ECLI:NL:RBGEL:2024:2731

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
269064-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging met vuurwapen, wapenbezit en mishandeling

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met een vuurwapen, het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool en munitie, en mishandeling. De verdachte, geboren in 1993 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans. De zaak kwam voort uit een incident op 14 oktober 2023 in Nijmegen, waar de verdachte zijn ex-partner bedreigde met een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster, ondersteund door geluidsfragmenten, voldoende bewijs boden voor de bedreiging. De verdachte had het vuurwapen op het hoofd van de aangeefster gericht en het wapen doorgeladen, wat leidde tot een ernstige inbreuk op haar gevoel van veiligheid. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een nabootsing van een vuurwapen en goederen die bestemd waren voor hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat deze goederen bestemd waren voor illegale activiteiten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 11 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele thuissituatie en het feit dat hij direct na detentie aan het werk kon.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/269064-23 en 05/048823-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 30 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat in Roermond.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/269064-23
1
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Nijmegen, althans in Nederland
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door meermalen een vuurwapen op/tegen het hoofd, te weten tussen de ogen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] te richten en/of dat vuurwapen (twee keer) door te laden;
2
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Nijmegen, althans in Nederland
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (getransformeerd) (gas)pistool, van het merk Zoraki, type M906, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een hoeveelheid munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten, 5 althans een hoeveelheid kogelpatro(o)n(en), van het merk GECO, kaliber 7,65 mm (.32 auto),
voorhanden heeft gehad
3
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Nijmegen, althans in Nederland
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een (hand)vuurwapen van het type M11, voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Nijmegen (in een pand aan de [adres 2] ) stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- 1 schakelbord en/of
- 3, althans een of meerdere slakkenhui(s)(z)(en) en/of
- 4, althans een of meerdere koolstoffilter(s) en/of
- 47, althans een of meerdere assimilatielamp(en) en/of
- 25, althans een of meerdere transformato(r)(en) en/of
- 3, althans een of meerdere kweekbakken (met daarin in totaal ongeveer 88 plantenpotten) en/of
- 52, althans een of meerdere armatu(u)r(en) en/of
- 6, althans een of meerdere ventilator(en) en/of
- 4, althans een of meerdere kachel(s) en/of
- 2, althans een of meer temperatuurregelaar(s) en/of
- 1 waterpomp
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Parketnummer 05/048823-23
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Arnhem
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een of meermalen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/269064-23 [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat verdachte [slachtoffer 1] niet heeft bedreigd. Verdachte heeft aangegeven dat zij hem maar moest afmaken. Aangeefster is ook teruggekomen op de verklaring die zij bij haar aangifte heeft afgelegd. Dat deed zij al in haar brief van 22 november 2023, en heeft zij ter terechtzitting opnieuw gedaan. Aangeefster heeft aangegeven dat er woorden in haar mond zijn gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) heeft op 14 oktober 2023 aangifte gedaan van bedreiging. Zij verklaarde dat zij die dag om 5.17 uur wakker werd gebeld door verdachte, haar ex-partner met wie zij een kind heeft. Aangeefster had op de WhatsApp-status van verdachte gezien dat hij naar Turkije ging. Zij gaf daarom in het telefoongesprek aan dat hij beter in Turkije kon blijven als hij naar Turkije ging, omdat hij hun dochter in de steek liet. Ze zei ook dat zij verdachte dan het liefst zelf iets aan wilde doen. Verdachte zei toen: “Dat kan geregeld worden. Ik maak een formulier op, zodat jij niet in de problemen komt. Dan mag jij een kogel door mijn kop