enkels. Dit letsel is getypeerd als ligatuur letsel. De ligatuur moet in het geval van [slachtoffer] krachtig zijn geweest en geruime tijd hebben plaatsgevonden. Het gaat om een strakke omstrengeling van zeker meer dan vier uur. Verder volgt uit de letselrapportages dat het ontstaansmoment van het letsel geschat wordt op één week voor 10 augustus 2022 en dat het ligatuur letsel zeer veel waarschijnlijker is ontstaan door het vastbinden, dan door het vallen uit een boom of verstrikt raken in een waslijn.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat [slachtoffer] in de periode voorafgaand aan 10 augustus 2022 vastgebonden is geweest en dat het bij hem geconstateerde letsel is toegebracht. De stelling dat dit letsel zou zijn ontstaan door een onschuldige oorzaak, te weten de val uit een boom, zoals bij kinderen wel gebeurt, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Die stelling vindt zijn weerlegging in het rapport van de forensisch arts.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte diegene is geweest die [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd door hem vast te binden en die hem zodoende (zwaar) heeft mishandeld.
Vrijheidsberoving
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om feiten en omstandigheden die vragen om een plausibele en verifieerbare verklaring van de verzorgende ouder over hoe en wanneer het letsel is ontstaan, dan wel ontdekt. Een dergelijke verklaring van verdachte is uitgebleven. Op basis van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] voor ten minste vier uren heeft vastgebonden met ducttape aan het bed van zijn broertje [naam 2] . Dit blijkt in de eerste plaats uit de verklaring van [slachtoffer] zelf. Deze verklaring van [slachtoffer] vindt op belangrijke punten steun in de andere bewijsmiddelen, waaronder de uitgebreide letselrapportages, de in het huis van verdachte aangetroffen ducttape op het bed van [naam 2] en het NFI-rapport over de aangetroffen DNA-sporen op die ducttape. Verder heeft verdachte zelf verklaard dat er in de periode dat het letsel is ontstaan verder niemand bij hen in huis geweest. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] door hem met ducttape vast te binden aan het bed van zijn broertje [naam 2] .
Zware mishandeling
Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat zij bewezen acht dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] gedurende (ten minste) vier uren heeft vast gebonden aan het bed. De vraag is vervolgens of het door [slachtoffer] opgelopen letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden gekwalificeerd en of verdachte zich aldus ook schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer] .
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die opsomming is niet uitputtend. De bepaling laat de rechter de vrijheid om ook buiten de genoemde gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, wanneer dat letsel voldoende ernstig is, om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij dient volgens vaste rechtspraak de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
Over het letsel van [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat er sprake is geweest van diepe verwondingen aan – met name – de polsen. Voor zijn rechterpols heeft [slachtoffer] , middels een operatie, een huidtransplantatie ondergaan. De hersteltijd is destijds geschat op weken of maanden. Op de foto’s gemaakt in december 2023, geruime tijd na de vrijheidsberoving van [slachtoffer] , is te zien dat er bij [slachtoffer] sprake is van ontsierende littekens aan de rechter pols/onderarm en het rechter onderbeen. [16] Op grond van bovenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank dit letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of verdachte het zwaar lichamelijk letsel opzettelijk heeft toegebracht. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu op zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Het bewust aanvaarden van die aanmerkelijke kans kan in bepaalde gevallen ook uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen worden afgeleid. Bepaalde gedragingen kunnen immers naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de dader de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Verdachte heeft [slachtoffer] voor ten minste enkele uren strak vastgebonden aan zijn polsen en enkels. De kans dat iemand dan zwaar lichamelijk letsel oploopt, zeker nu de doorbloeding van enkels en polsen daarmee wordt bemoeilijkt, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. Door [slachtoffer] toch op deze manier vast te binden heeft verdachte bewust die kans aanvaard, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Van contra-indicaties die een andersluidend oordeel zouden kunnen rechtvaardigen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
Verwerping verweer
Verdachte heeft de aan haar ten laste gelegde strafbare feiten ontkend. Door de verdediging is een alternatieve toedracht geschetst, namelijk dat het mogelijk is dat [slachtoffer] uit een boom is gevallen en verstrikt is geraakt in een waslijn of vastgebonden is door een onbekende grote man.
