ECLI:NL:RBGEL:2024:2736

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
05.015591.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van opzettelijk brand stichten. De feiten vonden plaats op 1 december 2023 in Putten, waar de verdachte samen met medeverdachten een leegstaande woning in brand stichtte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk het plan hadden gemaakt om de brandweer te laten uitrukken, zodat een van hen, die net geslaagd was voor zijn brandweerexamen, in actie kon komen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door benzine en diesel in de woning te gieten en een tissue in brand te steken, wat leidde tot de volledige verbranding van de woning. De rechtbank achtte het bewezen dat er gemeen gevaar voor goederen was, maar sprak de verdachte vrij van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen op, samen met een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, maar de rechtbank kende wel een schadevergoeding van € 528,77 toe voor de kosten van een asbestinventarisatierapport.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/015591-24
Datum uitspraak : 30 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Putten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door
- een raam van een woning gevestigd aan de [adres 2] in te slaan/te vernielen en
- (vervolgens) binnen in die woning (een hoeveelheid/hoeveelheden) benzine en/of diesel, althans (een hoeveelheid/hoeveelheden van) een of meer brandbare vloeistoffen te deponeren/verspreiden/gieten en/of
- (vervolgens) een of meer tissues/zakdoeken in aanraking te brengen met (open) vuur en/of
- (vervolgens) die tissue(s)/zakdoek(en) in die woning te gooien/leggen ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand/uitgebrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor (alle goederen in en rondom) die woning en/of omliggende woning(en) en/of gebouw(en) en/of omheining(en) en/of grasvelden en/of bomen/beplantingen en/of de/het distributienetwerk(en) van gas, water en/of licht die in de woning aanwezig was/waren, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor het brandweerpersoneel en/of politiepersoneel en/of de dicht bij de woning wonende [getuige] en/of andere (aanwezige) omwonenden vanwege de kans op verspreiding van (vlieg)vuur en/of asbest die door de brandstichting is vrijgekomen te duchten was;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 1 december 2023 te Putten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door
- een raam van een woning gevestigd aan de [adres 2] in te slaan/te vernielen en/of
- ( vervolgens) binnen in die woning (een hoeveelheid) benzine en/of diesel, althans (een hoeveelheid van) een of meer brandbare vloeistoffen te deponeren/verspreiden/gieten en/of
- ( vervolgens) een of meer tissues/zakdoeken in aanraking te brengen met (open) vuur en/of
- ( vervolgens) die tissue(s)/zakdoek(en) in die woning te gooien/leggen ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand/uitgebrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor (alle goederen in en rondom) die woning en/of omliggende woning(en) en/of gebouw(en) en/of omheining(en) en/of grasvelden en/of bomen/beplantingen en/of de/het distributienetwerk(en) van gas, water en/of licht die in de woning aanwezig was/waren, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor het brandweerpersoneel en/of politiepersoneel en/of de dicht bij de woning wonende [getuige] en/of andere (aanwezige) omwonenden vanwege de kans op verspreiding van (vlieg)vuur en/of asbest die door de brandstichting is vrijgekomen
te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 december 2023 te Putten, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- op de hoogte te zijn van het voornemen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] om die woning in brand te (laten) steken en/of
- zich niet heeft onttrokken aan dit voornemen en/of
- ( samen) met die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] naar die woning te rijden om te bekijken hoe deze woning er uit zag en/of er personen in de woning aanwezig waren en/of
- ( samen) met die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of C. Stip naar een tankstation te rijden en/of
- aanwezig te zijn bij het tanken van (een hoeveelheid/hoeveelheden) diesel en/of benzine en/of
- [medeverdachte 3] met zijn, verdachtes, auto te vervoeren naar die woning of in de nabijheid van die woning af te zetten voorafgaand aan de brandstichting en/of
