ECLI:NL:RBGEL:2024:2728

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
296211-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, vernieling, belediging van verbalisanten en diefstal in vereniging met recidive en vordering benadeelde partij

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, vernieling, belediging van verbalisanten en diefstal in vereniging. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1995, heeft op 7 november 2023 in Nijmegen zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], mishandeld door haar met kracht te duwen en te slaan. Tevens heeft hij haar telefoon vernield. Tijdens zijn aanhouding beledigde hij de politieagenten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met kwetsende uitdrukkingen. Daarnaast heeft hij op 13 oktober 2023 samen met een medeverdachte een fiets van [slachtoffer 5] gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 5 maanden op, met een bijkomende maatregel van een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] voor de duur van 3 jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding van € 700,00 aan smartengeld toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is ook veroordeeld tot de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/296211-23, 05/025272-24 (gev. ttz) en 05/176382-22 (tul)
Datum uitspraak : 30 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.J. Laatsman, advocaat in Oss.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/296211-23
1
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Nijmegen
zijn (ex-)levensgezel, [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het lichaam te duwen
en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het
hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam te slaan en/of te stompen;
2
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Nijmegen
opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Nijmegen
opzettelijk
(een) (politie) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 2] (Hoofdagent Eenheid
Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 3] (Aspirant Eenheid Oost-Nederland) en/of
[slachtoffer 4] (Aspirant Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: "Fack jou" en/of "Kanker jouw uniform"
en/of "Ik pis over jullie heen en over jullie uniform",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Nijmegen
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel Wet Middelen Gebruik,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [slachtoffer 2] , belast met de uitoefening
van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of
onderzoeken van strafbare feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd mee te werken aan Wet Middelen Gebruik en/of bloedafname,
hieraan geen gevolg te geven.
Parketnummer 05/025272-24
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, een fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/296211-23 [1]
Feiten 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de beide ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde bestanddeel ‘levensgezel’ heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte en aangeefster een relatie hebben gehad en verdachte zelf tijdens zijn verhoor ook over een relatie spreekt, zodat in die zin sprake is van een levensgezel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte aangeefster heeft geslagen zoals onder 1 ten laste gelegd, verdachte heeft namelijk enkel verklaard te hebben geduwd. Daarnaast kan niet bewezen worden dat sprake is van een levensgezel in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) heeft op 9 november 2023 aangifte gedaan tegen haar ex-vriend, verdachte. Op 7 november 2023 rond 21.00 uur kwam aangeefster aan bij de flat aan de [adres 2] in Nijmegen . Vervolgens was zij daar met verdachte en zijn baas wat aan het drinken en rookte zij een sigaretje. Toen aangeefster aan tafel zat, kwam verdachte achter haar staan en boog hij over haar heen. Hij wilde in haar telefoon op Facebook en Instagram kijken. Aangeefster gaf aan dat zij dit niet wilde en liep naar de deur. Zij mocht van verdachte niet de trap af lopen. Zij liep toch een stukje de trap af, waarop verdachte haar inhaalde en voor haar ging staan. Hij zei nogmaals dat hij in de telefoon van aangeefster wilde kijken. Aangeefster zag dat verdachte met gebalde vuist een klap op haar achterhoofd gaf. Hij raakte haar midden op haar achterhoofd. Aangeefster voelde direct pijn. Aangeefster rende snel de trap af, richting haar auto, en wilde wegrijden. Verdachte ging op de passagiersstoel naast haar zitten en begon aan haar tas te trekken. Hij pakte de telefoon uit haar tas. Verdachte rende weg richting de flat en aangeefster rende achter hem aan. Zij riep om hulp. Verdachte wilde haar telefoon voor de flat op de grond kapot gooien. Aangeefster wilde haar telefoon pakken en voelde achter haar rug een harde duw of trap. Zij werd hierdoor gelanceerd en viel voorover met haar hoofd en de linkerzijde van haar lichaam op de stoep. Door deze val had aangeefster een schaafwond op de linkerzijde van haar voorhoofd, schaafwondjes op haar linkerhand, blauwe plekken op haar linkerarm en een blauwe plek op haar linkerbeen. Het glas aan de bovenzijde van haar telefoon was kapot. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster in de hal een duw gaf, waardoor zij bijna van de trap viel. Hij gooide al zijn gewicht in de duw. Het was een duw met een slaande beweging en met veel kracht, maar het was niet met gebalde vuist. Verdachte wist in de auto de telefoon van aangeefster uit haar tas te pakken en gooide deze op de grond kapot. Hierna gaf hij met beide handen een duw in de rug van aangeefster, waardoor zij voorover viel. [3]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster op 7 november 2023 in Nijmegen in het trapgat tegen haar hoofd heeft geslagen. Aangeefster heeft hierover verklaard, en bovendien heeft verdachte bekend, met kracht een slaande beweging te hebben gemaakt. Daarnaast heeft verdachte aangeefster later, buiten, met kracht naar de grond geduwd. Aangeefster had door deze handelingen van verdachte pijn en letsel. Verder heeft verdachte de telefoon van aangeefster beschadigd, nu het glas aan de bovenzijde van de telefoon kapot was doordat verdachte deze op de grond gooide.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde strafverzwarende bestanddeel ‘levensgezel’. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden afgeleid dat op 7 november 2023 sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking met een zekere hechtheid tussen verdachte en aangeefster die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen aangifte is gedaan, terwijl sprake is van een klachtdelict. Daarnaast is onduidelijk jegens welke verbalisanten het opzet tot belediging gericht was. Het enkele feit dat de uiting gehoord werd door de verbalisanten, is onvoldoende om het opzet op de belediging uit af te leiden. Daarnaast is sprake van willekeur, omdat vaak niet wordt vervolgd voor belediging. Verdachte heeft bovendien verklaard dat het niet persoonlijk was.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kregen op 7 november 2023 rond 23.05 uur de melding om te gaan naar de [adres 4] in Nijmegen. Rond 23.10 uur kwamen de verbalisanten ter plaatse en troffen ze verdachte aan. Verdachte draaide zich om, deed zijn handen op zijn rug en vertelde dat de politie hem moest meenemen, omdat hij zijn vriendin een duw had gegeven. Verdachte werd overgebracht naar het politiebureau aan de [adres 5] in Nijmegen. De verbalisanten bespraken in de auto dat zij contact moesten opnemen met de hondengeleider in verband met een mogelijke belediging. Verdachte zei vervolgens: “Zet belediging van ambtenaar erbij, sterker nog ik beledig jullie nu”. Daarna zei hij: “Fack jou, fack jou, kanker jouw uniform en kanker jouw uniform”. Verdachte keek de verbalisanten één voor één aan toen hij dat zei. Vervolgens zei hij: “Ik pis over jullie heen en over jullie uniform, fuck de politie en alles dat met de koninklijke overheid te maken heeft”. Verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] voelden zich door deze uitspraken in hun eer en goede naam aangetast. [4]
Verbalisant [slachtoffer 4] heeft de bodycambeelden van de verbalisanten bekeken. Op deze beelden heeft de verbalisant het volgende waargenomen:
  • Om 23.24:43 uur zegt een vrouwelijke stem dat er ook iemand is aangehouden voor belediging;
  • Om 23.24:47 uur zegt een mannelijke stem: “Ja zeker, zet belediging van ambtenaar erbij en sterker nog, ik beledig jullie nu”. De mannelijke stem zegt: “Fack jou, fack jou, kanker jouw uniform en kanker jouw uniform”. De vrouwelijke stem zegt: “check”, waarop de mannelijke stem reageert met “alsjeblieft en nou opkankeren”;
  • Om 23.15:08 uur zegt de vrouwelijke stem: “dan doen wij die ook nog even erbij”;
  • Om 23.15:11 uur zegt de mannelijke stem: “ik pis op jullie uniform, fack de politie, justitie, fack alles wat met koninklijke overheid te maken heeft”;
  • Om 23.15:16 uur zegt de vrouwelijke stem: “je maakt het nu wel erg lastig voor jezelf”;
  • Om 23.15:22 uur zegt de mannelijke stem: “interesseert me geen kankermoer, sluit me vast, interesseert me niet, ik denk hetzelfde hierover”.