jagen”. Later die ochtend, om 5.40 uur, was aangeefster thuis, in haar woning aan de [adres 3] in Nijmegen . Verdachte appte haar: “kom naar beneden” en “doe maar open”. Toen aangeefster de voordeur van haar woning open deed, liep verdachte direct op haar af. Aangeefster zei dat zij verdachte niet binnen wilde hebben. Zij pakte haar telefoon en begon meteen in haar zak te filmen. Verdachte duwde aangeefster aan de kant en liep de woonkamer in. Hij pakte een klein zwart pistool uit de zak van zijn vest. Aangeefster gaf aan dat verdachte normaal moest doen en weg moest gaan. Zij hoorde hun dochter boven huilen. Verdachte richtte het pistool op het hoofd van aangeefster en hield het op enkele centimeters van haar gezicht, ter hoogte van haar ogen en neus. Aangeefster zei dat verdachte dat ding uit haar gezicht moest halen. Verdachte drukte daarop het pistool tegen zijn eigen slaap en zei: “Druk maar”. Hij hield het pistool daarna tussen zijn eigen ogen en maakte nog meer opmerkingen. Hierna liep verdachte naar boven en liep aangeefster er achteraan. Zij troostten hun dochtertje. Toen het dochtertje weer kalm was, kon aangeefster verdachte naar beneden krijgen. Verdachte pakte opnieuw het pistool uit zijn zak en zei: “Jij hebt grote bek toch, jij wilt het oplossen toch”. Hij hield het wapen toen zodanig voor zich dat aangeefster het kon pakken. Hierna zei hij weer: “Jij wilt het oplossen toch”. Hierna richtte hij het wapen tussen zijn ogen en zei hij: “drukken dan, drukken dan”. Verdachte liep naar de gang en ging in de deuropening staan. Hij zei: “je kunt het nu oplossen. Heel simpel. Drukken”. Hij trok iets boven op zijn wapen naar achter. Hij richtte het pistool op meerdere plekken. Hij richtte het op het hoofd van aangeefster en op zijn eigen hoofd. Hierna verrichte hij weer een handeling bij het pistool, waardoor er een kogel uit viel. [2]
Op 15 oktober 2023 is aangeefster opnieuw (telefonisch) gehoord. Zij verklaarde dat zij bang was op het moment dat verdachte binnenkwam en het wapen op haar richtte. Verdachte was echt aan het doordraaien en had veel gedronken. Op het moment dat hij naar de slaapkamer van hun dochter liep, was aangeefster bang dat hij hen allemaal af zou knallen en daarna zichzelf. In het begin was aangeefster bang dat verdachte haar daadwerkelijk iets aan wilde doen. Daarna had zij het gevoel dat hij zichzelf wat aan zou doen. Aangeefster is erg bang en bij elk geluid is zij bang dat er iemand in haar woning komt en haar wat aan wil doen. Aangeefster denkt echt dat verdachte haar wat zou gaan aandoen als zij geen aangifte had gedaan. [3]
[verbalisant 1] heeft op 15 oktober 2023 de door aangeefster aangeleverde bestanden genaamd Geluidsfragment 1 en Geluidsfragment 2 geopend. Daarop was niets te zien, alleen geluid te horen. De verbalisant herkende op de fragmenten de stem van verdachte. De verbalisant heeft beschreven dat hij op Geluidsfragment 2 het volgende heeft gehoord:
  • Aangeefster: “Waar ben je mee bezig, waar ben je mee bezig, doe normaal. Ga met dat ding uit mijn gezicht! Ik wil dat ding niet aanraken. Ga gewoon naar huis”;
  • Op de achtergrond is het gehuil van een kind te horen. Hierna is gestommel te horen. Vervolgens roept een kind: “Papa!”, waarna het gehuil van een kind te horen is. Verdachte zegt tegen het kind dat alles goed komt. Daarna is weer gestommel te horen;
  • Aangeefster: “Waar de fuck ben je mee bezig? Jij moet jezelf gaan herpakken en normaal gaan doen”;
  • Verdachte: “Grote praatjes”;
  • Aangeefster: “Haal dat ding weg”;
  • Verdachte: “Grote praatjes”;
  • Aangeefster: “Haal het nu weg”;
  • Verdachte: “Los het op nu dan”;
  • Aangeefster: “Ga weg, je moet gewoon normaal doen”;
  • Verdachte: “Jij hebt grote praatjes. Hier, zie je hier? Moet je daar zetten. Niet praten, gewoon gelijk doorheen jagen, probleem opgelost”;
  • Aangeefster: “Ga weg”;
  • Verdachte: “Niet praten, gelijk doen, met je grote bek”;
  • Aangeefster: “Naar huis gaan”;
  • Verdachte: “Je hebt grote bek toch? Je wilt het nu oplossen. Het stopt hier. Gratis en voor niets, gratis en voor niets. Kanker Spanje. Kanker kleine kankervriendje van je, stumperd. Je kunt het nu oplossen, heel simpel”;
  • Er zijn twee klikjes te horen;
  • Verdachte: “Drukken, drukken”;
  • Aangeefster: “Ga weg, ga weg”;
  • Verdachte: “Drukken, druk dan”;
  • Aangeefster: “Ga weg [verdachte] , ga weg”;
  • Verdachte: “Ik geef het in jouw handen”;
  • Aangeefster: “Nee, ga weg”;
  • Er valt iets op de grond;
  • Aangeefster: “Doe normaal. Ik wil dat je weggaat. Ga weg, ga weg”.