- [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] na de brandstichting op te halen met zijn, verdachtes, auto bij een (telefonisch) afgesproken locatie (in de nabijheid van die woning).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde levensgevaar en/of zwaar voor zwaar lichamelijk letsel
Beoordeling door de rechtbank
[aangever] heeft verklaard dat zijn woning aan de [adres 2] te Putten in de avond van 1 december 2023 in brand stond. Toen aangever bij de woning kwam, was de woning volledig afgebrand. De woning betrof een leegstaande, onbewoonde woning. [2]
Ten gevolge van de brand, welke de brandweer gecontroleerd heeft laten uitbranden, waren de gehele bovenetage en het dak in het huis gestort. [3]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, als lid van de vrijwillige brandweer in Garderen, die dag brandweerexamen had gehad. [medeverdachte 1] dronk die avond samen met drie jongens een biertje bij hem thuis. Toen is besproken dat het leuk zou zijn als hij een uitruk zou hebben met de brandweer op de dag dat hij zijn examen had gehaald. [medeverdachte 1] en de jongens gingen toen een rondje rijden, met de intentie om iets te zoeken voor een uitruk. Tijdens dat rondje kwam het idee om een leegstaande woning in brand te steken ter sprake. [medeverdachte 1] zei toen dat hij nog wel een huis aan de [adres 2] kende waarvan hij dacht dat het leeg stond, vanwege een eerdere brandweeroefening in dat huis. Ze zijn toen naar de betreffende woning gereden, waarna ze terug naar de woning van [medeverdachte 1] zijn gereden. Vervolgens is uit de schuur bij [medeverdachte 1] thuis een jerrycan gepakt. [medeverdachte 1] is samen met een van de jongens in de auto gestapt en naar de Shell gereden. Daar heeft die jongen de jerrycan volgegooid. [medeverdachte 1] heeft de jongen vervolgens bij het bos bij de [adres 2] afgezet. [4]
[medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij, toen hij de jongen afzette, niet het idee had dat de jongen de woning ging aansteken, ondanks het feit dat hij hem met een jerrycan met benzine afzette. Het was vanaf dat punt nog een kilometer lopen naar het huis. Hij dacht dat de jongen een holle boom of een prullenbak in brand zou steken. Hij had dus wel het vermoeden dat de jongen iets in brand wilde steken, maar hij wist niet wat. [medeverdachte 1] heeft tijdens het eerste rondje rijden in de auto gezegd dat ze het niet konden maken een woning in brand te steken. Hij dacht dat het stoere jongenspraat was en dat de woning niet daadwerkelijk in brand gestoken zou worden.
[medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat, nadat hij de jongen bij het bos had afgezet, zijn oproeppieper afging. Hij was als eerste bij de brandweerkazerne en is vervolgens met de brandweer naar de woning gegaan teneinde deze gecontroleerd te laten uitbranden. De brandweer heeft daartoe twee ruiten van de woning ingeslagen.
[medeverdachte 2] heeft verklaard hij degene is die benzine en diesel heeft getankt en in een jerrycan heeft gedaan. [medeverdachte 2] heeft samen met [medeverdachte 3] de woning in brand gestoken. De andere twee personen reden. Dat waren [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ze wisten dat de woning leeg stond, want de brandweer heeft daar geoefend. [5] Op een gegeven moment werd besproken dat er iets moest gebeuren zodat de brandweer een uitruk had, omdat [medeverdachte 1] die dag geslaagd was voor zijn brandweerexamen. [medeverdachte 1] kwam met het idee om het huis in brand te steken. Ze zijn met zijn vieren in de auto van [medeverdachte 1] gestapt om bij de woning te gaan kijken. Daarna hebben ze thuis bij [medeverdachte 1] twee jerrycans opgehaald en hebben ze zich in twee auto’s opgesplitst. [medeverdachte 1] kon dan zo snel mogelijk bij de brand zijn. [medeverdachte 2] zat bij [medeverdachte 1] in de auto en [medeverdachte 3] zat bij [verdachte] in de auto. Ze zijn vanaf het huis van [medeverdachte 1] naar de Shell gereden, waar [medeverdachte 2] twee jerrycans heeft getankt; één met benzine en één met diesel. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn bij het bos vlakbij de betreffende woning uitgestapt. Met ieder een jerrycan zijn ze naar de woning gelopen. Ze zijn daar over een hek geklommen om bij de woning te komen. [medeverdachte 3] is door een klein raampje naar binnen geklommen. [medeverdachte 3] heeft een groter raam losgemaakt waardoor [medeverdachte 2] ook naar binnen kon. Ze zijn de trap opgelopen en zijn begonnen met het gieten van de benzine en diesel. Ze zijn teruggelopen naar het raam, waar [medeverdachte 3] een papieren zakdoekje pakte en deze aanstak. [medeverdachte 2] heeft het zakdoekje vervolgens naar binnen gegooid, waarna ze zijn weggerend en zijn opgehaald door [verdachte] . [medeverdachte 2] zag overal vlammen bij de woning. [6]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze die avond bij [medeverdachte 1] thuis waren. Ze waren daar met vier personen. Iemand had het idee om iets in de fik te steken. Ze hoorden dat het huis aan de [adres 2] in Putten een oefenhuis van de brandweer was. Ze zijn vervolgens met jerrycans naar de Shell gereden, waarna ze daarmee naar het huis zijn gereden. [medeverdachte 3] zat bij [verdachte] in de auto. [medeverdachte 3] is samen met [medeverdachte 2] vlakbij de woning afgezet. Ze hebben de twee jerrycans uit de auto van [medeverdachte 1] gepakt en zijn door het bos naar de woning gelopen. Daar zijn ze over het hek geklommen. [medeverdachte 3] is door een klein bovenraampje naar binnen geklommen en heeft vervolgens gecontroleerd of het huis daadwerkelijk leeg was. Daarna heeft hij het grote raam geopend, waardoor iemand anders naar binnen is geklommen. [medeverdachte 3] is naar buiten gegaan en heeft een zakje tissues aan de andere persoon gegeven, zodat die persoon iets had om het aan te steken. Ze roken allebei, dus ze hadden allebei vuur bij zich. Nadat de brand was gesticht zijn ze opgehaald. [7]
[verdachte] heeft verklaard dat ze die avond met een groep jongens bij elkaar waren. [medeverdachte 1] was die dag geslaagd voor zijn brandweerexamen. Ze wilden wat doen zodat de brandweer een uitruk had. Ze zijn toen op pad gegaan en bij het betreffende huis gekomen. Bij [medeverdachte 1] in de schuur hebben ze toen twee jerrycans opgehaald. Vervolgens zijn ze in twee auto’s opgesplitst. [medeverdachte 3] zat bij [verdachte] in de auto en [medeverdachte 2] zat bij [medeverdachte 1] in de auto. [medeverdachte 2] heeft toen getankt bij de Shell in Garderen. [verdachte] heeft ze vervolgens afgezet bij een bospad aan de [adres 2] en [verdachte] heeft vervolgens op een parkeerplaats in de auto gewacht totdat [medeverdachte 2] belde om hen op te halen. [verdachte] heeft [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] toen opgehaald. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hadden toen beiden een lege jerrycan bij zich. [8]
Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat op 1 december 2023 aan de [adres 2] te Putten opzettelijk brand is gesticht door binnen in die woning hoeveelheden benzine en diesel te gieten, vervolgens een tissue in aanraking te brengen met vuur en daarna deze tissue in de woning te gooien, ten gevolge waarvan de woning is uitgebrand.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat gezamenlijk is besproken om ‘iets’ in brand de steken om zo een uitruk van de brandweer te forceren, waarna verdachten gezamenlijk op pad zijn gegaan om ‘iets’ daarvoor te vinden. Tijdens die autorit, waarbij alle verdachten bij elkaar in de auto zaten, is de woning aan de [adres 2] in Putten ter sprake gekomen, welke woning [medeverdachte 1] kende van een eerdere brandweeroefening, en zijn verdachten bij de woning gaan kijken. Vervolgens hebben verdachten twee jerrycans bij [medeverdachte 1] thuis opgehaald. Verdachten hebben zich in twee auto’s opgesplitst, zodat [medeverdachte 1] later direct naar de brandweerkazerne zou kunnen rijden en Stip [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kon ophalen nadat de brand was gesticht. Verdachten zijn gezamenlijk naar de Shell gereden, waar benzine en diesel getankt is. [medeverdachte 1] en Stip hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij een bospad aan de [adres 2] afgezet, waarna [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de brand hebben gesticht. [medeverdachte 1] is toen naar de brandweerkazerne gereden en Stip heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] opgehaald. Ruim een uur na de brand heeft [medeverdachte 1] nog een whatsapp-gesprek gevoerd met [medeverdachte 2] , waarin hij vraagt of ze ‘daarna’ een biertje hebben gedaan, en of ze nog even hebben gekeken. [9]
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, waaruit blijkt dat alle vier de verdachten vanaf het maken van het plan en het treffen van de voorbereidingen voor de uitvoering ervan tot na de brandstichting, bij het wegrijden en het nabespreken, bij het strafbare handelen betrokken zijn geweest en gebleven, van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, en dus van medeplegen.