Verdachte heeft verklaard dat het goed zou kunnen dat hij deze uitlatingen tegen de politie heeft gedaan. Hij zegt wel meer dingen als hij onder invloed is. [6]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 7 november 2023 in Nijmegen tegen verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , die in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren, onder andere heeft gezegd “Fack jou”, “Kanker jouw uniform” en “Ik pis over jullie heen en over jullie uniform”. Verdachte deed dit terwijl hij de verbalisanten één voor één duidelijk aankeek. De door verdachte gedane uitlatingen bevatten scheldwoorden en zijn op zichzelf geschikt om iemand te beledigen. Daarnaast zijn deze onnodig grievend. Door deze uitingen onder deze omstandigheden te doen en zelfs duidelijk te maken dat hij de verbalisanten wilde beledigen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzet gehad op de belediging van verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Belediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening is geen klachtdelict, zodat de officier van justitie verdachte voor dit feit mocht vervolgen. Verder is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van willekeur. Het is aan het Openbaar Ministerie een verdachte al dan niet te vervolgen. Bovendien heeft verdachte zich uiterst recalcitrant gedragen en in die zin de vervolging aan zichzelf te wijten.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de belediging van verbalisant [slachtoffer 4] , nu deze verbalisant niet aanwezig was ten tijde van het uiten van de ten laste gelegde woorden, maar enkel de camerabeelden van de bodycam heeft uitgekeken.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Toen verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op 7 november 2023 met verdachte op het politiebureau aan de [adres 5] in Nijmegen aankwamen, nam Termeer telefonisch contact op met de officier van dienst. Om 23.28 uur vorderde [slachtoffer 2] , terwijl zij de officier van dienst aan de telefoon had, de medewerking van verdachte aan bloedafname in verband met middelengebruik. Verdachte antwoordde: “Dat is jullie probleem, ik heb al verteld hoe laat het is”. De hulpofficier van justitie heeft verdachte vervolgens telefonisch verteld wat de mogelijke gevolgen van zijn weigering waren, waarop verdachte reageerde met “interesseert me geen flying fuck”.
Verdachte heeft verklaard dat het best zou kunnen dat hij heeft geweigerd mee te werken aan de bloedafname. Hij is vaak niet heel meewerkend als hij onder invloed is. Hij luistert dan niet meer naar wat er wordt gezegd.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 55e, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de officier van justitie of, indien zijn optreden niet kan worden afgewacht, de hulpofficier van justitie onder de in dit artikellid genoemde omstandigheden bevoegd is de verdachte te bevelen zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek. De rechtbank stelt vast dat het bevel in dit geval niet door een hulpofficier van justitie is gegeven, maar door een hoofdagent. Dat deze hoofdagent de hulpofficier van justitie aan de telefoon had en dat de hulpofficier van justitie verdachte de mogelijke gevolgen van zijn weigering uitlegde, doet daaraan niet af. Het bevel was immers gegeven door hoofdagent [slachtoffer 2] , zoals ook ten laste is gelegd. Deze was daartoe niet bevoegd, zodat het bevel niet krachtens enig wettelijk voorschrift is gegeven. Verdachte dient daarom van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 05/025272-24 [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 5] (hierna: aangeefster) heeft op 15 oktober 2023 aangifte gedaan van diefstal van haar leasefiets op 13 oktober 2023. De fiets werd die nacht tussen 2.00 uur en 7.00 uur gestolen vanuit de overdekte gemeenschappelijke schuur van haar woning aan de [adres 3] in Nijmegen . De fiets is van het merk Gazelle, type Heavy Duty, zwart van kleur en voorzien van zwarte tassen en een zwarte mand voorop. [8]
Van de beheerder van de flat, [naam] , begreep de politie dat hij camerabeelden had van de diefstal van de fiets van Lemmers. Deze camerabeelden heeft [naam] aan de politie overhandigd. [9]
[verbalisant 1] heeft op 13 november 2023 de camerabeelden bekeken. Hierop zag hij onder andere dat op 13 oktober 2023:
  • Om 2.01 uur twee mannen in beeld kwamen gelopen. Dit zijn de latere verdachten van de fietsendiefstal. De mannen liepen rond in de fietsenstalling en liepen vervolgens uit beeld;
  • Om 4.09 uur kwamen de mannen teruggelopen. Zij liepen via de trap de fietsenstalling in. Om 4.14 uur liepen zij de fietsenstalling weer uit. Zij tilden daarbij met zijn tweeën een fiets op. Eén persoon had de fiets vast bij het stuur en de voorband en de andere persoon bij de bagagedrager. Het betrof een donkerkleurige vrouwenfiets met een mandje voorop en twee fietstassen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf op de beelden heeft herkend als één van de personen die de fiets wegnam. De andere persoon, met wie hij de fiets stal, is [medeverdachte] . [11]