Verdachte heeft verklaard dat hij met een vuurwapen naar de woning van aangeefster is gegaan. Hij heeft het vuurwapen geladen en weer ontladen. Op het fragment is inderdaad te horen dat er een kogel op de grond valt. [5]
De rechtbank gaat uit van hetgeen aangeefster tijdens haar aangifte en een dag later aan de politie heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen van aangeefster steun vinden in hetgeen door de politie op de geluidsfragmenten is gehoord. Dat er door de politie bij aangeefster woorden in de mond zijn gelegd of dat haar verklaring verkeerd is weergegeven, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk. Aangeefster heeft haar aangifte ondertekend en bovendien de juistheid van de inhoud ervan een dag later bevestigd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 14 oktober 2023 in Nijmegen meermalen een vuurwapen op het hoofd van aangeefster heeft gericht, waarbij hij het vuurwapen tussen de ogen van aangeefster heeft gericht. Ook heeft hij het vuurwapen eenmaal doorgeladen en later weer ontladen. Deze conclusies volgen uit de hiervoor uitgewerkte verklaringen van aangeefster, de inhoud van het geluidsfragment dat deze verklaringen bevestigt en de verklaring van verdachte dat hij met een vuurwapen naar de woning van aangeefster is gegaan en dat hij daar dit wapen heeft doorgeladen. De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of dit handelen een bedreiging oplevert zoals ten laste is gelegd.
Een strafbare bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht moet naar haar aard geschikt zijn en onder dusdanige omstandigheden zijn geuit dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij door toedoen van de verdachte het leven zou verliezen. Het is niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt. De bedreiging moet van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kon opwekken. In het onderhavige geval heeft verdachte in de nachtelijke uren met een vuurwapen de woning van aangeefster betreden. In haar woning heeft hij zijn vuurwapen meerdere malen op haar hoofd gericht en dat wapen doorgeladen. Dergelijk handelen is naar het oordeel van de rechtbank geschikt om de redelijke vrees te doen ontstaan dat een misdrijf tegen het leven gericht daadwerkelijk gepleegd zou worden. Voor dat oordeel is ook relevant dat aangeefster aanvankelijk heeft verklaard dat zij bang was dat verdachte haar iets zou aandoen. Met zijn handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij aangeefster de redelijke vrees zou worden opgewekt dat zij door een kogel uit het vuurwapen geraakt zou kunnen worden en levensgevaarlijk gewond zou kunnen worden.
De rechtbank acht het tenlastegelegde, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 21-22;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 124-125;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 146-147;
- het proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 222-224;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen. Verdachte heeft het wapen niet eerder gezien. De vader van verdachte had dit wapen gewonnen op de kermis en aan het zoontje van verdachte gegeven, zoals ook blijkt uit de door de verdediging ingebrachte verklaring van [naam] , de moeder van het zoontje van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Op 14 oktober 2023 is de woning aan de [adres 2] in Nijmegen doorzocht. In deze woning was verdachte die dag aangehouden. In het rechter keukenkastje boven het aanrecht in deze woning werd een zwart pistool aangetroffen met een rood uiteinde van de loop. Dit pistool is veiliggesteld. [6]
[verbalisant 2] is degene die het wapen heeft veiliggesteld. Er was een patroonmagazijn in het pistool aanwezig. Toen de verbalisant in het patroonmagazijn keek, zag hij dat dit niet geschikt was voor munitie, maar om balletjes in te doen. [7]
[verbalisant 3] heeft het pistool op 16 oktober 2023 onderzocht. Het betreft een nabootsing van een handvuurwapen, type M11. De nabootsing is voor afdreiging of bedreiging geschikt. Het pistool voldoet niet aan de eisen van de Speelgoedrichtlijn van het Europees Parlement (2009/48/EG) en is dus geen speelgoed. Gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie is het voorwerp volgens de verbalisant een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I, sub 7 van de Wet wapens en munitie. [8]
Tijdens het politieverhoor is aan verdachte een foto van het balletjespistool getoond. De politie heeft daarop aangegeven dat een balletjespistool is aangetroffen en gevraagd wat verdachte hierover kon verklaren. Verdachte antwoordde daarop met “Dat is in die kast toch. Dat is een plastic balletjespistool”. De politie vroeg daarop aan verdachte van wie het was en waarom het daar lag, waarop verdachte antwoordde met: “Die is van mijn zoontje geweest. Is gewoon een plastic balletjespistool”. Verdachte heeft verder verklaard dat hij bezig was met het opruimen van de woning van zijn pas overleden vader en dat hij daarom daar sliep toen hij werd aangehouden. Verdachte heeft de sleutel van de woning. [9]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat op 14 oktober 2023 in een keukenkastje in de woning van de overleden vader van verdachte in Nijmegen een nabootsing van een vuurwapen van het type M11 is aangetroffen. Deze nabootsing leek zodanig op een echt vuurwapen dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was. Daarmee betreft het een voorwerp in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I en onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kan vormen en dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is. De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte dit wapen ook voorhanden heeft gehad. Hiervoor is vereist dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het wapen en dat hij bovendien feitelijke macht over het wapen kon uitoefenen in die zin dat hij daarover kon beschikken.
