ECLI:NL:RBGEL:2024:2706

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
C/05/415257 / HA ZA 23-65
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoeken consumenten in BKR-register en doorbelasting kosten aan telecombedrijven

In deze zaak vordert de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR) betaling van Vodafone Financial Services B.V. voor openstaande facturen die verband houden met inzageverzoeken van consumenten in het BKR-register. Vodafone betwist de hoogte van deze facturen en stelt dat BKR alleen de daadwerkelijke kosten mag doorbelasten. In reconventie vordert Vodafone inzage in de kostenstructuur van BKR om te controleren of de doorbelaste kosten daadwerkelijk de werkelijke kosten zijn. De rechtbank oordeelt dat BKR geen verdere inzage hoeft te geven en wijst de vordering in reconventie van Vodafone af. Hierdoor is Vodafone verplicht om de facturen van BKR te betalen. De rechtbank concludeert dat de bepalingen in de overeenkomst tussen BKR en Vodafone niet impliceren dat alleen de daadwerkelijke kosten mogen worden doorbelast. De rechtbank wijst de vorderingen van Vodafone af en kent BKR de gevorderde bedragen toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden ook toegewezen aan BKR, aangezien Vodafone in zowel de conventionele als reconventionele vorderingen in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/415257 / HA ZA 23-65 / 635/871
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
STICHTING BUREAU KREDIET REGISTRATIE,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Tiel,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: BKR,
advocaten: mr. O.V. Lamme en mr. N.M.C. Steurrijs te Amsterdam,
tegen
VODAFONE FINANCIAL SERVICES B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Vodafone,
advocaten: mr. A. van der Ploeg en mr. C.C.V. van Es te 's-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juni 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie 14
- de akte overlegging nadere producties 15 tot en met 17 van BKR
- de akte overlegging nadere producties (34 tot en met 40) van Vodafone
- de akte houdende wijziging van eis in reconventie
- het (verkort) proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 6 november 2023 en 13 november 2023, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De zaak in het kort

2.1.
BKR vordert van Vodafone betaling van haar facturen voor de inzageverzoeken van consumenten (hierna: inzageverzoeken) in haar register. Vodafone meent dat BKR uitsluitend de daadwerkelijke kosten die daarmee verband houden aan haar mag doorbelasten. Om na te kunnen gaan wat de daadwerkelijke kosten zijn, vordert Vodafone in reconventie volledige financiële verantwoording en inzage in de kostenstructuur van BKR. Volgens Vodafone rust deze transparantieplicht op BKR uit hoofde van hun contractuele verhouding. Zolang geen inzage wordt gegeven in de kostenstructuur, schort Vodafone betaling van de facturen (gedeeltelijk) op.
2.2.
In conventievordert BKR veroordeling van Vodafone tot betaling van, samengevat weergegeven:
  • A) € [bedrag] aan openstaande facturen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
  • B) € [bedrag] aan buitengerechtelijke kosten,
  • C) de door BKR in verband met de inzagekosten te factureren bedragen (toekomstige facturen) gedurende de duur van de gebruikersovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
  • D) de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.3.
