ECLI:NL:RBGEL:2024:2675

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
C/05/409333 / HA ZA 22-439
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering venster en dakterras door Parochie St. Eusebius

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Rooms Katholieke Parochie St. Eusebius, eiseres, en een gedaagde partij. De rechtbank heeft de vordering van de Parochie tot verwijdering van een venster op de begane grond afgewezen, maar de vordering tot gedeeltelijke verwijdering van het dakterras toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij geslaagd was in de bewijsopdracht met betrekking tot de aanwezigheid van een doorzichtig venster op de eerste etage gedurende meer dan 20 jaar, waardoor de vordering tot verwijdering van dat venster was verjaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergroting van het venster niet heeft geleid tot een nieuwe privacy-inbreuk die er voorheen niet was. De gedaagde heeft ook een beroep gedaan op verjaring, wat door de rechtbank werd gehonoreerd. De vordering om de gedaagde te bevelen geen nieuwe gevelopeningen te maken, werd afgewezen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten deels toegewezen en zijn de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/409333 / HA ZA 22-439
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van
het kerkgenootschap
ROOMS KATHOLIEKE PAROCHIE ST. EUSEBIUS,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. B. van Treijen te Lent,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Kamphuis te Arnhem.
Partijen zullen hierna Parochie St. Eusebius en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juni 2023;
  • de brief van 24 juli 2023 van de rechtbank, met bijgevoegd de aantekeningen van de mondelinge behandeling, gehouden op 28 maart 2023;
  • de akte uitlaten gedaagde partij van 21 juni 2023 van mr. Kamphuis, met productie 23;
  • de brief van 15 augustus 2023 van de rechtbank;
  • de brief van 21 september 2023 van mr. Kamphuis;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 1 november 2023;
  • de conclusie na enquête van 13 december 2023 van mr. Van Treijen, met de producties 4 tot en met 6;
  • de conclusie na enquête van 13 december 2023 van mr. Kamphuis;
  • de antwoordconclusie na enquête van 10 januari 2024 van mr. Van Treijen;
  • de antwoordconclusie na enquête van 10 januari 2024 van mr. Kamphuis, met de producties 24 en 25;
  • het B16-formulier van 23 januari 2024 van mr. Kamphuis, waarin hij verzoekt om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Raam begane grond

2.1.
In het tussenvonnis van 7 juni 2023 heeft de rechtbank overwogen dat de vorderingen van Parochie St. Eusebius ter zake van het raam op de begane grond bij het eindvonnis zullen worden afgewezen.
Dakterras
2.2.
In het tussenvonnis van 7 juni 2023 heeft de rechtbank overwogen dat de vorderingen van Parochie St. Eusebius ter zake van het dakterras bij het eindvonnis zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden beperkt tot € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
Ramen eerste etage
2.3.
In het tussenvonnis van 7 juni 2023 heeft de rechtbank [gedaagde] opgedragen te bewijzen dat de rechtsvordering onder A van het petitum, voor zover dat betrekking heeft op de ramen op de eerste verdieping van het appartement met nummer 48-1, is verjaard (ex artikel 3:306 en 3:314 BW).
2.4.
Bij zijn akte van 21 juni 2023 heeft [gedaagde] een verklaring van Bennis Arnhem B.V. overgelegd. In deze verklaring, gedateerd op 5 april 2023, is onder meer vermeld:
‘(…) Onlangs in 2021 / 2022 hebben wij bij uw pand aan de J.P. van Muijlwijkstraat ramen vervangen, zo ook het betreffende raam. Het bestaande raam is verwijderd en wij hebben een nieuw aluminium kozijn met beglazing geplaatst.
Het oude raam is destijds in de jaren 60 ook door ons geplaatst, zo wist 1 van onze oudgediende monteurs zich nog te herinneren.
Wij kunnen u dus bevestigen dat het raam er inderdaad al zat. (…)’
2.5.
Tijdens het getuigenverhoor, gehouden op 1 november 2023, heeft de door [gedaagde] voorgebrachte getuige [naam getuige] , voor zover van belang, het volgende verklaard:
‘(…) Het is voor mij heel duidelijk. Ik heb het pand gerenoveerd en het oude raam eruit gehaald. Er was ook maar één raam dat open kon. Ik heb vier foto’s meegenomen die ik graag in wil dienen en ik hoor u zeggen dat deze foto’s aan het proces-verbaal zullen worden gehecht. Ik wijs u op foto nummer drie. Hier ziet u het oude raam dat ik verwijderd heb. Het nieuwe raam is ongeveer in hetzelfde gat geplaatst. De linkerkant is helemaal gelijk en rechts is de raamopening iets groter gemaakt. Deze foto’s zijn gemaakt tijdens de bouw en verder niet bewerkt. U vraagt mij hoe lang dit raam er al gezeten heeft. Ik ben er nooit eerder geweest, het was wel een oud raam. Het was een van de eerste aluminium ramen. Ik denk dat het om en nabij de 30 of 40 jaar oud moet zijn.’.