Gelet op de beantwoording van de vraagstelling van de politie door verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte wel degelijk wist dat het wapen in het keukenkastje van de woning van zijn vader lag. Verdachte wist immers kennelijk meteen waar het om ging en waar het wapen lag. Nu verdachte toegang had tot de woning van zijn overleden vader, hij deze woning aan het opruimen was en hij daar bovendien sliep, kon verdachte bovendien over het wapen beschikken. Dat het wapen mogelijk niet van verdachte zelf was, doet daaraan niet af, nu verdachte er wel beschikkingsmacht over had.
De rechtbank stelt vast dat in de tenlastelegging ten gevolge van een kennelijke misslag ‘een nabootsing van’ een pistool is weggelaten. De rechtbank zal deze evidente verschrijving als verbeterd lezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het verbeterd gelezen tenlastegelegde, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat de goederen niet van verdachte waren, maar van zijn vader. Verdachte was die spullen aan het opruimen.
Beoordeling door de rechtbank
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] in Nijmegen op 14 oktober 2023, waar verdachte die dag werd aangehouden, werd in de bijkeuken een luik in de grond aangetroffen. Dit luik gaf toegang tot een ondergrondse ruimte, waar een in aanbouw zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. De hennepkwekerij bestond uit twee kweekruimtes.
In kweekruimte 1 werd onder andere aangetroffen:
  • 1 schakelbord met 18 transformatoren;
  • 2 slakkenhuizen met daaraan afzuigslangen gekoppeld;
  • 2 koolstoffilters die via een gat in de grond en muur in de tuin uitkwamen;
  • 2 kweekbakken waar potten in klaarstonden. In de eerste bak stonden 44 potten. In de tweede bak stonden 36 potten;
  • 9 armaturen die als kweeklampen konden worden gebruikt;
  • 2 ventilatoren die boven de plantenpotten hingen.
In kweekruimte 2 werd onder andere aangetroffen:
  • 1 kweekbak waar 52 plantenpotten in stonden;
  • 9 armaturen die boven de plantenpotten hingen;
  • 2 ventilatoren die boven de plantenpotten hingen.
In de keuken en in de schuur bij de woning werden verder onder andere 47 lampen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij hennepkwekerijen. [10]
In totaal werden – blijkens de bij het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij gevoegde kennisgeving van inbeslagneming – in de woning in beslag genomen:
  • 52 armaturen;
  • 16 aangesloten assimilatielampen;
  • 31 assimilatielampen die niet waren aangesloten;
  • 1 schakelbord;
  • 25 koperen transformatoren;
  • 4 koolstoffilters;
  • 3 slakkenhuizen;
  • 6 kunststof ventilatoren;
  • 4 metalen kachels;
  • 2 temperatuurventilatieregelaars;
  • 1 waterpomp.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 14 oktober 2023 in de woning van zijn overleden vader sliep omdat hij bezig was met het opruimen van die woning. In de woning lagen onder andere spullen voor een hennepkwekerij. Deze waren allemaal van de vader van verdachte. Verdachte moest deze spullen nog opruimen. Verdachte heeft de sleutel van de woning van zijn vader. De spullen voor de hennepkwekerij lagen overal: in de schuur, op de slaapkamer en in de woonkamer. [12]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat op 14 oktober 2023 in de woning van de vader van verdachte aan de [adres 2] in Nijmegen de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zijn aangetroffen.
