ECLI:NL:RBGEL:2024:2748

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
127772-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van geleasede landbouwmachines door failliete ondernemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering van verschillende geleasede landbouwmachines. De verdachte, die in het zicht van zijn faillissement verkeerde, had een constructie opgezet waarbij hij een landbouwmachine, ter waarde van € 115.000, had verkocht aan een persoon aan wie hij een aanzienlijke schuld had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 8 maart 2023 opzettelijk een hakselaar van het merk John Deere 7550 heeft verduisterd, terwijl de andere ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de andere landbouwmachines had verduisterd, omdat niet kon worden aangetoond dat deze machines op het moment van verkoop aan hem toebehoorden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 45 dagen en een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de leasemaatschappij en andere schuldeisers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/127772-23
Datum uitspraak : 29 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. P.M. Breukink, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 27 februari 2023 te Barchem , althans in Nederland opzettelijk een landbouwtrekker (merk/type: Fendt 724, [VIN 1] , [kenteken] ) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten middels een financiële lease-huurkoopovereenkomst wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 321 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 maart 2020 tot en met 6 maart 2023 te Barchem , althans in Nederland opzettelijk een landbouwvoertuig (merk/type: Kroger Agroliner TAW20, [serienummer 1] ) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten middels een leaseovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 321 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 8 maart 2023 te Barchem , althans in Nederland opzettelijk een hakselaar ( merk/type: John Deere 7550 , [serienummer 2] )) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te wetenmiddels een financial-leaseovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 321 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2019 tot en met 16 februari 2023 te Barchem , althans in Nederland opzettelijk een maisschuif (merk/type: Holaras MES430-H-115-FK, [serienummer 3] ) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten middels een financiële lease-overeenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 321 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2019 tot en met 20 september 2023 te Barchem , althans in Nederland opzettelijk
- een kuilverdeler van het merk/type: Holaras Jumbo Hk, [VIN 2] en
- een opraapwagen van het merk/type: Pottinger Jumbo Cobiline 6610d, [VIN 3] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten middels een financiële lease-overeenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 321 Wetboek van Strafrecht)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Verdachte is in 2015 een loon-grondverzetbedrijf gestart onder de naam [bedrijf] . Het bedrijf was kantoorhoudende te [kantoorplaats] . Verdachte maakte voor de bedrijfsvoering gebruik van landbouwmachines waarvoor hij leasecontracten had afgesloten.
Op 13 december 2022 heeft de rechtbank Gelderland het faillissement van [bedrijf] uitgesproken. De curator heeft vervolgens de bedrijfslocatie bezocht. Er waren op dat moment geen landbouwmachines meer aanwezig.
.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zij het dat ten aanzien van elk ten laste feit de gelegde pleegperiode aangepast dient te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij zich kan vinden in het standpunt van de officier van justitie, zowel van hetgeen bewezen verklaard kan worden als ten aanzien van de pleegperiodes daarvan.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2024 blijkt dat verdachte verschillende leasecontracten heeft afgesloten om de aanschaf van de in de tenlastelegging genoemde landbouwvoertuigen te kunnen financieren. Voorts heeft verdachte bekend een aantal van die landbouwmachines kort voor het faillissement te hebben vervreemd.
Verdachte wordt verduistering verweten van de door hem geleasede landbouwmachines. Voor een bewezenverklaring van de feiten is noodzakelijk dat wettig en overtuigend is bewezen dat die landbouwmachines ten tijde van de vervreemding door verdachte deels of geheel toebehoorden aan een ander en dat verdachte zich die landbouwmachines wederrechtelijk heeft toegeëigend. De steller van de dagvaarding is er van uitgegaan, conform de aangiften van de verschillende leasemaatschappijen, dat die landbouwmachines steeds toebehoorden aan de respectieve leasemaatschappijen.
Feit 1
Verdachte is voor de in de tenlastelegging genoemde landbouwtrekker een leasecontract met [slachtoffer 1] aangegaan. Verdachte heeft voorts op 26 juli 2019 een acceptatiecertificaat getekend en daarmee verklaard dat hij de landbouwtrekker op 15 augustus 2019 heeft ontvangen. Verdachte heeft verklaard dat hij de landbouwtrekker in het zicht van het faillissement heeft verkocht aan een derde om daarmee een schuld af te lossen. Uit het dossier blijkt niet op welke wijze en aan wie de landbouwmachine in juridische zin is geleverd en daarmee eigenaar is geworden. Het acceptatiecertificaat is, naar het oordeel van de rechtbank, slechts een “ontvangstbewijs” waarmee het tijdstip waarop de leasetermijnen ingaan is bepaald. Het certificaat vermeldt niets over eigendomsverhoudingen en is daarmee geen akte als bedoeld in artikel 3:95 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Nu niet blijkt wie eigenaar van de landbouwmachine was ten tijde van de verkoop daarvan door verdachte, ontbreekt het bewijs dat de landbouwmachine toen deels of geheel toebehoorde aan een ander.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 2
Verdachte heeft van [slachtoffer 2] een landbouwvoertuig, Kroger Argoliner, geleased. Voor de levering is een leasecontract en een afleveringscertificaat opgemaakt. Uit het afleveringscertificaat blijkt dat verdachte het landbouwvoertuig voor [slachtoffer 2] als eigenaar zou houden.
