ECLI:NL:RBGEL:2024:265

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
05.256234.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en verkeersdelicten met hoge snelheid in Nijmegen

Op 15 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 oktober 2022 in Nijmegen betrokken was bij een ernstig verkeersongeval. De verdachte reed met hoge snelheid achter een fietser aan, waarbij hij opzettelijk de kans op de dood van de fietser heeft aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood had, omdat hij met zijn rijgedrag een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft veroorzaakt. De fietser, die op een elektrische fiets reed, raakte ernstig gewond, met onder andere een gebroken sleutelbeen en meerdere ribbenbreuken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gereden en dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist dat hij letsel had veroorzaakt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn problematiek met agressie-regulatie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats [woonplaats]
Parketnummer: 05/256234-22
Datum uitspraak : 15 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in Arnhem,
wonende aan [adres] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 december 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2022, te Nijmegen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een door hem, verdachte, bestuurd voertuig (personenauto), met hoge
snelheid achter de fietsende [slachtoffer] is aan gereden en/of terwijl die [slachtoffer]
voor/achter, althans in de nabijheid van dat voertuig fietste, gas heeft gegeven en
vervolgens met die personenauto op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of de
fiets van die [slachtoffer] heeft ingestuurd en/of is (in)gereden, waardoor die [slachtoffer]
ten val kwam en/of (daardoor) onder dat voertuig van hem, verdachte, terecht
kwam en/of
- ( vervolgens) met die personenauto over het hoofd en/of bovenlichaam, althans
het lichaam van die, [slachtoffer] , is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022, te Nijmegen, aan slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken sleutelbeen
- een of meerdere (elf) gebroken ribben
- een klaplong
- een (zware) hersenschudding
- een breuk van de linkeroogkas
- een breuk tussen het (linker) jukbeen en de (linker)kaak
- een breuk achter het (linker)oor, heeft toegebracht door
met een door hem, verdachte, bestuurd voertuig (personenauto), met hoge snelheid
achter de fietsende [slachtoffer] is aan gereden en/of terwijl die [slachtoffer] voor/achter,
althans in de nabijheid van dat voertuig fietste, gas heeft gegeven en vervolgens met
die personenauto op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of de fiets van die [slachtoffer]
heeft ingestuurd en/of is (in)gereden, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam
en/of (daardoor) onder dat voertuig van hem, verdachte, terecht kwam en/of
(vervolgens) met die personenauto over het hoofd en/of bovenlichaam, althans het
lichaam van die, [slachtoffer] , is gereden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022, te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de
openbare weg, de Tweede Walstraat en/of de Ziekerstraat zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, althans door zeer
aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam,
rijdend in zijn personenauto met hoge snelheid en accelererend voorwaarts achter
een fietser aan te rijden en/of (daarbij) op zeer korte afstand van die fietser te gaan
rijden en/of (daarbij) op/tegen voornoemde fietser is gebotst en/of is (in)gereden
waardoor die fietser ten val is gekomen en/of
(daardoor) onder dat voertuig van hem, verdachte, terecht is gekomen en/of
(daarna) met zijn, verdachtes, personenauto over het hoofd en/of (boven)lichaam
van voornoemde fietser is gereden, waardoor voornoemde fietser (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel, en/of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten een gebroken
sleutelbeen en/of een of meerdere (elf) gebroken ribben en/of een klaplong en/of
een (zware) hersenschudding en/of een breuk van de linkeroogkas en/of een breuk
tussen het (linker) jukbeen en de (linker)kaak en/of een breuk achter het (linker)
oor, werd toegebracht;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022, te Nijmegen, als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, Ziekerstraat en/of de Tweede