Nu verdachte toegang had tot de woning van zijn vader en voornemens was deze spullen op te ruimen, kon hij daarover beschikken. Verdachte had deze goederen dus voorhanden. Verder wist verdachte, gelet op zijn eigen verklaringen, dat deze goederen bestemd waren voor de illegale (te weten: professionele/bedrijfsmatige) hennepteelt. Het ten laste gelegde feit kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen. Dat de goederen niet van verdachte waren, maar van zijn overleden vader, doet daaraan niet af, nu verdachte er wel beschikkingsmacht over had.
Ten aanzien van parketnummer 05/048823-23 [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte [slachtoffer 2] wel heeft geslagen, maar dat dit een corrigerende tik was. Ook het slachtoffer heeft aangegeven dat hij het verdiend had. Daarom is geen sprake van mishandeling.
Beoordeling door de rechtbank
[verbalisant 4] was op 19 februari 2023 rond 3.15 uur belast met het horecatoezicht in de binnenstad van Arnhem. Hij stond recht voor [uitgaansgelegenheid] op de Korenmarkt in Arnhem. Hij zag dat de beveiliging twee mannen de uitgaansgelegenheid uit zette. Deze mannen liepen richting [bedrijf] en hadden een woordenwisseling. Rond 3.20 uur hadden deze mannen een woordenwisseling voor het terras van [bedrijf] . Zij stonden op ongeveer een halve meter van elkaar en schreeuwden naar elkaar. Vanuit het niets bewoog één man zijn rechterarm naar achteren en bewoog hij deze met een krachtige beweging naar het gezicht van de andere man. Dat deed hij met gestrekte arm. De man raakte de andere man aan de rechterkant van zijn gezicht, waardoor laatstgenoemde achterover op het terras van [bedrijf] viel. De verbalisant rende om 3.22 uur naar de man die had geslagen en hield hem aan. De andere man bleef op de grond liggen en moest met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd worden. [14]
De aangehouden persoon bleek verdachte te zijn. [15]
Op 19 februari 2023 werd [verbalisant 5] gebeld door een collega in Nijmegen-Zuid. [slachtoffer 2] stond bij deze collega. [verbalisant 5] sprak telefonisch met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] vertelde dat hij al gebeld was door de moeder van verdachte. Zij gaf aan dat [slachtoffer 2] vervelend was in de stad en dat verdachte probeerde hem mee te krijgen. [slachtoffer 2] wilde niet luisteren, waardoor verdachte hem “een knal voor de kop had gegeven”. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij nooit aangifte zou doen tegen verdachte, omdat verdachte als een broertje voor hem is. Hij verklaarde verder dat hij het wel verdiend zal hebben en dat hij alleen maar een bult op de kop heeft en verder niets. [16]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 19 februari 2023 in Arnhem met kracht [slachtoffer 2] tegen zijn gezicht heeft geslagen. Als gevolg hiervan had [slachtoffer 2] een bult op zijn hoofd, en dus letsel. Het ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen. Dat sprake zou zijn van een corrigerende tik, doet daaraan niet af, nu in het recht geen steun is te vinden voor de stelling dat het geven van een corrigerende tik geen mishandeling oplevert.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/269064-23, feiten 1, 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 05/048823-23 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/269064-23
1
hij op
of omstreeks14 oktober 2023 te Nijmegen,
althans in Nederland
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandelingdoor meermalen een vuurwapen op
/tegenhet hoofd, te weten tussen de ogen
en/of in de richting van het lichaamvan die [slachtoffer 1] te richten en
/ofdat vuurwapen
(twee keer)door te laden;
2
hij op
of omstreeks14 oktober 2023 te Nijmegen
, althans in Nederland
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
(getransformeerd
) (gas
)pistool
,van het merk Zoraki, type M906, kaliber 9mm
,zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool en
/of
- een hoeveelheid munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten, 5
althans een hoeveelheidkogelpatro
(o)n
(en
), van het merk GECO, kaliber 7,65 mm (.32 auto),
voorhanden heeft gehad
;
3
hij op
of omstreeks14 oktober 2023 te Nijmegen
, althans in Nederland
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en
/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een
nabootsing van een(hand
)vuurwapen
van het type M11, voorhanden heeft gehad;
4
hij op
of omstreeks14 oktober 2023 te Nijmegen
,(in een pand aan de [adres 2]
),stoffen en/ofvoorwerpen heeft
bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd ofvoorhanden gehad, te weten
- 1 schakelbord en
/of
- 3
, althans een of meerdereslakkenhui
(s)(z
)(en
)en
/of
- 4
, althans een of meerderekoolstoffilter
(s
)en
/of
- 47
, althans een of meerdereassimilatielamp
(en
)en
/of
- 25
, althans een of meerderetransformato
(r
)(en
)en
/of
- 3
, althans een of meerderekweekbakken
(met daarin in totaal ongeveer 88 plantenpotten)en
/of
- 52
, althans een of meerderearmatu
(u)r
(en
)en
/of
- 6
, althans een of meerdereventilator
(en
)en
/of
- 4
, althans een of meerderekachel
(s
)en
/of
- 2
, althans een of meertemperatuurregelaar
(s
)en
/of
- 1 waterpomp
waarvan hij wist
of ernstige reden had te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid
,van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Parketnummer 05/048823-23
hij op
of omstreeks19 februari 2023 te Arnhem
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
een of meermalen in/op/tegen het gezicht
en/of het hoofdte slaan