Verdachtes ontkenning en schets van een alternatieve toedracht acht de rechtbank onaannemelijk. Deze scenario’s vinden geen steun in het dossier. Integendeel, zij worden juist weersproken door bewijsmiddelen, in het bijzonder de bevindingen van de forensisch arts en de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
Feit 3
Uit de letselrapportages volgt dat er op het linker bovenbeen van [slachtoffer] een tweetal zogeheten ‘tramline bruises’ worden aangetroffen. Het letsel is veroorzaakt door een langwerpig/ buisvormig voorwerp. De forensisch arts acht het waarschijnlijker dat het letsel is toegebracht dan dat het accidenteel is ontstaan. Het letsel is circa 3 tot 10 dagen oud ten tijde van waarneming. [17] [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat hij is geslagen met een ding uit de kast. Bij de huiszoeking van verdachte is een ijzeren staaf op de kamer van [slachtoffer] gevonden en twee keer een roede op de slaapkamer van verdachte.
Gelet op de bevindingen van de forensisch arts, in combinatie met het letsel van [slachtoffer] en zijn verklaring over het ontstaan hiervan, is de rechtbank van oordeel dat het geconstateerde letsel van [slachtoffer] is toegebracht met een aan langwerpig voorwerp. Dat dit letsel zou zijn ontstaan door een onschuldige oorzaak, zoals bij kinderen wel gebeurt, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Niet alleen is verdachte daarover weinig concreet en specifiek geweest; die stelling vindt bovendien zijn weerlegging in het rapport van de forensisch arts.
De bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien leveren naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte [slachtoffer] , met een slagvoorwerp – vermoedelijk een kledingroede – krachtig op het been heeft geslagen.
Over de bijtwonden overweegt de rechtbank dat door de forensisch arts is gerapporteerd dat hiervan nog slechts littekens te zien zijn, die meer dan een jaar oud zijn. Dat betekent dat het letsel is toegebracht buiten de tenlastegelegde periode. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het toebrengen van bijtletsel bij [slachtoffer] .
Ten aanzien van de pleegperiode (voor de feiten 1, 2 en 3)
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en overwegingen concludeert de rechtbank het volgende. Uit de letselrapportage volgt dat het letsel van [slachtoffer] ongeveer één week voor 10 augustus 2022 is ontstaan. Ten aanzien van de ‘tramline bruises’ geldt dat dit letsel 3 tot 10 dagen oud was. Verdachte heeft verklaard dat zij in de periode voor 10 augustus 2022 twee weken in quarantaine heeft doorgebracht samen met haar kinderen en dat er niemand anders bij haar thuis is geweest. De rechtbank leidt hieruit af dat de vrijheidsberoving en (zware) mishandeling van [slachtoffer] op enig moment in de twee weken voor 10 augustus heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van een bewezenverklaarde periode van 27 juli 2022 tot en met 10 augustus 2022.
Conclusie
De bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien leveren naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte zich in de periode van 27 juli 2022 tot en met 10 augustus 2022 schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, de onder feit 2 primair ten laste gelegde zware mishandeling en de onder feit 3 ten laste gelegde mishandeling, met uitzondering van het bijten in de rug.
Voorwaardelijke verzoeken van de verdediging
De verdediging heeft bij pleidooi voorwaardelijke verzoeken gedaan. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is verzocht om de deskundigen Van der Schoot en Van der Sleen te horen als getuigen.