In reconventievordert Vodafone na wijziging van eis dat de rechtbank, samengevat weergegeven:
primair
( a) voor recht verklaart dat BKR op grond van paragraaf 5.3 van de Handleiding slechts (een bijdrage aan) de werkelijke kosten in verband met de afhandeling van inzageverzoeken mag doorbelasten aan de deelnemers van het CKI, althans dat de doorbelasting niet meer mag bedragen dan de werkelijke kosten,
( b) voor recht verklaart dat op BKR een transparantieplicht rust omtrent de werkelijke kosten die verband houden met de afhandeling van inzageverzoeken door BKR, in die zin dat BKR de kosten (zowel directe als indirecte kosten) op transparante wijze moet verantwoorden door Vodafone inzage te verschaffen op de wijze zoals nader uiteengezet onder (c) (primair) dan wel (d) (subsidiair),
( c) BKR op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeelt tot het verstrekken van inzage aan Vodafone in enerzijds de hoogte van de kosten van het afhandelen van inzageverzoeken, per jaar, vanaf 2019, door middel van (i) een cijfermatige toelichting en onderbouwing van de totale directe en indirecte kosten die met de afhandeling van alle inzageverzoeken gemoeid zijn en (ii) een verklaring van een door BKR op eigen kosten en in afstemming met Vodafone in te schakelen, van beide partijen onafhankelijke, registeraccountant en anderzijds de grondslag van de doorbelasting van deze kosten aan Vodafone door opgave te doen van het totaal aantal geregistreerde contracten in het CKI en van Vodafone specifiek op de relevante peildata, gevalideerd door een registeraccountant als voormeld, binnen 1 maand na betekening van het vonnis,
dan wel subsidiair
( d) BKR op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeelt tot het verstrekken van inzage aan Vodafone in enerzijds de hoogte van de kosten van het afhandelen van inzageverzoeken, per jaar, vanaf 2019, door middel van een cijfermatige toelichting en onderbouwing van de totale directe en indirecte kosten die met de afhandeling van alle inzageverzoeken gemoeid zijn en waarna een door de rechtbank te benoemen deskundige opdracht dient te krijgen om vast te stellen of de allocatie van die kosten in redelijkheid geschiedt en niet meer omvat dan de werkelijke kosten en anderzijds de grondslag van de doorbelasting van deze kosten aan Vodafone door opgave te doen van het totaal aantal geregistreerde contracten in het CKI en van Vodafone specifiek op de relevante peildata, gevalideerd door dezelfde deskundige,
een en ander met veroordeling van BKR in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd
met de wettelijke rente.
2.4.
De rechtbank komt tot het oordeel dat BKR geen (verdere) inzage hoeft te verschaffen in de kosten die verband houden met de inzageverzoeken en wijst de vordering in reconventie af. Als gevolg daarvan kan Vodafone zich niet op opschorting beroepen en moet zij de facturen van BKR betalen. De vordering in conventie tot betaling van de openstaande facturen wordt dan ook toegewezen. Hierna volgt de motivering van deze beslissing.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1.
De vordering in conventie tot betaling van de facturen voor de inzageverzoeken hangt nauw samen met de vordering in reconventie tot het verkrijgen van inzage in de daarvoor gefactureerde kosten. Om die reden zal de rechtbank de vorderingen in conventie en reconventie samen bespreken. Daarbij staat de vraag centraal wat partijen met elkaar zijn overeengekomen ten aanzien van de vergoeding voor de kosten die verband houden met de inzageverzoeken.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat voor de uitleg van een overeenkomst de tekst van de overeenkomst in het algemeen van groot belang is. Voor de vraag welke betekenis beide partijen aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen, is van belang wat beide partijen over en weer hebben verklaard en wat zij in de gegeven omstandigheden uit elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs hebben afgeleid (de Haviltex-maatstaf).
3.3.
Het gaat met name om de vraag of uit de overeenkomst volgt dat BKR uitsluitend de werkelijke kosten mag doorbelasten, zoals Vodafone stelt en BKR betwist. Beide partijen wijzen ter onderbouwing van hun standpunten naar de tekst van Bijlage 1 van de tussen hen gesloten aansluitovereenkomst, het Algemeen Reglement CKI en de Algemene Handleiding CKI.
3.4.
Voor de uitleg van de tussen partijen bestaande overeenkomst is dus allereerst de tekst van de overeenkomst en de daarbij behorende reglementen van belang. Het gaat om:
- Bijlage 1 ‘aanvraag tot erkenning’.
Hierin staat, voor zover van belang:
(…) Hiermee verzoeken wij
[Vodafone, toevoeging rechtbank]om erkenning als deelnemer aan het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR). Gelijktijdig verklaren wij de verplichtingen neergelegd in de Statuten en de Reglementering van BKR zonder voorbehoud te zullen nakomen.
(…)
- het Algemeen Reglement CKI.
In de ‘Inleiding’ en de artikelen 36 en 42 van de versie van 1 oktober 2021- die gelijkluidend zijn aan de bepalingen in de versies van 1 januari 2021 en 1 februari 2020, alsmede nagenoeg gelijkluidend aan de ‘Inleiding’ en de artikelen 34 en 41 van de versie van 5 februari 2019 - is onder meer het volgende bepaald:

1.INLEIDING

(…)
In dit Algemeen Reglement CKI (…) worden de rechten en verplichtingen tussen Stichting BKR en haar zakelijke klanten geregeld. Voor de zakelijke klanten is een praktische toelichting (Algemene Handleiding CKI) geschreven.