2.6.
Tijdens het getuigenverhoor, gehouden op 1 november 2023, heeft de door [gedaagde] voorgebrachte getuige [getuige 2] , voor zover van belang, het volgende verklaard:
‘(…) volgens mij is het heel duidelijk. Ik heb een foto gezien van het oude raam zoals wij dat aantroffen. U houdt mij foto drie dat aan het proces-verbaal is gehecht voor. Dit is de oude situatie, dit is het raam dat er al in zat. U houdt mij productie zestien bij de conclusie van antwoord voor. Dit is een foto van het nieuwe raam dat wij hebben gemaakt. Wij hebben op dezelfde plek van het oude raam het nieuwe raam erin gezet. Wij hebben wel de opening iets groter gemaakt. De raamopening is naar de rechter kant toe groter gemaakt. U vraagt mij hoeveel groter. Dat weet ik niet precies. U vraagt mij is het ongeveer een halve meter groter gemaakt of een centimeter. Ik denk een halve meter. U vraagt mij hoe lang dat oude raam er al in zat. Dat weet ik niet zelf. Ik weet wel dat een inmiddels overleden oud medewerker van ons, [naam] , tijdens de bouw heeft gezegd dat hij dat oude raam destijds nog zelf had geplaatst. Hij heeft toen gezegd dat dat ongeveer in de jaren zestig of zeventig moest zijn geweest.
(…)
U vraagt mij wat voor materiaal het oude raam had. Aluminium. Verder vraagt u mij of ik onder ede mijn schriftelijke verklaring van 5 april 2023 wil bevestigen. Dat wil ik. Ik hoor dat de rechter deze verklaring van mij voorleest. Ik bevestig dat deze verklaring juist is.
(…)
U vraagt mij of het raam dat verwijderd is hetzelfde materiaal had als de andere ramen die ik toen heb verwijderd. Dat was zo.
(…)
U vraagt mij of er ook aan de bovenkant van de oude raamopening nog veranderingen zijn aangebracht. Dat weet ik niet. Zoals ik wel zeker weet dat het raam verbreed is aan de rechter kant, weet ik niet zeker of het ook verhoogd is aan de bovenkant. Als u dat zeker wilt weten, dan zult u de stenen moeten tellen. U vraagt mij of bij de opname van het werk het plan besproken is om een stalen latei aan te brengen. Nee dat is niet besproken. U vraagt mij waar ik de heer [gedaagde] van ken. Wij doen vaker werk voor meneer [gedaagde] zoals ramen en gevels vervangen in panden van hem of ander werk wat voorkomt.’.
2.7.
Tijdens het getuigenverhoor, gehouden op 1 november 2023, heeft de door [gedaagde] voorgebrachte getuige [getuige 3] , voor zover van belang, het volgende verklaard:
‘(…) volgens mij is het heel duidelijk. U houdt mij twee foto’s voor, foto drie aangehecht bij dit proces-verbaal en productie zestien van de conclusie van antwoord. Op foto drie is het oude raam te zien. Dat hebben wij verwijderd. Op productie zestien is het nieuwe raam te zien. Het nieuwe raam is op dezelfde plaats als het oude raam geplaatst. Wel is de raamopening vergroot. Aan de rechter kant is de raamopening breder gemaakt en aan de onderkant langer. Het werk is uitgevoerd volgens de vergunningsaanvraag. U vraagt mij hoe oud het raam is. Uit eigen waarneming weet ik dat niet. Ik kon wel zien aan het raamprofiel dat het oud was. Ik schat dat het uit de jaren zeventig komt.
(…)
U vraagt mij of het oude raam open kon, ja dat kon. Je kon er ook doorheen kijken. U vraagt mij of de profilering van het raam dat is vervangen hetzelfde was als de profilering van de andere ramen die wij in dat pand hebben vervangen. Dat klopt, het was allemaal hetzelfde.