De rechtbank overweegt als volgt. De verdediging heeft voorafgaand aan de terechtzitting de mogelijkheid gehad om vragen te stellen aan de deskundigen voordat hun rapportages werden opgesteld. Zodoende konden de vragen van de verdediging meegenomen worden bij het opstellen van de rapportages. Van deze mogelijkheid heeft de verdediging geen gebruikgemaakt.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangegeven de deskundigen alsnog te willen horen. In dit geval mag van de kant van de verdediging een (uitgebreide) motivering worden verwacht waarin de verdediging aanvoert op welke punten nog vragen dienen te worden gesteld aan de deskundigen. Door de verdediging is niet aangevoerd over welke vragen deze deskundigen zouden moeten worden gehoord. Ook is niet aangevoerd met welke conclusies van de deskundigen de verdediging het niet eens is. De rechtbank zal het voorwaardelijke verzoek ten aanzien van de genoemde deskundigen daarom afwijzen. Dat de officier van justitie in eerdere correspondentie met de raadsvrouw heeft aangegeven dat de deskundigen ter terechtzitting aanwezig zouden zijn maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Daarnaast heeft de verdediging bij pleidooi verzocht mevrouw [naam 3] als getuige te horen. Zij zou in het bijzonder kunnen verklaren over hechtingsproblematiek in de Eritrese cultuur. De rechtbank wijst ook dit voorwaardelijke verzoek van de verdediging af. De verdediging heeft aangevoerd dat mevrouw [naam 3] al diagnostisch onderzoek bij verdachte heeft verricht. Het is echter niet de bedoeling om [naam 3] te horen over haar bevindingen met betrekking tot verdachte, maar over [slachtoffer] . De rechtbank acht niet wenselijk dat één deskundige zich uitlaat over zowel de verdachte als het slachtoffer. Bovendien is eventuele hechtingsproblematiek van [slachtoffer] voor de rechtbank geen element geweest om tot het oordeel te komen dat zijn voor het bewijs gebruikte verklaring betrouwbaar is. Daarvoor verwijst de rechtbank naar de verankering van die verklaring in het overige bewijsmateriaal.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op één
of meertijdstip
penin
of omstreeksde periode van 27 juli 2022 tot en met
10 augustus 2022 te Wezep,
(telkens)opzettelijk [slachtoffer] ( geboren [geboortedag 2] 2012 ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, welk feit
zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstig snijletsel (ligatuur letsel) aan polsen en
/of
enkels
/onderbenen)ten gevolge heeft gehad voor die [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] éénmaal
of meermalentijdens voornoemde periode in de
(slaap
)kamer te laten verblijven
en/of op te sluitenen
/of (daarbij
)de polsen en
/ofenkels
/onderbenenvan die [slachtoffer] krachtig met ducttape,
althans een koorden/of een ander bindmiddel aan elkaar vast te binden teneinde te voorkomen dat voornoemde [slachtoffer] de
(slaap
)kamer kon verlaten;
2.
zij op één
of meertijdstip
penin
of omstreeksde periode van 27 juli 2022 tot en met
10 augustus 2022 te Wezep, in de gemeente Oldebroek, aan haar zoon [slachtoffer] ( geboren [geboortedag 2] 2012 )
(telkens)opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig snijletsel (ligatuur letsel) aan de rechterpols en
/of-enkel
/onderbenen, heeft toegebracht door éénmaal
of meermalende polsen en
/ofenkels
/onderbenenvan die [slachtoffer] krachtig met ducttape,
althans een koorden/of een ander bindmiddel aan elkaar vast te binden;
3.
zij op één
of meertijdstip
penin
of omstreeksde periode van 27 juli 2022 tot en met
10 augustus 2022 te Wezep haar kind, [slachtoffer] ( geboren [geboortedag 2] 2012 ),
(telkens)heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] , al dan niet met een slagvoorwerp,
éénmaal ofmeermalen krachtig op
/tegen rug en/ofhet been,
althans op/tegen het lichaamte slaan.
en/of te stompen en/of (vervolgens) één of meermalen (krachtig) in de rug te bijten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
in eendaadse samenloop met
feit 2, primair:
zware mishandeling
feit 3:
mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Aan dit voorwaardelijk strafdeel dient een proeftijd te worden gekoppeld van drie jaren. De tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient op deze straf in mindering te worden gebracht. Verder is verzocht om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis niet op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw bepleit dat rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo heeft zij gelet op haar vlucht uit Eritrea al veel moeten doorstaan en heeft zij in Nederland zelf hulp gezocht met betrekking tot haar zoontjes. Een gevangenisstraf heeft veel negatieve consequenties voor haar omdat ze daarmee haar woning, haar uitkering en het opgebouwde contact met zoontje [naam 2] verliest. Verdachte is wel in staat om een taakstraf uit te voeren. Verder is eveneens verzocht om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis niet op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
- het uittreksel justitiële documentatie van 21 maart 2024;
- het reclasseringsadvies van 26 april 2023 en van 1 december 2023.