(…)

4.ZAKELIJKE KLANT

(…)
Artikel 36
FINANCIËLE BEPALING
1 De zakelijke klant is bij erkenning door het Bestuur administratiekosten en entreekosten verschuldigd. (…)
2 (…)
3 (…)
4a Direct na afloop van ieder maand factureert Stichting BKR de zakelijke klant voor de door BKR met betrekking tot CKI verleende diensten. De zakelijk klant moet de toegezonden factuur binnen veertien (14) dagen na factuurdatum, zonder aftrek, korting of verrekening, in de overeengekomen valuta voldoen door storting of overschrijving naar een door BKR aan te wijzen bankrekening. Partijen kunnen schriftelijk anders overeenkomen.
4b De zakelijke klant die het niet eens is met een gefactureerd bedrag kan dit schriftelijk en binnen een termijn van veertien (14) dagen na factuurdatum aan het Bestuur kenbaar maken. Het Bestuur beslist nadat zij de zakelijke klant heeft gehoord. Tegen de beslissing van het Bestuur staat geen beroep open.
4c Indien de zakelijke klant niet binnen veertien (14) dagen of binnen een nader tussen Stichting BKR en de zakelijke klant overeengekomen termijn heeft betaald, is hij van rechtswege in verzuim en kan BKR, zonder dat nadere sommatie of ingebrekestelling nodig is, vanaf de vervaldag de wettelijke handelsrente bij de zakelijke klant in rekening brengen tot aan de datum waarop het gefactureerde bedrag alsnog is voldaan. Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke incassokosten komen voor rekening van de zakelijk klant.
5 Het Bestuur stelt elk jaar, vóór één (1) juli van of gedurende het lopende jaar, wanneer de loon-, kosten- of prijsontwikkeling dit noodzakelijk maakt, de hoogte van de registratievergoeding en de tarieven voor de door Stichting BKR te verrichten diensten vast. (…) De registratievergoeding en de overige tarieven worden minimaal één keer per jaar geactualiseerd.
(…)

5.SLOTBEPALINGEN

(…)
Artikel 43
OVERIGE ZAKEN
1 (…)
2 (…)
3 Wijzigingen en aanvullingen in dit Reglement hebben geen terugwerkende kracht en zijn voor de zakelijke klanten bindend, drie (3) maanden nadat zij van deze wijzigingen en aanvullingen door het Bestuur in kennis zijn gesteld. (…)
4 (…)
5 (…)
(…)
- de Algemene Handleiding CKI.
Artikel 5.3 van de versie mei 2019 luidt als volgt:
5.3
INZAGE
(…)
Op basis van nacalculatie belast Stichting BKR één keer per jaar de kosten die verband houden met de uitoefening van het recht op inzage door consumenten door aan alle BKR hoofddeelnemers. Dit gebeurt naar rato van hun content in CKI per einde van het afgelopen jaar (bestaande uit de som van het aantal geregistreerde lopende en afgelopen contracten). Deze methode waarborgt een evenredige verdeling van de kosten tussen de deelnemers bij inzageverzoeken.
Het tarief voor doorbelasting wordt jaarlijks vastgesteld.
Artikel 5.3 van de versies juni 2021 en februari 2022 luidt als volgt:
5.3
INZAGE
(…)
Doorbelasting kostenbijdrage is een separaat onderdeel in de tariefstructuur van CKI. Kostenbijdrage is per inzage door de consument. Verdeling kostenbijdragen
[in de versie februari 2022: kostenbijdrage, rechtbank]naar CKI deelnemers vind plaats op basis van eigen CKI content aandeel (registratie aandeel). Registratie aandeel betreft het aantal lopende overeenkomsten in CKI. Content peildatum is maandultimo stand. Facturatie eens per maand achteraf.
Kostenbijdrage AVG inzagen per CKI deelnemer = aantal inzagen x registratie aandeel x tarief
Deze methode waarborgt een evenredige verdeling van de kosten tussen de deelnemers bij inzageverzoeken.
Het tarief voor doorbelasting wordt jaarlijks vastgesteld.
3.5.