(…)
U vraagt mij wat ik zelf heb gedaan op het project. Ik heb de werkvoorbereiding gedaan. Zo heb ik de nieuwe ramen getekend. Andere werkzaamheden heb ik niet verricht, ik heb niet zelf geklust. U vraagt mij of ik een stalen latei heb ingetekend. Nee, dat heb ik niet gedaan. U vraagt mij of ik ook binnen ben geweest in het pand. Ja, en ook in de ruimte waar het raam zat. U vraagt mij of ik iets bijzonders over die ruimte kan vertellen. Nee, dat kan ik niet. U vraagt mij wat ik in die ruimte zag. Er werd toen verbouwd.’.
2.8.
Parochie St. Eusebius heeft afgezien van een contra-enquête. In haar conclusie na enquête van 13 december 2023 heeft zij, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Van verjaring van een rechtsvordering kan geen sprake zijn, omdat (1) de door [gedaagde] opgeroepen getuigen niet uit eigen waarneming hebben verklaard over wanneer het oude kozijn was geplaatst c.q. hoe lang dat er heeft gezeten, zodat niet is aangetoond dat er in de gevel al meer dan 20 jaar een venster zat en (2) de getuigen verklaarden dat er een ander en - in zowel breedte als hoogte - groter kozijn is geplaatst en (3) er voorheen geen sprake was van zicht vanuit het pand (waar zich een onbemand magazijn van een audiowinkel bevond) op het erf van Parochie St. Eusebius en [gedaagde] een geheel nieuwe, inbreuk-makende situatie (waar zich nu een woonkamer bevindt) heeft laten ontstaan. Bij haar enquête na conclusie heeft Parochie St. Eusebius een drietal verklaringen overgelegd. Onder meer is daarin verklaard dat sprake was van een ‘geheel blinde muur’. Volgens Parochie St. Eusebius volgt uit de verklaringen dat door de betreffende personen nimmer gezien is dat er zicht was vanuit de gevel van het pand van [gedaagde] op het erf van Parochie St. Eusebius en dat een inbreuk op de privacy pas speelt sinds de verbouwing door [gedaagde] en het plaatsen van vensters. De conclusie van Parochie St. Eusebius is dat [gedaagde] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd.
2.9.
In zijn conclusie na enquête van 13 december 2023 heeft [gedaagde] , samengevat, het volgende aangevoerd. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij is geslaagd in zijn bewijsopdracht ter zake de aanwezigheid van doorzichtige ramen op de eerste etage gedurende tenminste 20 jaar, zodat de vordering tot verwijdering daarvan is verjaard. Weliswaar heeft [gedaagde] de bestaande situatie gewijzigd, maar niet zodanig dat, voor wat betreft de (schending van de) visuele privacy, sprake is van een nieuwe situatie waardoor een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen. In dit verband heeft [gedaagde] gewezen op jurisprudentie waaruit dit volgens hem volgt. Volgens [gedaagde] heeft de wijziging de visuele privacy verbeterd in plaats van verslechterd.
2.10.
In haar antwoordconclusie na enquête van 10 januari 2024 heeft Parochie St. Eusebius, samengevat, het volgende aangevoerd. [gedaagde] is niet in zijn bewijsopdracht geslaagd. De door [gedaagde] voorgebrachte getuigen hebben - in tegenstelling tot de personen die ten gunste van Parochie St. Eusebius hebben verklaard - niet uit eigen waarneming verklaard. De verbouwing van het pand door [gedaagde] betreft geen kleine verandering; het huidige raam is driemaal groter dan het eerdere raam en het pand wordt sindsdien anders gebruikt, waardoor een voorheen in het geheel niet bestaande zichtinbreuk is ontstaan. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat gedurende 20 jaar aaneengesloten van een inbreuk sprake is geweest. Volgens Parochie St. Eusebius betreft de door [gedaagde] aangehaalde jurisprudentie evident andere situaties.
2.11.
