Op 22 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een beschikking gegeven in de zaak van ING Bank N.V. tegen [verweerder] en [belanghebbende 1]. ING Bank N.V. verzocht om verlof voor de onderhandse executieverkoop van een woning, gelegen aan [adres 1], na niet-nakoming van een hypothecaire geldlening door [verweerder] en [belanghebbende 1]. De hypotheekhoudster, ING Bank, had in 2019 een hypothecaire geldlening verstrekt, maar door betalingsachterstanden van meer dan € 16.000,00 en een totale schuld van ruim € 469.000,00, heeft zij de lening in 2023 opgeëist en de executie van de woning aangevraagd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de executiewaarde van de woning door een taxateur op € 510.000,00 is bepaald, terwijl er een koopovereenkomst is gesloten met [belanghebbende 2] voor een bedrag van € 591.000,00. De rechter heeft geoordeeld dat de onderhandse verkoop in het belang van zowel de schuldeiser als de schuldenaren is, omdat de koopprijs de te verwachten opbrengst bij openbare verkoop overtreft. De verweren van [verweerder] dat de gedwongen verkoop disproportioneel zou zijn, zijn niet gehonoreerd, omdat hij de executiewaarde niet heeft betwist en er een aanzienlijke betalingsachterstand is.
De rechter heeft de verzoeken van ING Bank N.V. toegewezen, de ontruiming van het registergoed bevolen en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.