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 13 oktober 2023 in Nijmegen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , de fiets van het merk Gazelle in gebruik bij [slachtoffer 5] heeft weggenomen met het oogmerk zich de fiets wederrechtelijk toe te eigenen. Het tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/296211-23 feit 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 05/025272-24 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/296211-23
1
hij op
of omstreeks7 november 2023 te Nijmegen
zijn (ex-)levensgezel,[slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
(met kracht
) op/tegen het lichaam te duwen
en
/ofdie [slachtoffer 1]
meermalen, althanseenmaal
, (met kracht
) in/op/tegen het
hoofd
/gezicht en/of (overige) lichaamte slaan
en/of te stompen;
2
hij op
of omstreeks7 november 2023 te Nijmegen
opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of
ten deleaan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield,
beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op
of omstreeks7 november 2023 te Nijmegen
opzettelijk
(een) (politie
)ambtena
(a)r
(en
), te weten [slachtoffer 2] (Hoofdagent Eenheid
Oost-Nederland) en
/of[slachtoffer 3] (Aspirant Eenheid Oost-Nederland)
en/of
[slachtoffer 4] (Aspirant Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening,
in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door
hem/haarhunde woorden toe te voegen: "Fack jou" en
/of"Kanker jouw uniform"
en
/of"Ik pis over jullie heen en over jullie uniform"
,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 05/025272-24
hij op
of omstreeks13 oktober 2023 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,een fiets (merk Gazelle),
in elk geval enig goed,
dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk gevalaan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader
(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/296211-23, feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 05/296211-23, feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
ten aanzien van parketnummer 05/296211-23, feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 05/025272-24:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de straat waar zij woont. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een dadelijk uitvoerbare maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor haar straat voor de duur van 3 jaar. Iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, dient twee weken hechtenis te worden toegepast, met een maximale duur van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de oplegging van een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, maar verzocht de vervangende hechtenis te beperken tot drie dagen per overtreding.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging, de mishandeling van zijn ex-vriendin, de vernieling van de telefoon van zijn ex-vriendin en de belediging van twee verbalisanten. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor het bezit, de eer en goede naam en de lichamelijke integriteit van anderen. Alle feiten lijken door verdachte onder invloed van alcohol en/of andere verdovende middelen te zijn gepleegd. Verdachte weet van zichzelf dat hij achterdochtig, onberekenbaar, recalcitrant en agressief kan worden onder invloed van middelen, maar dat weerhoudt hem er niet van deze te gebruiken, met alle gevolgen van dien. Bij verdachte is sprake van recidive, zelfs ten aanzien van dezelfde persoon, [slachtoffer 1] , maar kennelijk heeft verdachte van zijn eerdere veroordelingen onvoldoende geleerd. Verdachte heeft aangegeven hulp te willen, maar op het moment dat hem deze geboden wordt, weigert hij alle medewerking. Verdachte heeft niet willen meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek en evenmin willen meewerken met de reclassering. Hierdoor heeft de rechtbank geen goed beeld gekregen van de onderliggende problematiek bij verdachte, terwijl deze wel aanwezig lijkt te zijn. Verdachte kan hierdoor ook geen passende hulp krijgen. De rechtbank kan daarom niet anders dan aan verdachte een (onvoorwaardelijke) straf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de houding van verdachte, de door hem gepleegde feiten en zijn justitiële verleden, in deze zaak geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank heeft verder gekeken naar de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen opleggen. Alles overziend, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden in deze zaak passend en geboden is. Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd. Enerzijds vindt de rechtbank minder bewezen dan de officier van justitie en anderzijds is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf niet past bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Nu de rechtbank geen langere gevangenisstraf aan verdachte oplegt dan de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, heeft zij de voorlopige hechtenis van verdachte reeds bij afzonderlijke beslissing van 17 april 2024 opgeheven.