Tijdens het forensisch brandonderzoek is geconstateerd dat glas van een openstaand raam gebroken was, waardoor inbraak dan wel vernieling werd vermoed. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ontkennen een raam te hebben ingeslagen. Nu daarnaast [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de brandweer twee ruiten heeft ingeslagen om de woning gecontroleerd te laten uitbranden, zal de rechtbank verdachten vrijspreken van het inslaan van het raam.
De rechtbank is van oordeel dat met deze brand gemeen gevaar voor de woning, alle goederen in en rondom de woning, omheiningen, grasvelden, bomen/beplantingen en distributienetwerken te duchten was. Gezien de ruime afstand van de woning tot de dichtstbijzijnde woning, die waarin aangever en zijn gezin daadwerkelijk woonden, te weten 28 meter, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van te duchten gemeen gevaar voor omliggende woningen en/of gebouwen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. De conclusie van de forensische opsporing dat door verspreiding van vliegvuur en het inademen van asbestdeeltjes de brandweerlieden en politieagenten ter plaatse en omwonenden een verhoogd risico hebben gelopen, is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van te duchten gemeen gevaar voor goederen in de zin van omliggende woningen en/of gebouwen en van te duchten levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen.
Concluderend acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 december 2023 te Putten,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht door
- een raam van een woning gevestigd aan de [adres 2] in te slaan/te vernielen en-
(vervolgens)binnen in de woning gevestigd aan de [adres 2]
(een hoeveelheid/hoeveelheden
)benzine en
/ofdiesel
, althans (een hoeveelheid/hoeveelheden van) een of meer brandbare vloeistoffente deponeren/verspreiden/gieten en
/of-
(vervolgens
)een
of meertissue
s/zakdoekenin aanraking te brengen met (open) vuur en
/of-
(vervolgens
)die tissue
(s)/zakdoek(en)in die woning te gooien
/leggenten gevolge waarvan die woning geheel
of gedeeltelijkis
verbrand/uitgebrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor (alle goederen in en rondom) die woning en
/of omliggende woning(en) en/of gebouw(en) en/ofomheining
(en
)en
/ofgrasvelden en
/ofbomen/beplantingen en
/of de/het distributienetwerk
(en)van gas, water en
/oflicht die in de woning aanwezig was
/waren, en/of- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer anderen, te weten voor het brandweerpersoneel en/of politiepersoneel en/of de dicht bij de woning wonende [getuige] en/of andere (aanwezige) omwonenden vanwege de kans op verspreiding van (vlieg)vuur en/of asbest die door de brandstichting is vrijgekomente duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft bepleit dat kan worden volstaan met een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachten hebben opzettelijk brand gesticht en daarmee ernstige schade toegebracht aan een leegstaande woning, enkel om een uitruk van de brandweer te forceren zodat [medeverdachte 1] , die die dag zijn brandweerexamen had gehaald, hier als brandweerman in actie zou kunnen komen. De brandstichting heeft gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht bij aangever en zijn familie. Ook heeft de brandstichting grote financiële schade veroorzaakt. Hoewel de woning leeg stond, was de woning wel eigendom van mensen. Daar hebben verdachten geen moment bij stilgestaan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat verdachte first offender is.
De reclassering heeft in haar rapport van 29 maart 2024 beschreven dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De situatie van verdachte lijkt op de meeste leefgebieden op orde en grotendeels beschermend te zijn. Wel lijkt verdachte zich makkelijk te laten beïnvloeden vanuit zijn sociaal netwerk en vanuit groepsdynamiek, en lijkt hij de consequenties van zijn handelen niet te overzien. De reclassering heeft daarom geadviseerd een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, inhoudende een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden.