Naast de teksten van Bijlage 1 ‘aanvraag tot erkenning’, het Algemeen Reglement CKI en de Algemene Handleiding CKI is voor de uitleg van de overeenkomst van belang tegen welke achtergrond de overeenkomst tot stand is gekomen. BKR is een stichting zonder winstoogmerk en zij beheert het Nederlandse stelsel van kredietregistratie: het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI). BKR heeft daardoor als monopolist een overzicht van verstrekte kredieten en het betaalgedrag daarop. Deelnemers en consumenten kunnen informatie uit het CKI opvragen. Daarvoor brengt BKR vergoedingen in rekening. Telecombedrijven die telefoonkredieten aanbieden, zoals Vodafone, zijn sinds 1 mei 2017 verplicht om deel te nemen aan het CKI. Daartoe heeft Vodafone in augustus/september 2016 een overeenkomst gesloten met BKR. Met de ondertekening van Bijlage 1 heeft Vodafone verklaard dat zij de verplichtingen zoals opgenomen in de reglementen van BKR zal nakomen. BKR is op grond van artikel 43 lid 3 van het Algemeen Reglement CKI gerechtigd dat reglement eenzijdig te wijzigen. Op grond van de BKR-reglementen betaalt Vodafone als deelnemer aan het CKI onder andere entreekosten, een toetsingsbijdrage voor toetsen die zij zelf doet in het CKI en bijdragen voor overige diensten. De kosten voor de inzageverzoeken bracht BKR tot eind april 2019 bij de consumenten als aanvragers in rekening tegen een basistarief van € 4,95 per jaar. Na een rapport van de Autoriteit Persoonsgegevens waarin werd geconcludeerd dat doorbelasting van de kosten die verband houden met inzage aan consumenten in strijd is met de AVG, is tijdens een vergadering van de ‘Strategische Beleidscommissie CKI’ (SBC) van 14 maart 2019 besloten dat de kosten voor inzage persoonsgegevens door consumenten zouden worden doorbelast aan de deelnemers. Zowel BKR als Vodafone (vertegenwoordigd door Stichting Preventel) maken, naast andere brancheverenigingen, deel uit van de SBC, die optreedt als adviesorgaan van BKR. Vanaf 1 mei 2019 hanteerde BKR voor haar deelnemers een vast tarief van € 4,95 per inzageverzoek en vanaf 1 juli 2020 een vast tarief van € 4,45 per inzageverzoek. Dit tarief is in 2023 verhoogd naar € 4,90 per inzageverzoek. Het Algemeen Reglement CKI en de Algemene Handleiding CKI worden door BKR opgesteld en over de inhoud van die reglementen is tussen partijen bij het sluiten van de overeenkomst dus niet onderhandeld.
3.6.
Verder is van belang dat Preventel namens Vodafone tegen de eerste factuur voor de ‘inzagekosten 2019’ bezwaar heeft gemaakt en om een toelichting heeft verzocht. Daarop zijn partijen met elkaar in overleg getreden en is de doorbelastingsmethodiek veelvuldig onderwerp van gesprek geweest tijdens SBC-vergaderingen. In een e-mail van 11 december 2020 heeft BKR gewaarschuwd dat de inzagekosten 2020 hoger uitvallen door een toegenomen aantal verzoeken en dat de werkelijke inzagekosten € 7,11 per verzoek bedragen. Ook tegen de factuur van medio januari 2021 voor ‘inzagekosten 2020’ heeft Preventel namens Vodafone bezwaar gemaakt. Over de doorbelastingssystematiek bestaat tussen BKR en haar deelnemers, waaronder Vodafone en andere telecomkredietaanbieders, via de SBC-vergaderingen nog steeds overleg. Tijdens de mondelinge behandeling is geconstateerd dat deze systematiek, en daarmee de vraag of een evenredige verdeling plaatsvindt, niet ter beoordeling voorligt.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat uit de tekst van Bijlage 1, het Algemeen Reglement CKI en de Algemene Handleiding CKI, in samenhang bezien met de in rov. 3.5. en 3.6. geschetste achtergrond (van de totstandkoming) van de overeenkomst en de feitelijke omstandigheden, niet kan worden opgemaakt dat BKR gehouden is (slechts) de daadwerkelijke kosten door te belasten dan wel het in rekening gebrachte tarief achteraf te verrekenen op basis van de werkelijke kosten. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
3.8.