Het is bij uitstek de taak van iedere ouder om zorg te dragen voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van zijn of haar kind. Des te schokkender is het wanneer een kind letsel – in welke vorm dan ook – oploopt door het toedoen van zijn ouders. Dit is wat [slachtoffer] is overkomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de vrijheidsberoving, zware mishandeling en mishandeling van [slachtoffer] waarbij hij ernstig letsel heeft opgelopen. Met de littekens die door het toegebrachte letsel zijn ontstaan, is hij voor het leven getekend. Verdachte heeft met haar handelen zowel de lichamelijke als psychische integriteit van [slachtoffer] ernstig geschonden. Het toepassen van geweld en veroorzaken van letsel bij, door hun leeftijd, weerloze kinderen die voor hun verzorging volledig afhankelijk zijn van hun ouders/verzorgers, is volstrekt ontoelaatbaar. Kinderen horen op te groeien in een veilige en liefdevolle omgeving. Een veilig thuis, zonder fysiek geweld, is immers de basis voor een gezonde ontwikkeling van een kind. Geweld heeft absoluut geen plek in die ontwikkeling. [slachtoffer] was nog maar enkele jaren in Nederland toen de feiten plaatsvonden. In een dergelijke kwetsbare situatie moet een kind juist op zijn moeder kunnen rekenen voor steun en veiligheid. Verdachte heeft [slachtoffer] pijn, letsel en angst bezorgd en zijn “thuis” tot een onveilige plek gemaakt. Verdachte heeft bovendien geen enkele openheid willen geven over wat is voorgevallen.
Verdachte is sociaal gehoord door de politie en over haar zijn twee reclasseringsrapportages opgesteld. Hieruit volgt dat verdachte is opgegroeid in Eritrea. Op haar zestiende beviel zij van [slachtoffer] . Zwanger van een tweede kind is ze vanuit Eritrea als bootvluchteling naar Nederland gevlucht, waar ze in 2015 is aangekomen en waar [naam 2] is geboren. [slachtoffer] bleef achter in Eritrea. Hij is in 2020 met moeder herenigd in Nederland. De vaders van de beide kinderen zijn niet in beeld. Eind augustus 2022 zijn de kinderen uit huis geplaatst. Verder is gerapporteerd dat het niet mogelijk is om een relatie te leggen tussen de strafbare feiten, verdachte en haar omstandigheden omdat verdachte ontkent. Om die reden is het ook niet mogelijk om de kans op recidive in te schatten. Er is hulpverlening bij het gezin betrokken en er lijken diverse beschermende factoren in het leven van verdachte te zijn, waaronder stabiele huisvesting en geen financiële problemen. De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat geen mogelijkheden worden gezien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Ter terechtzitting heeft verdachte de hoop uitgesproken weer herenigd te worden met haar kinderen.
Verder is gebleken dat verdachte geen strafblad heeft en is de rechtbank van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de feiten 1 en 2. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Gelet op de ernst van de feiten – welke feiten bij [slachtoffer] veel lichamelijk en psychisch leed hebben veroorzaakt – en gelet op het bepaalde in artikel 22b Sr is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Over de duur van deze gevangenisstraf overweegt de rechtbank het volgende. Enerzijds betreft het ernstige feiten, waarbij verdachte het vertrouwen dat [slachtoffer] in haar als moeder had ernstig heeft beschaamd. Zij heeft [slachtoffer] letsel toegebracht en heeft dit gedaan in een omgeving die voor hem veilig had moeten zijn. Anderzijds heeft de rechtbank ook oog voor de persoon van verdachte. Verdachte heeft alleen en hoogzwanger een vlucht uit Eritrea doorgemaakt. De rechtbank realiseert zich dat verdachte op jonge leeftijd veel heeft meegemaakt. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit de nodige sporen heeft achtergelaten in het leven van verdachte. Verder heeft verdachte toen zij in Nederland was hulp gezocht bij de daarvoor aangewezen instanties. Tot slot heeft verdachte aangegeven dat zij lijdt onder de uithuisplaatsing van haar kinderen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om in grote mate af te wijken van de door de officier van justitie geformuleerde eis.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden opleggen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Aan dit voorwaardelijk strafdeel verbindt de rechtbank een proeftijd voor de duur van 2 jaren. De tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op deze straf in mindering worden gebracht. Om voldoende recht te doen aan de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank acht de combinatie van voornoemde straffen passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. Zoals gezegd is er reeds hulpverlening bij verdachte betrokken en ziet de reclassering geen mogelijkheid tot interventies of gedragsverandering middels bijzondere voorwaarden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel daarom alleen de algemene voorwaarde verbinden.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zij – zoals verzocht door de officier van justitie en verdediging – het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis niet zal opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Namens de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de bijzonder curator [curator] in verband met de feiten 1, 2 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om door de rechtbank te bepalen dat de schadevergoeding wordt gestort op een bankrekening met BEM-clausule.
