ECLI:NL:RBGEL:2024:2726

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/05/433579 / HA ZA 24-153
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake vorderingen tot betaling en proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 24 april 2024 een verstekvonnis uitgesproken. De eisers, bestaande uit drie natuurlijke personen en een bedrijf, hebben vorderingen ingediend tegen twee gedaagden die niet zijn verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eisers grotendeels toewijsbaar zijn, met uitzondering van de vordering tot betaling van beslagkosten, die is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers niet de vereiste stukken hebben overgelegd die nodig zijn om de beslagkosten te kunnen beoordelen. De gedaagden zijn als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 6.263,97. Daarnaast zijn er verschillende bedragen toegewezen aan de eisers, waaronder hoofdsommen, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld, wat betekent dat indien één van hen betaalt, de ander bevrijd is van de verplichting. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G.F. van den Berg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/433579 / HA ZA 24-153
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
handelend onder de naam
[bedrijf 1] ,
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaten mr. K. van Polen en mr. A.B. Bouter te Barneveld,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
Eisers vorderen gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, omdat eisers hebben verzuimd de beslagstukken volledig in het geding te brengen. Bij de stukken ontbreken de - ingevolge het bepaalde in artikel 721 Rv - op straffe van nietigheid voorgeschreven exploten van overbetekening van een afschrift van de dagvaarding aan de derde-beslagenen. Bij gebreke daarvan kan niet worden beoordeeld of de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen. De vordering tot vergoeding van de beslagkosten zal daarom worden afgewezen.
2.3.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 2.626,00
- salaris advocaat €
3.502,00(1,0 punt × tarief € 3.502,00)
Totaal € 6.263,97
2.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres sub 1 te betalen een bedrag van € 149.163,19, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 14 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres sub 1 te betalen een bedrag van € 1.169,67 aan wettelijke rente, berekend tot en met 13 maart 2024,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres sub 1 te betalen een bedrag van € 2.266,63 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 13 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser sub 2 te betalen een bedrag van € 179.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 14 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser sub 2 te betalen een bedrag van € 1.407,55 aan wettelijke rente, berekend tot en met 13 maart 2024,
3.6.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser sub 2 te betalen een bedrag van € 2.570,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 13 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt gedaagde sub 1 om aan eiser sub 3 te betalen een bedrag van € 172.550,00, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 14 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.8.
veroordeelt gedaagde sub 1 om aan eiser sub 3 te betalen een bedrag van € 1.419,06 aan wettelijke rente, berekend tot en met 13 maart 2024,
3.9.
veroordeelt gedaagde sub 1 om aan eiser sub 3 te betalen een bedrag van € 2.500,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 13 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.10.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op
€ 6.263,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.11.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.