In voormelde reglementen is geen specifieke bepaling opgenomen dat BKR uitsluitend de daadwerkelijke kosten mag doorbelasten. Ten aanzien van de kosten is in artikel 36 lid 5 van het Algemeen Reglement CKI (rov. 3.4., tweede gedachtestreepje) bepaald dat BKR deze vaststelt. Meer specifiek is over de kosten voor inzageverzoeken in artikel 5.3 van de Algemene Handleiding CKI (rov. 3.4, derde gedachtestreepje) bepaald dat de kosten(bijdrage) voor het totaal aantal inzagen in het CKI op jaarbasis achteraf per CKI deelnemer worden doorbelast naar rato van het registratie aandeel van die deelnemer, tegen een jaarlijks door BKR vast te stellen tarief per inzage. Uit de in artikel 5.3 gebruikte woorden ‘kosten’ (versie mei 2019) dan wel ‘kostenbijdrage’ (versies juni 2021 en februari 2022) kan, anders dan Vodafone betoogt, niet worden afgeleid dat het om de daadwerkelijke kosten moet gaan. Deze woorden moeten immers worden gelezen in combinatie met artikel 36 lid 4 en 5 van het Algemeen Reglement CKI. Gelezen in combinatie met lid 5 kan artikel 5.3 redelijkerwijs niet anders begrepen worden dan dat daarin is vastgelegd dat BKR het tarief voor inzageverzoeken vaststelt. En gelezen in combinatie met lid 4 bepaalt artikel 5.3 dat de facturen op basis van dat door BKR vastgestelde tarief, definitief zijn. In lid 4 is immers bepaald dat de maandelijkse facturen van BKR zonder verrekening binnen 14 dagen moeten worden voldaan en dat tegen de gefactureerde bedragen binnen 14 dagen bezwaar gemaakt kan worden bij het bestuur. Dit alles wijst erop dat het niet de bedoeling is geweest om alleen de daadwerkelijke kosten in rekening te brengen of achteraf te verrekenen.
3.9.
Anders dan Vodafone betoogt, volgt ook uit het woord ‘nacalculatie’ - zoals opgenomen in artikel 5.3 van de Algemene Handleiding CKI van de versie van 2019 - niet dat het de bedoeling is geweest dat op basis van een voorschot zou worden gefactureerd en dat BKR door middel van een jaarlijkse eindafrekening uitsluitend de daadwerkelijke kosten in rekening zou brengen. Uit de door Vodafone aangehaalde definitie in de Van Dale (
nacalculatie = calculatie van kosten achteraf, na uitvoering van de order) volgt niet dat het achteraf berekenen van kosten enkel op basis van de daadwerkelijke kosten zou mogen plaatsvinden. Zo wordt een overeengekomen marge of opslag vaak na uitvoering van de prestatie in rekening gebracht, omdat pas op dat moment becijferd kan worden hoe hoog de marge of opslag is. De bepaling dat de kosten één keer per jaar op basis van nacalculatie aan de deelnemers van het BKR werden belast, duidt erop dat in dit geval ook om die reden voor nacalculatie is gekozen. Het woord ‘nacalculatie’ moet immers gelezen worden in de context van het gehele artikel 5.3. In de zin die op voormelde bepaling volgt, staat dat de kosten die verband houden met het totaal aantal inzagen per jaar (vanaf versie 2021 ‘per maand’) worden doorbelast naar rato van het aandeel in het CKI. Zoals BKR betoogt zijn deze elementen (het aantal inzageverzoeken per jaar en het aandeel in de CKI registraties) pas aan het eind van het jaar (dan wel maand) bekend of uit te rekenen. Anders dan Vodafone lijkt te stellen, ziet ‘nacalculatie’ naar het oordeel van de rechtbank niet ook op het vast te stellen tarief. Zoals hiervoor is overwogen volgt immers uit artikel 36 lid 5 van het Algemeen Reglement CKI dat BKR dit tarief elk jaar vóór 1 juli (opnieuw) vaststelt. Was het de bedoeling geweest om het genoemde tarief als een voorschot te zien, dat door middel van nacalculatie gecorrigeerd zou worden tot een tarief waarmee de daadwerkelijke kosten in rekening gebracht zouden worden, dan had het voor de hand gelegen dat dit was vermeld in de Algemene Handleiding CKI. Dat het woord ‘nacalculatie’ in de daarop volgende versie van de Algemene Handleiding CKI niet meer wordt gehanteerd, maakt het voorgaande niet anders. Deze methode van ‘nacalculatie’ die later ‘doorbelasting kostenbijdrage’ genoemd is, diende blijkens de tekst van artikel 5.3 om een evenredige verdeling van de inzagekosten tussen de deelnemers bij het BKR te waarborgen. Daarvoor moest duidelijk zijn hoeveel inzageverzoeken er per deelnemer waren gedaan. Dat staat los van de vraag of slechts daadwerkelijke kosten mochten worden doorbelast. De rechtbank ziet in de bewoordingen van artikel 5.3 van de Algemene Handleiding CKI in combinatie met artikel 36 lid 5 van het Algemeen Reglement CKI dan ook geen aanknopingspunten om aan te nemen dat daarmee ook is bedoeld dat achteraf een verrekening op basis van de daadwerkelijke kosten zou moeten plaatsvinden.