De rechtbank ziet verder aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen. De rechtbank acht deze maatregel nodig ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten. Verdachte heeft ook eerder een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] opgelegd gekregen, maar zich daar niet aan gehouden. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de bewezenverklaarde mishandeling en vernieling. Het is van belang dat verdachte en [slachtoffer 1] geen contact meer met elkaar hebben, mede gelet op hun verleden waarin meermalen sprake is geweest van geweld. De maatregel houdt daarom in dat het verdachte wordt verboden (direct of indirect) contact te zoeken of te hebben met [slachtoffer 1] en zich in haar straat te bevinden. Ook wanneer [slachtoffer 1] contact met verdachte zoekt of wanneer contact via anderen (indirect) tot stand wordt gebracht, zal verdachte dit dus moeten afhouden. De rechtbank bepaalt dat deze maatregel voor de duur van drie jaren zal gelden. De vervangende hechtenis wordt vastgesteld op twee weken voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, met een maximum van zes maanden. De rechtbank beslist verder dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank moet er - mede gelet op het eerder overwogene - ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder parketnummer 05/296211-23, feit 1 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert als benadeelde partij € 700,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2023. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte de schade van de benadeelde partij wil vergoeden.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, de persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt. Door het onder parketnummer 05/296211-23, feit 1 ten laste gelegde heeft de benadeelde partij immers lichamelijk letsel in de vorm van blauwe plekken en schaafwonden opgelopen. Daarnaast is zij op andere wijze in de persoon aangetast. Als gevolg van het onderhavige feit heeft zij haar intensieve traumabehandeling moeten uitstellen. Hierdoor heeft zij onverminderd, en door het onderhavige feit zelfs meer, last van de bij haar PTSS behorende angst- en spanningsklachten. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 700,00 vaststellen en de vordering dus integraal toewijzen.
Verdachte is vanaf 7 november 2023, de pleegdatum van het feit, wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/176382-22)

De politierechter heeft verdachte op 27 juli 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit dat de proeftijd van de voorwaardelijke straf dient te worden verlengd, nu aangeefster [slachtoffer 1] zelf contact heeft gezocht met verdachte. Verdachte en [slachtoffer 1] geven veel om elkaar, dus de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf heeft weinig toegevoegde waarde. Bovendien zou dit zorgen voor vollere gevangenissen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Sterker nog, het gaat om min of meer dezelfde strafbare feiten, gepleegd jegens hetzelfde slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. Verdachte wist dat hij een forse voorwaardelijke straf opgelegd had gekregen, maar koos er niettemin voor opnieuw in de fout te gaan.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 266, 267, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/296211-23 feit 4 ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een
vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat:
o verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1994;
o verdachte zich niet in de straat mag bevinden waar [slachtoffer 1] woont, te weten de [adres 6] in Wijchen,
zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt, voor maximaal 3 jaar. De politie ziet toe op handhaving van dit contact- en locatieverbod;
 beveelt dat
vervangende hechtenis van 2 (twee) wekenwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 27 juli 2022 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden(parketnummer 05/176382-22).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/296211-23 feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 700,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 700,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 14 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de verplichting tot betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. M.L. Braaksma en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, VAT Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023517707, gesloten op 9 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 6-7.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024.
4.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 39-40.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 25.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023478934, gesloten op 10 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
8.Het proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 7-8.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2024.