In zijn antwoordconclusie na enquête, tevens akte overlegging producties van 10 januari 2024 heeft [gedaagde] , samengevat, het volgende aangevoerd. [gedaagde] is - gelet op hetgeen de door hem voorgebrachte getuigen (wel degelijk) uit eigen waarneming hebben verklaard - geslaagd in zijn bewijsopdracht. Parochie St. Eusebius is niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs. Tegenover de betreffende getuigenverklaringen heeft Parochie St. Eusebius slechts schriftelijke, niet onder ede afgelegde verklaringen gesteld. [gedaagde] betwist de juistheid en geloofwaardigheid van laatstgenoemde verklaringen; deze staan haaks op de eerder genoemde getuigenverklaringen en het beschikbare, door Parochie St. Eusebius niet-betwiste fotomateriaal. Uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s blijkt dat, anders dan Parochie St. Eusebius stelt, van een veel groter raam en een geheel nieuwe, totaal andere situatie geen sprake is. Ook blijkt daaruit dat voorheen vanuit het raam ook zicht was op het perceel van Parochie St. Eusebius. De wijziging heeft de visuele privacy verbeterd in plaats van verslechterd. Bij het voorgaande komt dat uit de door Parochie St. Eusebius overgelegde verklaringen is af te leiden dat er voorheen in de gevel in het geheel geen venster aanwezig zou zijn geweest (‘blinde muur’), terwijl Parochie St. Eusebius lijkt te erkennen dat er voorheen in de gevel wel een raam aanwezig was en dus geen sprake was van een ‘blinde muur’. Volgens [gedaagde] blijkt uit de door hem overgelegde verklaring van de leverancier van het oude raam dat dit raam dateerde uit de jaren 70 of 80.
2.12.
Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde] geslaagd in de aan hem in het tussenvonnis van 7 juni 2023 gegeven bewijsopdracht. Daarvoor is het volgende van belang.
2.13.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat op er op de plek waar [gedaagde] op de eerste etage een nieuw kozijn met doorzichtige, te openen vensters heeft aangebracht, al een muuropening aanwezig was. Uit de overgelegde foto’s en de onder ede afgelegde getuigenverklaringen kan niet anders worden geconcludeerd dan dat op die plek al een kozijn met doorzichtige, te openen vensters zat. Dit betekent dat er al voordat het nieuwe kozijn werd geplaatst sprake was van een onrechtmatige toestand waarvan Parochie St. Eusebius de opheffing kon vorderen.
2.14.
Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat op het moment dat het nieuwe kozijn werd geplaatst deze onrechtmatige toestand al meer dan twintig jaar aanwezig was. De onder ede gehoorde getuigen hebben verklaard dat het door hen verwijderde kozijn, gelet op het gebruikte materiaal, ruim meer dan twintig jaar oud moet zijn geweest. Dit feit, dat door Parochie St. Eusebius op zich niet is bestreden, is een sterke aanwijzing dat het kozijn (en daarmee de raamopening) er al minimaal twintig jaar zat. Bovendien hebben de onder ede gehoorde getuigen verklaard dat het materiaal van het verwijderde oude kozijn gelijk was aan het materiaal van de overige verwijderde kozijnen, waarvan – naar de rechtbank begrijpt – niet in geschil is dat deze al ruim langer dan twintig jaar aanwezig waren. Tegenover deze omstandigheden staat dat er juist geen aanwijzing is dat het oude kozijn recent (dat wil zeggen: in de afgelopen twintig jaar) is geplaatst. Parochie St. Eusebius heeft dit ook niet aangevoerd, laat staan onderbouwd, hetgeen wel voor de hand had gelegen als het kozijn daadwerkelijk recenter dan twintig jaar geleden was aangebracht. Hiermee heeft Parochie St. Eusebius het door [gedaagde] aangeleverde bewijs niet ontzenuwd. Tot slot weegt de rechtbank mee dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat tijdens de bouw een collega heeft gezegd dat hij dat oude kozijn in de jaren zestig of zeventig destijds zelf had geplaatst. Alle omstandigheden samen maken dat naar het oordeel van de rechtbank voldoende is bewezen dat ten tijde van het plaatsen van het nieuwe kozijn de onrechtmatige muuropening al meer dan twintig jaar aanwezig was. Dat de getuigen dit niet zelf hebben gezien doet hieraan, anders dan Parochie St. Eusebius heeft betoogd, overigens niet af. Het bewijs wordt immers geleverd op basis van hetgeen de getuigen wel uit eigen waarneming bekend is, zoals hun inschatting van de oudheid van het verwijderde kozijn op basis van hun kennis over het gebruikte materiaal en de verklaring van hetgeen zij zelf hebben gehoord, zodat hun getuigenverklaringen op grond van de wet als bewijs kunnen dienen (artikel 163 Rv).
2.15.
Het voorgaande betekent dat er al voordat het nieuwe kozijn werd geplaatst sprake was van een onrechtmatige muuropening, dat deze onrechtmatige toestand al meer dan twintig jaar bestond en dat de vordering tot opheffing hiervan daarmee al was verjaard. Het uitganspunt is hiermee dat de vordering van Parochie St. Eusebius voor zover deze betrekking heeft op de door [gedaagde] in dezelfde muuropening geplaatste ramen, wegens verjaring moet worden afgewezen.
2.16.