3.10.
Die aanknopingspunten zijn ook niet te vinden in het verslag van de
SBC-vergadering van 14 maart 2019. Daarin is vermeld dat het BKR in overleg is met de AP (Autoriteit Persoonsgegevens) en een presentatie heeft gegeven waarin op hoofdlijnen beschreven is hoe een digitaal inzageproces er naar de consument uit zou kunnen zien. Daarachter staat: “Dit alles onder de voorwaarde dat de kosten naar de deelnemers worden doorbelast”. Naar het oordeel van de rechtbank gaat dit kennelijk over de - op dat moment aanstaande - stelselwijziging om de kosten niet langer aan de consument, maar aan de deelnemers in het CKI door te belasten en kan daarin niet worden gelezen dat (vanaf dat moment) slechts daadwerkelijke kosten in rekening mogen worden gebracht.
3.11.
Ter zitting heeft Vodafone nog gewezen op de omstandigheid dat BKR een stichting is zonder winstoogmerk en kostendekkend werkt. Voor zover zij daarmee stelt dat die omstandigheid nog moet worden meegenomen bij de uitleg van de overeenkomst, kan zij daarin niet worden gevolgd. Datzelfde geldt ten aanzien van de aard van de door BKR geleverde prestatie (waarbij zij voldoet aan een wettelijke verplichting op grond van de AVG). Zoals BKR heeft toegelicht betekent ‘geen winstoogmerk’ niet dat in het geheel geen winst mag worden gemaakt. Een eventueel positief resultaat wordt geherinvesteerd in de stichting en aangewend ten behoeve van de bedrijfsvoering, hetgeen (intern) gecontroleerd wordt door een (onafhankelijke) raad van commissarissen (
governance model), zo begrijpt de rechtbank. Ook ziet de rechtbank niet in dat het feit dat BKR een wettelijke verplichting uitvoert, maakt dat zij slechts de daadwerkelijke kosten mag doorbelasten. Het kostenverdelingsvraagstuk (kostenallocatie) dat door Vodafone is opgeworpen, behoeft dan ook geen verdere bespreking.
3.12.
Kortom, de rechtbank ziet in de context van de bepalingen geen aanwijzingen dat bedoeld is om af te rekenen op basis van de daadwerkelijk kosten die verband houden met de inzageverzoeken, althans dat Vodafone dat redelijkerwijs zo had mogen begrijpen. Overige argumenten die tot een andere uitleg van voormelde bepalingen kunnen leiden, heeft Vodafone niet aangevoerd. De door Vodafone aangevoerde argumenten dat de in rekening gebrachte kosten niet de werkelijke kosten kunnen zijn gelet op het toegenomen aantal inzageverzoeken en de automatisering alsmede dat onduidelijk is hoe het door BKR vastgestelde tarief zich verhoudt tot de gemaakte kosten, gaan uit van de veronderstelling dat uitsluitend de daadwerkelijke kosten kunnen worden doorbelast. Omdat hiervoor is overwogen dat de bepalingen in de overeenkomst tussen partijen niet zo begrepen kunnen worden, komt de rechtbank aan beoordeling van deze stellingen niet toe. Aan de stelling van Vodafone dat er geluiden zijn om van BKR een overheidsinstelling te maken, gaat de rechtbank voorbij omdat dit niet ziet op de thans tussen partijen bestaande overeenkomst.