en/of te stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/269064-23, feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van parketnummer 05/269064-23, feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van parketnummer 05/269064-23, feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van parketnummer 05/269064-23, feit 4:
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
ten aanzien van parketnummer 05/048823-23:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in geval van een bewezenverklaring, rekening dient te worden gehouden met de vriendschap tussen verdachte en [slachtoffer 2] en het feit dat het de woning van zijn overleden vader is waarin de ten laste gelegde spullen zijn aangetroffen. Dit overlijden, en het eerherstel dat voor vader werd aangevraagd, speelde mee in het hoofd van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde bedreiging. Verdachte was op 14 oktober 2023 totaal overvraagd. Aan verdachte dient geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd dan voor de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft daarom verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging. Hij heeft zijn ex-vriendin, nota bene de moeder van zijn dochtertje, in de nachtelijke uren in haar woning bedreigd door een vuurwapen op haar te richten en het vuurwapen zelfs door te laden. Een woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig dient te voelen. Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op dit gevoel van veiligheid bij zijn ex-vriendin, zoals zij een dag na het incident ook heeft verklaard. Zij voelde zich zelfs genoodzaakt haar dochtertje tijdelijk elders te laten verblijven. Dat verdachte op het moment dat hij de bedreiging uitte ernstig overvraagd werd, vormt daarvoor geen excuus. Verder heeft verdachte een vuurwapen, een nabootsing van een vuurwapen en goederen die gebruikt kunnen worden voor de professionele hennepteelt voorhanden gehad. Weliswaar waren deze goederen aanvankelijk mogelijk niet van verdachte zelf, maar hij heeft deze goederen wel tot zijn beschikking gehad en het vuurwapen zelfs gebruikt om iemand mee te bedreigen. Daarnaast heeft verdachte zijn vriend mishandeld, midden in een uitgaansgebied. Dergelijke feiten leiden, naast de gevolgen voor de slachtoffers, tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat geen sprake is van relevante recidive. Verder blijkt uit de rapporten van de psycholoog en van de reclassering dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat en dat verdachte zijn leven redelijk op orde heeft. Verdachte heeft een eigen woning en een redelijk stabiele familiesituatie. Verdachte heeft drie kinderen. Met twee van hen heeft hij contact. Daarnaast kan verdachte direct na detentie aan het werk. Uit de rapportages blijkt dat sprake is van een lichte stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol, maar dat deze inmiddels in remissie is. Zowel de psycholoog als de reclassering adviseren aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren en de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen plegen op te leggen. Voor een bedreiging met een vuurwapen, zeker in huiselijke/relationele sfeer en het voorhanden hebben van een vuurwapen worden normaliter onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor de duur van meerdere maanden opgelegd. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles overziend, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar in deze zaak passend en geboden is. Op deze wijze kan verdachte op korte termijn herenigd worden met zijn kinderen, aan het werk en (dus) zijn woning behouden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu zij in de strafoplegging een groter gewicht toekent aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte dan de officier van justitie.
Nu het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf die van de reeds ondergane verzekering en voorlopige hechtenis met minder dan zestig dagen overtreft, zal de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 72, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de verzekering en voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van het geldbedrag van 255 euro aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
- 11 a van de Opiumwet en
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;
 gelast de teruggave van het geldbedrag van 255 euro aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. S. Jansen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] van de politie Eenheid Oost-Nederland, afdeling VAT Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023477130, gesloten op 6 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 9-10.
3.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , p. 14-15.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 153-154.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 132.
8.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 139-140.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 264-266.
10.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 62-64.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten de kennisgeving van inbeslagneming, p. 283.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 264-266.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 7] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023077379, gesloten op 20 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 6.
15.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 11-12.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 9.