Wat nog resteert is de kwestie van de vergroting van de muuropening bij het plaatsen van het nieuwe kozijn. Uit de onder ede afgelegde getuigenverklaringen en de overgelegde foto’s blijkt duidelijk dat de bestaande muuropening naar onderen en (vanaf buiten bekeken) naar rechts is vergroot. Daarmee ligt de vraag voor of dit maakt dat sprake is van een nieuwe onrechtmatige toestand die niet wordt geraakt door de hiervoor genoemde verjaring. Naar het oordeel van de rechtbank is van een nieuwe onrechtmatige toestand geen sprake. Weliswaar is door de vergroting van de muuropening meer zicht vanuit het pand van [gedaagde] op het perceel van Parochie St. Eusebius ontstaan, maar deze vergroting is in de gegeven omstandigheden niet dusdanig dat dit op zichzelf de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van een voorheen niet bestaande privacy-inbreuk. Hierbij is van belang dat – mede gelet op hetgeen de rechtbank zelf tijdens de descente heeft geconstateerd – mag worden aangenomen dat de uitbreiding in de breedte slechts meer zicht geeft op de stenen achtergevel van de kerk en dat de uitbreiding naar onderen toe vrijwel geen uitzicht geeft dat er met het oude kozijn niet was (waarbij de rechtbank wijst op overweging 4.5. van het tussenvonnis van 7 juni 2023 voor de wijze waarop de inbreuk op de visuele privacy in een geval als dit moet worden beoordeeld). Parochie St. Eusebius heeft nog gewezen op een gewijzigd gebruik van de binnenruimte, maar dat is in dit kader niet relevant. De onrechtmatige toestand volgt uit de enkele aanwezigheid van de muuropening en staat los van het gebruik daarvan. Bij de vraag of een vergroting van een bestaande muuropening leidt tot een wezenlijk grotere privacy schending en daarmee geheel nieuwe onrechtmatige toestand, moet dan ook worden geabstraheerd van het gebruik van die opening.
2.17.
Het voorgaande betekent dat de rechtsvordering onder A van het petitum, voor zover dat betrekking heeft op de ramen op de eerste verdieping van het appartement met nummer 48-1, is verjaard (ex artikel 3:306 en 3:314 BW), zodat het gevorderde in zoverre niet toewijsbaar is.
2.18.
Onder A van het petitum heeft Parochie St. Eusebius ook gevorderd dat de rechtbank [gedaagde] beveelt geen nieuwe muuropeningen aan te brengen of te maken in de gevel op de gezamenlijke erfgrens van partijen, op straffe van een dwangsom. Deze vordering en het belang hierbij is niet toegelicht. Dat [gedaagde] voornemens is om nieuwe muuropeningen aan te brengen, is niet gesteld. Gelet hierop zal de rechtbank deze vordering afwijzen.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
2.19.
Onder D van het petitum heeft Parochie St. Eusebius (onder meer) gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.226,00 (2 punten x liquidatietarief II). [gedaagde] heeft betwist dat Parochie St. Eusebius werkzaamheden zou hebben verricht die niet reeds zouden zijn inbegrepen in de standaard proceskostenvergoeding. Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat het door Parochie St. Eusebius vermelde bedrag onjuist is, omdat tweemaal liquidatietarief II (€ 563,00 in 2022) resulteert in een bedrag van € 1.126,00.
2.20.
Op grond van het voorgaande, waaronder hetgeen is vermeld bij randnummer 2.6. van het tussenvonnis van 7 juni 2023, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:97 BW (schatting), acht de rechtbank een bedrag van € 925,- toewijsbaar als in redelijkheid gemaakte redelijke kosten. Hierbij sluit de rechtbank aan bij de aanbevelingen uit het Rapport BGK-integraal ten aanzien van de hoogte van voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke kosten bij vorderingen van onbepaalde waarde.
2.21.
Omdat partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt [gedaagde] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis het dakterras, voor zover dat zich bevindt binnen 2 meter van de gezamenlijke erfgrens of erfgrenzen van enerzijds de percelen gelegen aan de Ir. J.P Muijlwijkstraat 48 en 48 met toevoegingen te Arnhem en anderzijds het aan dat perceel of die percelen grenzende perceel van Parochie St. Eusebius, te verwijderen en om daar geen nieuwe balkons of soortgelijke werken zoals dakterrassen aan te brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag na betekening van dit vonnis dat hij in strijd met dit bevel handelt, met een maximum van € 10.000,00,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Parochie St. Eusebius te betalen een bedrag van
€ 925,00 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.