De rechtbank constateert dat verdachte tot aan de schorsing 4 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank zou, als deze zaak wordt vergeleken met straffen die in andere zaken voor brandstichting worden opgelegd, zonder meer een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte kunnen worden opgelegd. Toch zal de rechtbank dat niet doen. Verdachte is een jonge man die zijn leven op orde heeft en het recidiverisico is laag. Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest. Er lijkt sprake te zijn geweest van een ernstig uit de hand gelopen en kwalijke kwajongensstreek. Verdachte heeft ter zitting zijn spijt betuigd, welke spijtbetuigingen oprecht op de rechtbank zijn overgekomen. De rechtbank zal de maximale taakstraf aan verdachte opleggen. Daarnaast legt de rechtbank, als stok achter de deur, een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op.
Alles overziend acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
Gelet op deze strafoplegging heft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] / [bedrijf] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 402.775,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De materiële schade bestaat uit € 395.000,- aan herbouwkosten van de woning, € 6.428,25 aan sloopkosten, € 528,77 aan kosten van een asbestinventarisatierapport en € 800,- voor een door de brand verwoeste en in de woning aanwezige bosmaaier. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Verder is door de benadeelde partij verzocht om € 3.840,03 aan proceskostenvergoeding, bestaande uit advocaatkosten ter vaststelling van aansprakelijkheid.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kostenposten zijn onderbouwd met facturen of rapporten en dat sprake is van causaal verband tussen de schade en het tenlastegelegde. Ook de proceskosten kunnen geheel worden toegewezen. De liquidatietarieven zijn geen recht in de zin van artikel 79 Wet RO, maar slechts een de rechter niet bindende richtlijn.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, omdat met behandeling van de vordering sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. De verdediging beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade in zijn geheel te kunnen beoordelen.
Overweging van de rechtbank
Schadeposten herbouwkosten woning en sloopkosten
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de schadeposten herbouwkosten woning en sloopkosten een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Er bestaan teveel vragen ten aanzien van de herbouwkosten van de woning, bezien in relatie tot de reële waarde van de verloren gegane woning en de waarde van het perceel alsmede de sloopkosten die in deze strafprocedure niet beantwoord zijn of beantwoord kunnen worden. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in deze delen van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan deze delen van de vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Schadepost bosmaaier
De rechtbank overweegt dat de aankoopfactuur van de bosmaaier op naam staat van privépersoon [naam] , terwijl de vordering is ingediend namens [bedrijf] , met [naam] als vertegenwoordiger. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Schadepost asbestinventarisatierapport
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor tot een hoogte van € 528,77 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 1 december 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De hierna toe te kennen proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 532 Wetboek van Strafvordering (Sv). Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten in beginsel dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures.
Bij de toepassing van het liquidatietarief dient aansluiting te worden gezocht bij de competentieregels voor de civielrechtelijke procedure. Dat wil zeggen dat voor vorderingen tot en met € 25.000,- het Liquidatietarief kanton wordt gehanteerd en voor vorderingen boven € 25.000,- het Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven. Bij het bepalen van het toepasselijke tarief in strafzaken wordt uitgegaan van de hoogte van het toegewezen bedrag.
De rechtbank zal de proceskosten, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen naar de maatstaf van het Liquidatietarief kanton. Er zullen 2 punten à € 204,- worden toegekend, te weten 1 punt voor het opstellen en indienen van de vordering en 1 punt voor de behandeling van de vordering ter zitting.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, 7311 JR te Apeldoorn . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] / [bedrijf] van € 528,77 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 408,00;
 verklaart de benadeelde partij [aangever] / [bedrijf] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] / [bedrijf] , een bedrag te betalen van € 528,77 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2024.
mr. Bril en mr. Clevers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202401311430.DOS, gesloten op 12 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 311.
3.Proces-verbaal forensisch brandonderzoek woning, p. 283.
4.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , p. 64, 68 en 69.
5.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] , p. 114-116.
6.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] , p. 124-125.
7.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , p. 185-187 en 190-191.
8.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , p. 251-253.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 476-477.