3.13.
Vodafone beroept zich daarnaast op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW). Zij stelt daarbij dat sprake is van een leemte in de Algemene Handleiding CKI omdat niets is geregeld over door BKR af te leggen financiële verantwoording terwijl BKR enkel de werkelijke kosten bij de deelnemers in rekening mag brengen. Gelet op deze leemte brengt de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) volgens Vodafone mee dat BKR een verplichting heeft tot het geven van inzage in de kosten en dat BKR financiële verantwoording dient af te leggen. Deze stelling bouwt echter voort op de al verworpen stelling van Vodafone dat BKR alleen de daadwerkelijke kosten in rekening mag brengen. Daarom is niet nodig dat BKR financiële verantwoording aflegt. Ook anderszins is niet gebleken van een grondslag voor een inzageverplichting.
3.14.
Omdat niet komt vast te staan dat op BKR een transparantieverplichting rust, worden de reconventionele vorderingen afgewezen. Nu BKR niet in verzuim is met het geven van inzicht, is Vodafone niet bevoegd haar betalingsverplichting op te schorten en is zij gehouden tot betaling van de facturen. De in conventie onder (A) gevorderde betaling daarvan (€ [bedrag] ), te vermeerderen met de niet betwiste wettelijke handelsrente zoals vermeld in de beslissing, wordt toegewezen (zie productie 12 en 13 bij dagvaarding voor (de vervaldata van) de facturen).
3.15.
Dit is anders voor de vordering in conventie onder (C) die kort gezegd ziet op betalingen voor de toekomst. Deze vordering is naar het oordeel van de rechtbank te onbepaald en verstrekkend. Een toekomstige vordering wordt in beginsel niet toegewezen omdat ervan wordt uitgegaan dat partijen hun contractuele verplichtingen nakomen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat Vodafone na dit vonnis niet aan haar contractuele verplichtingen zal voldoen. BKR heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat Vodafone in haar nakomingsverplichting te kort zal schieten zolang de overeenkomst voortduurt. Verder kunnen er in de toekomst wijzigingen plaatsvinden, zeker nu partijen, zoals hiervoor overwogen, nog in SBC-vergaderingen in overleg zijn over de doorbelastingssystematiek.
3.16.
BKR vordert verder in conventie onder (B) vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. Partijen zijn in artikel 36 lid 4 onder c van het Algemeen Reglement CKI overeengekomen alle buitengerechtelijke incassokosten voor rekening van Vodafone komen. Omdat Vodafone heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mag van de wettelijke regeling worden afgeweken. Daarom moet de vordering worden getoetst aan de oriëntatiepunten in het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De door BKR gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal worden toegewezen omdat Vodafone de verschuldigdheid daarvan niet betwist. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € [bedrag] toegewezen.
3.17.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
[bedrag]
- buitengerechtelijke incassokosten
[bedrag]
+
totaal
[bedrag]
Proceskosten
3.18.
Vodafone is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van BKR worden in conventie begroot op:
- kosten van de dagvaarding
[bedrag]
- griffierecht
[bedrag]
- salaris advocaat
[bedrag]
(2 punten × tarief IV à € [bedrag] per punt)
- nakosten
[bedrag]
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
[bedrag]
3.19.
Verder is Vodafone in reconventie het ongelijk gesteld, zodat zij ook de proceskosten (inclusief nakosten) in reconventie moet betalen. De proceskosten van BKR worden in reconventie begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(2 punten × factor 0,5 × tarief II à € 614,00 per punt)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
753,00
3.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt Vodafone om aan BKR te betalen een bedrag van € [bedrag] , te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van € [bedrag] , vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt Vodafone in de proceskosten (inclusief nakosten), aan de zijde van BKR begroot op € [bedrag] , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
4.3.
wijst de vorderingen van Vodafone af,
4.4.
veroordeelt Vodafone in de proceskosten (inclusief nakosten), aan de zijde van BKR begroot op € 753,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie voorts
4.5.
veroordeelt Vodafone tot betaling aan BKR van een verhoging van de nakosten van € 92,00 plus de kosten van betekening als Vodafone niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks, mr. E. Boerwinkel en mr. L.J. de Kerpel-van de Poel, bij afwezigheid van mr. D.T. Boks ondertekend door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
871