Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de akte overlegging nadere producties (34 tot en met 40) van Vodafone
- het (verkort) proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 6 november 2023 en 13 november 2023, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De zaak in het kort
- A) € [bedrag] aan openstaande facturen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
- B) € [bedrag] aan buitengerechtelijke kosten,
- C) de door BKR in verband met de inzagekosten te factureren bedragen (toekomstige facturen) gedurende de duur van de gebruikersovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
- D) de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.De beoordeling in conventie en in reconventie
Hierin staat, voor zover van belang:
[Vodafone, toevoeging rechtbank]om erkenning als deelnemer aan het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR). Gelijktijdig verklaren wij de verplichtingen neergelegd in de Statuten en de Reglementering van BKR zonder voorbehoud te zullen nakomen.
In de ‘Inleiding’ en de artikelen 36 en 42 van de versie van 1 oktober 2021- die gelijkluidend zijn aan de bepalingen in de versies van 1 januari 2021 en 1 februari 2020, alsmede nagenoeg gelijkluidend aan de ‘Inleiding’ en de artikelen 34 en 41 van de versie van 5 februari 2019 - is onder meer het volgende bepaald:
1.INLEIDING
4.ZAKELIJKE KLANT
5.SLOTBEPALINGEN
Artikel 5.3 van de versie mei 2019 luidt als volgt:
[in de versie februari 2022: kostenbijdrage, rechtbank]naar CKI deelnemers vind plaats op basis van eigen CKI content aandeel (registratie aandeel). Registratie aandeel betreft het aantal lopende overeenkomsten in CKI. Content peildatum is maandultimo stand. Facturatie eens per maand achteraf.
nacalculatie = calculatie van kosten achteraf, na uitvoering van de order) volgt niet dat het achteraf berekenen van kosten enkel op basis van de daadwerkelijke kosten zou mogen plaatsvinden. Zo wordt een overeengekomen marge of opslag vaak na uitvoering van de prestatie in rekening gebracht, omdat pas op dat moment becijferd kan worden hoe hoog de marge of opslag is. De bepaling dat de kosten één keer per jaar op basis van nacalculatie aan de deelnemers van het BKR werden belast, duidt erop dat in dit geval ook om die reden voor nacalculatie is gekozen. Het woord ‘nacalculatie’ moet immers gelezen worden in de context van het gehele artikel 5.3. In de zin die op voormelde bepaling volgt, staat dat de kosten die verband houden met het totaal aantal inzagen per jaar (vanaf versie 2021 ‘per maand’) worden doorbelast naar rato van het aandeel in het CKI. Zoals BKR betoogt zijn deze elementen (het aantal inzageverzoeken per jaar en het aandeel in de CKI registraties) pas aan het eind van het jaar (dan wel maand) bekend of uit te rekenen. Anders dan Vodafone lijkt te stellen, ziet ‘nacalculatie’ naar het oordeel van de rechtbank niet ook op het vast te stellen tarief. Zoals hiervoor is overwogen volgt immers uit artikel 36 lid 5 van het Algemeen Reglement CKI dat BKR dit tarief elk jaar vóór 1 juli (opnieuw) vaststelt. Was het de bedoeling geweest om het genoemde tarief als een voorschot te zien, dat door middel van nacalculatie gecorrigeerd zou worden tot een tarief waarmee de daadwerkelijke kosten in rekening gebracht zouden worden, dan had het voor de hand gelegen dat dit was vermeld in de Algemene Handleiding CKI. Dat het woord ‘nacalculatie’ in de daarop volgende versie van de Algemene Handleiding CKI niet meer wordt gehanteerd, maakt het voorgaande niet anders. Deze methode van ‘nacalculatie’ die later ‘doorbelasting kostenbijdrage’ genoemd is, diende blijkens de tekst van artikel 5.3 om een evenredige verdeling van de inzagekosten tussen de deelnemers bij het BKR te waarborgen. Daarvoor moest duidelijk zijn hoeveel inzageverzoeken er per deelnemer waren gedaan. Dat staat los van de vraag of slechts daadwerkelijke kosten mochten worden doorbelast. De rechtbank ziet in de bewoordingen van artikel 5.3 van de Algemene Handleiding CKI in combinatie met artikel 36 lid 5 van het Algemeen Reglement CKI dan ook geen aanknopingspunten om aan te nemen dat daarmee ook is bedoeld dat achteraf een verrekening op basis van de daadwerkelijke kosten zou moeten plaatsvinden.
SBC-vergadering van 14 maart 2019. Daarin is vermeld dat het BKR in overleg is met de AP (Autoriteit Persoonsgegevens) en een presentatie heeft gegeven waarin op hoofdlijnen beschreven is hoe een digitaal inzageproces er naar de consument uit zou kunnen zien. Daarachter staat: “Dit alles onder de voorwaarde dat de kosten naar de deelnemers worden doorbelast”. Naar het oordeel van de rechtbank gaat dit kennelijk over de - op dat moment aanstaande - stelselwijziging om de kosten niet langer aan de consument, maar aan de deelnemers in het CKI door te belasten en kan daarin niet worden gelezen dat (vanaf dat moment) slechts daadwerkelijke kosten in rekening mogen worden gebracht.
governance model), zo begrijpt de rechtbank. Ook ziet de rechtbank niet in dat het feit dat BKR een wettelijke verplichting uitvoert, maakt dat zij slechts de daadwerkelijke kosten mag doorbelasten. Het kostenverdelingsvraagstuk (kostenallocatie) dat door Vodafone is opgeworpen, behoeft dan ook geen verdere bespreking.