Uit onderzoek is gebleken dat, verdachte het landbouwvoertuig voor onderhoud naar een mechanisatiebedrijf heeft gebracht en dat deze op het moment van faillissement daar nog stond. De rechtbank acht aldus niet bewezen dat verdachte de landbouwmachine heeft toe-geëigend.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 3
Er is op 8 maart 2023 namens [slachtoffer 3] aangifte gedaan tegen verdachte. Op 15 mei 2021 heeft verdachte een hakselaar geleased voor een periode van 60 maanden. [2] Uit het leasecontract blijkt dat het gaat om een hakselaar van het merk/type John Deere 7550 , [serienummer 4] . In het leasecontract staat vermeld dat aangever als lessor eigenaar wordt van het object zodra lessor de verschuldigde koopprijs heeft betaald aan de leverancier. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de leasemaatschappij de koopprijs aan de leverancier heeft betaald. [3] Ook staat in het leasecontract vermeld dat lessee, verdachte, door ondertekening van het acceptatiecertificaat verklaart het object te hebben ontvangen en dat lessee aanvaard dat het object geheel ten genoegen is van lessee. Het contract is door verdachte gedagtekend op 7 mei 2021 en door hem ondertekend. Uit het leasecontract blijkt dat het leasecontract op naam staat van [slachtoffer 3] , zijnde de handelsnaam van [slachtoffer 3] . [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ruim één week voor het faillissement heeft aangegeven bij [naam 1] dat hij zijn faillissement wilde aanvragen. [naam 1] kwam toen met [naam 2] , de boekhouder van [naam 1] , aan. [naam 1] en [naam 2] hebben toen het plan bedacht om alle machines over te schrijven op naam van [naam 1] om op deze manier zijn schuld bij [naam 1] in te lossen. Verdachte heeft daar mee ingestemd. [5]
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte houder was van de landbouwmachine en dat [slachtoffer 3] daarvan de eigenaar was. Verdachte had op basis van de overeenkomst moeten weten dat hij als houder niet bevoegd was de hakselaar aan [naam 1] te verkopen en heeft dat begin december 2022 toch gedaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de landbouwmachine heeft verduisterd in de periode zoals die ten laste is gelegd. Verdachte heeft namelijk ter zitting verklaard dat hij de landbouwmachine begin december 2022 heeft verkocht aan [naam 1] en dat valt in de ten laste gelegde periode. De rechtbank zal er bij de strafmaat rekening mee houden dat de landbouwmachine begin december 2022 door verdachte is verkocht.
Feit 4
Er is door [slachtoffer 4] aangifte gedaan tegen verdachte met betrekking tot een maisschuif Holaras MES430-H-115-FK [serienummer 3] . Verdachte heeft verklaard deze landbouwmachine, met medeweten van aangever, te hebben ingeruild voor een vergelijkbare landbouwmachine. Voorts dat aangever ter zake van de nieuwe landbouwmachine met verdachte geen nieuwe leaseovereenkomst is aangegaan. De aangifte en de tenlastelegging, zien enkel op de ingeruilde landbouwmachine. Nu verdachte de oorspronkelijke landbouwmachine met medeweten van de leasemaatschappij heeft verkocht is naar het oordeel van de rechtbank van wederrechtelijke toe-eigening geen sprake geweest.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Feit 5
Verdachte is voor een kuilverdeler van het merk/type: Holaras Jumbo Hk, [VIN 2] en
een opraapwagen van het merk/type: Pottinger Jumbo Cobiline 6610d, [VIN 3] , twee leasecontracten aangegaan met [slachtoffer 5] Beide landbouwmachines zijn door verdachte aan derden verkocht. Uit het dossier blijkt niet op welke wijze en aan wie de landbouwmachines in juridische zin zijn geleverd en wie daarmee eigenaar is geworden. Het dossier bevat bijvoorbeeld geen acceptatiecertificaten noch facturen of andere documenten waaruit van levering blijkt. Nu niet blijkt wie eigenaar van de landbouwmachines was ten tijde van de verkoop daarvan door verdachte, ontbreekt het bewijs dat de landbouwmachines toen deels of geheel toebehoorde aan een ander.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte daarvan vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2021 tot en met 8 maart 2023
te Barchem , althansin Nederland opzettelijk een hakselaar ( merk/type: John Deere 7550 , [serienummer 2] ))
in elk geval enig goed, geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] NV,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten middels een financial-leaseovereenkomst, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3:
verduistering.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, uitgaande van bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie. De raadsvrouw heeft in verband met de huidige baan van verdachte, dat hij daarvoor dagelijks veel reistijd heeft en dus weinig vrije tijd overhoudt, verzocht het aantal te verrichten uren taakstraf te matigen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in het zicht van zijn faillissement een door hem geleasede landbouwmachine verduisterd. Hij heeft er aan meegewerkt dat degene bij wie hij een forse schuld had een constructie heeft opgezet waarbij de landbouwmachine aan hem werd verkocht. Verdachte heeft daarmee niet alleen de leasemaatschappij gedupeerd, maar ook zijn andere schuldeisers. Verdachte heeft door zijn handelwijze ook het vertrouwen dat men in het zakelijk verkeer moet kunnen hebben ernstig beschaamd.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten straftoemeting in aanmerking genomen passend bij een benadelingsbedrag van € 115.000,--, zijnde de in de leaseovereenkomst genoemde aankoopprijs van de verduisterde landbouwmachine. Verder heeft de rechtbank meegewogen dat de schade van de leasemaatschappij uiteindelijk beperkt is gebleven tot een lager schadebedrag. Ondanks de bewezenverklaarde periode, zal de rechtbank bij de strafmaat rekening houden met de verklaring van verdachte op zitting dat hij de landbouwmachine op of omstreeks 6 december 2022 aan [naam 1] heeft verkocht.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uur.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c
,22c, 22d en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van
100 (eenhonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig)dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr.
Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte processen-verbaal:
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 19
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2024.
4.Leasecontract, p. 86.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 april 2024.