ECLI:NL:RBGEL:2024:2738

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/05/433629 / HA ZA 24-154
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake vorderingen tot betaling van beslagkosten en rente

Op 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een verstekvonnis gewezen in de zaak tussen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], en gedaagde, die niet is verschenen. De eisers vorderden gedaagde te veroordelen tot betaling van beslagkosten, die bestonden uit explootkosten, griffierecht en salaris advocaat. De rechtbank oordeelde dat de vordering gedeeltelijk toewijsbaar was, omdat eisers niet alle benodigde beslagstukken hadden overgelegd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of aan de wettelijke vereisten was voldaan. De rechtbank wees de vordering tot vergoeding van beslagkosten voor de derdenbeslagen af, maar kende wel een bedrag van € 2.659,31 toe voor de overige beslagkosten.

Daarnaast werden de gevorderde 'nog te maken beslag- en executiekosten' afgewezen, omdat de omvang daarvan nog niet vaststond. Gedaagde werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank op € 4.371,72 werden begroot. De rechtbank kende ook wettelijke rente toe over de toegewezen bedragen, evenals buitengerechtelijke incassokosten en nakosten, onder bepaalde voorwaarden. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.F. van den Berg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/433629 / HA ZA 24-154
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. I. de Gram te Geldermalsen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het primair gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
Eisers vorderen gedaagde te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering omvat explootkosten (€ 1.553,19), griffierecht (€ 320,00) en salaris advocaat
(€ 1.929,00). Deze vordering is gedeeltelijk toewijsbaar, omdat eisers hebben verzuimd om de beslagstukken volledig in het geding te brengen. Bij de stukken ontbreken de - ingevolge het bepaalde in artikel 721 Rv - op straffe van nietigheid voorgeschreven exploten van overbetekening van een afschrift van de dagvaarding aan de derde-beslagenen. Bij gebreke daarvan kan niet worden beoordeeld of de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen. De vordering tot vergoeding van de beslagkosten zal daarom, voor zover dit betrekking heeft op de derdenbeslagen, worden afgewezen.
Voor het overige is de vordering, gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv, wel toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op:
- exploten € 410,31
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat €
1.929,00(1,0 punt × tarief € 1.929,00)
Totaal € 2.659,31.
2.3.
De gevorderde ‘nog te maken beslag- en executiekosten’ zullen worden afgewezen, met uitzondering van de hierna te noemen nakosten. De rechtbank kan gedaagde niet op voorhand in die kosten veroordelen, omdat nog niet vaststaat of die kosten gemaakt zullen worden en, zo ja, wat de (redelijke) omvang daarvan is. Deze vordering is in zoverre ook te onbepaald om te kunnen worden toegewezen.
2.4.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 2.306,00 (€ 2.626,00 - € 320,00)
- salaris advocaat €
1.929,00(1,0 punt × tarief € 1.929,00)
Totaal € 4.371,72.
2.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Bij deze stand van zaken hebben eisers onvoldoende belang bij het door hen gevorderde bevelschrift ex artikel 237 lid 4 Rv, zodat deze vordering wordt afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van € 108.554,75, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van € 2.033,94 aan contractuele rente, berekend tot en met 15 januari 2024,
3.3.
veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van € 1.860,55 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 18 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.659,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 4.371,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.