Daarnaast is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair is aangevoerd dat de verwijzing naar jurisprudentie zoals aangevoerd door de benadeelde partij niet op gaat, omdat er geen sprake is van vergelijkbare zaken. Indien de benadeelde partij in aanmerking komt voor een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven geldt dat het letsel valt onder letselcategorie 2. Er is zodoende sprake van een ondergrens van € 2.500,- en niet van € 5.000,-.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding, omdat de benadeelde partij als gevolg van deze feiten lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder verwondingen aan beide polsen/onderarmen. De verwondingen hebben voor pijn en hinder gezorgd en de fysieke gevolgen, de littekenweefsels, zullen blijvend zichtbaar zijn. De rechtbank is eveneens van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten ook impact hebben gehad op de psychische gesteldheid van de benadeelde partij. Dat de benadeelde partij geen deskundigenberichten heeft overgelegd waarin het gestelde geestelijk letsel wordt vastgesteld is geen beletsel om psychische schade te veronderstellen. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengen dat de nadelige gevolgen van het bewezenverklaarde voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Deze bestaan onder meer uit de verlies van vertrouwen van de benadeelde partij in verdachte – zijn moeder – en het verlies van zijn vermogen om mensen in het algemeen nog te kunnen vertrouwen. Op grond van de door de benadeelde partij genoemde grondslagen en de gestelde omstandigheden en daarbij rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank het gevorderde bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2022.
Als extra waarborg voor betaling wordt voor het toewijsbare bedrag aan schadevergoeding de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 85 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank bepaalt voorts dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de minderjarige benadeelde partij te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijk vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige benadeelde partij beschikken.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank stelt vast dat er beslag rust op de volgende onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten:
  • een houten stok (2920721);
  • een vierkante bedpoot (2920745);
  • een vierkante bedpoot (2920796);
  • een stuk verband (2920906);
  • een grijs houten blok met een schroefgat (2920845);
  • een rood touw (2920883);
  • een grijze kledingskastroede van 92 centimeter (2920821);
  • een grijze kledingskastroede van 88 centimeter (2920834).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle goederen dienen te worden vernietigd.
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen verweer gevoerd.
De rechtbank zal de in beslag genomen kledingroedes (goednummers: 2920821 en 2920834), met betrekking tot welke feit 3 is begaan, verbeurd verklaren.
De rechtbank zal de teruggave van de overige in beslag genomen goederen aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet nu onvoldoende is gebleken dat er een causaal verband is tussen de strafbare feiten en deze goederen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 55, 57, 282, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvan
10 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
8 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstrafvan
240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag te betalen van
€ 10.000,-aan immateriële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2022, tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
85 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de verplichting tot betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2012, te openen spaarrekening met een BEM-clausule;
ten aanzien van het beslag
 verklaart verbeurd de twee kledingroedes (goednummers: 2920821 en 2920834);
 gelast de teruggave van de overige in beslag goederen aan verdachte (goednummers: 2920721, 2920745, 2920796, 2920906, 2920845, 2920883).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en
mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 mei 2024.
mr. Van de Meerakker en mr. Disberg zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022377682, gesloten op 18 juni 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Forensisch Medische Expertise Kinderen, p. 138.
3.Studioverhoor [slachtoffer] d.d. 24 januari 2023, p. 365.
4.Rapportage over onderzoek naar de betrouwbaarheid van uitspraken gedaan door [slachtoffer] , d.d. 16 augustus 2023, losbladig p. 1 – 5.
5.Rapportage Kinterview betreffende de verklaringen van [slachtoffer] , d.d. 18 juni 2023, losbladig p. 1 – 24.
6.Forensisch medische letselrapportage, p. 188.
7.Rapportage Forensisch Medische Expertise Kinderen, met fotobijlages, p. 138 – 161.
8.Forensisch medische letselrapportage, p. 186 – 215.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 216 – 218; het proces-verbaal van bevindingen, p. 219 – 220.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 384.
11.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 403 – 415.
12.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 428 – 429.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 461 – 496.
14.Rapportage Nederlands Forensisch Instituut, p. 525 – 532.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2024.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2024, losbladig, p. 1 – 3.
17.Forensisch medische letselrapportage, p. 191 – 196.