Walstraat, achterwaarts, in strijd met bord C2, de Tweede Walstraat is ingereden
en/of (vervolgens), nadat een fietser (genaamd [slachtoffer] ) verontwaardigd had
gereageerd en/of een klap of schop tegen de spiegel van de auto had gegeven,
rijdend in zijn personenauto met hoge snelheid en accelererend voorwaarts achter
die fietser aan te rijden en/of (daarbij) op zeer korte afstand van die fietser te gaan
rijden en/of (daarbij) op/tegen voornoemde fietser is gebotst en/of is
(in/aan)gereden, waardoor die fietser ten val is gekomen en/of (daardoor) onder dat
voertuig van hem, verdachte, terecht is gekomen en/of (daarna) met zijn,
verdachtes, personenauto over het hoofd en/of (boven)lichaam van voornoemde
fietser is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig
betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in
Nijmegen op/aan de Tweede Walstraat en/of de Ziekerstraat, op of omstreeks 2
oktober 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade (aan de fiets) was toegebracht
en/of die [slachtoffer] in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op of omstreeks 2 oktober 2022, te Nijmegen, terwijl hij wist of redelijkerwijs
moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën
van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen
ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieën was afgegeven, op de weg, de Tweede Walstraat en/of de
Ziekerstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of
categorieën heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van feit 1 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte het slachtoffer met opzet heeft aangereden. Wel acht de officier van justitie bewezen dat verdachte roekeloos heeft gereden, waardoor het slachtoffer zwaar gewond is geraakt. Verdachte is achteruit tegen het verkeer in de Tweede Walstraat te Nijmegen ingereden. Hij heeft het slachtoffer ingehaald op een punt waar dit niet kon en waar dit ook niet verantwoord was. Hij heeft met een hoge snelheid de achtervolging ingezet en hij heeft het slachtoffer koste wat het kost tot stoppen willen dwingen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, omdat er op z’n minst gerede twijfel bestaat dat het is gegaan zoals in de tenlastelegging staat. De snelheid waarmee verdachte heeft gereden is niet op objectieve wijze vast te stellen. Uit de beelden volgt niet dat verdachte achter het slachtoffer is aangereden en terwijl het slachtoffer voor, achter of in zijn nabijheid reed, gas heeft gegeven. Tevens volgt niet uit de beelden dat het slachtoffer ten val kwam, doordat verdachte op hem heeft ingestuurd of heeft ingereden.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de feitelijkheden, zoals opgenomen in de tenlastelegging, wel volgen uit het dossier, dan stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde is de raadsman van mening dat er geen sprake is van roekeloosheid.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat verdachte de intentie (het volle opzet) heeft gehad om het slachtoffer te doden. Hiervoor biedt het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten. Opzet op de dood kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. De vraag die daarom aan de rechtbank voorligt is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Voorwaardelijk opzet wil zeggen, dat verdachte met zijn rijgedrag een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt én dat verdachte die kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. Voor de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank het volgende vast.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2022 in Nijmegen vanaf de Molenstraat de Tweede Walstraat in fietste. Aangever zag dat een witte auto tegen het verkeer inreed, want de Tweede Walstraat is een eenrichtingsweg. Aangever schat dat de auto 60 á 70 km/u reed. Omdat het ter hoogte van de Molenpoortpassage smal werd heeft hij uit reactie zijn linkerbeen uitgestoken, welke tegen de linkerbuitenspiegel van de auto van verdachte aankwam. Aangever zag dat de auto als een ‘idioot’ remde en direct achteruit in zijn richting reed. Hij hoorde dat dit met een behoorlijke snelheid ging. Aangever is hierop harder gaan fietsen. Hij fietste hierbij op het midden van de weg. Bij de kruising met de Van Schevichavenstraat kan hij zich een klap herinneren. Achteraf bleek dat hij was aangereden door de auto. Net voor de klap reed de auto dicht achter hem, dit was een paar meter. Aangever reed op dat moment vrij ver naar links, omdat hij de Ziekerstraat in wilde slaan. Aangever vermoedt dat de achterkant van de auto zijn fiets aan de achterzijde heeft geraakt. In het ziekenhuis bleek dat aangever ernstig letsel had opgelopen door de aanrijding, waaronder een gebroken sleutelbeen, elf gebroken ribben, een klaplong, een zware hersenschudding en diverse breuken in zijn gezicht. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij een witte [automerk] achteruit de Tweede Walstraat in zag rijden. Hij vond dit vreemd, omdat deze straat was afgesloten. Enkele seconde later hoorde getuige een harde klap en zag hij een fiets door de lucht vliegen. De witte [automerk] kwam volgens getuige met een hoge snelheid de Tweede Walstraat uitrijden, dit ging zo hard dat getuige hoorde dat de auto de drempel raakte. [3]
Verbalisant [verbalisant] heeft twee bestanden met camerabeelden uitgekeken en beschreven. De verbalisant beschrijft op de beelden te zien dat een fietser in de richting van de Ziekerstraat fietste. Een witte [automerk] reed achteruit over de Tweede Walstraat. De fietser maakte met zijn linkerarm een slaande beweging naar de rechterbuitenspiegel van de personenauto. De fietser fietste vervolgens door. De personenauto kwam hierna tot stilstand en bewoog daarna in voorwaartse richting. De personenauto versnelde en op dat moment verhoogde de fietser zijn tempo ook. De verbalisant zag dat de personenauto hard inliep op de fietser en door de wegversmalling reed. De remlichten van de personenauto brandden en de auto maakte een stuurbeweging naar links en vervolgens naar rechts (s-bocht), waardoor de personenauto zich naast de fietser bevond. De wielen van de fiets verplaatsten plots snel in de richting van de personenauto, zeer waarschijnlijk was dit het gevolg van een contactmoment tussen het stuur van de fiets en de personenauto. Vervolgens kwam de fietser ten val. Hierna gingen de remlichten van de personenauto uit en reed de personenauto een drempel op. De auto stuurde naar rechts. Tijdens de stuurbeweging zag de verbalisant dat de rechterachterzijde van het voertuig omhoog kwam. Dit was volgens hem vrijwel zeker veroorzaakt doordat het rechterwiel van de personenauto over een object heen reed. [4]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van ‘ [winkelnaam] ’ uitgekeken. Hij zag hierop dat een witte [automerk 2] achteruit reed de Tweede Walstraat in. Ter hoogte van kapperszaak ‘ [winkelnaam 2] ’ stopte de witte [automerk 2] met achteruit rijden. Een fietser tikte tegen de rechterbuitenspiegel. De fietser fietste vervolgens richting de Ziekerstraat. Direct hierna zag de verbalisant dat de witte [automerk 2] met hoge snelheid vooruit reed richting de fietser. Op de beelden van de gemeente Nijmegen zag verbalisant [verbalisant 2] dat de witte [automerk 2] vervolgens over het slachtoffer heen reed. Hij zag dat de fietser op de grond bleef liggen en niet bewoog. Hij zag dat de witte [automerk 2] de Tweede Walstraat uitreed en rechtsaf sloeg de Ziekerstraat op. [5]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de beelden van coffeeshop [winkelnaam 3] uitgekeken. Hij zag dat een fietser de Tweede Walstraat inging in de richting van de Ziekerstraat. Een auto reed vanaf de Ziekerstraat achteruit de Tweede Walstraat in. De fietser remde wat af voordat de auto hem passeerde. De verbalisant zag dat de fietser licht in de richting van de auto stuurde en bij het passeren een slaande beweging maakte in de richting van de auto. De fietser vervolgde hierop zijn weg. De auto stopte en reed achter de fietser aan. Vlak voordat de auto bij de fietser was, remde de auto af en stuurde licht naar links. Hij zag dat de auto om de fietser heen reed en dat de fietser naar rechts viel. Vervolgens stuurde de auto naar rechts. De auto kwam twee keer omhoog en ging rechtsaf de Ziekerstraat in. [6]
Ter terechtzitting heeft de rechtbank een rechtelijke waarneming gedaan ten aanzien van de camerabeelden met bestandnaam ‘ [bestandnaam] ’. Hierbij is door de rechtbank waargenomen dat op seconde 4-5 een fietser naar de auto toe rijdt. De rechtbank ziet niet dat de fietser aan het slingeren is. Op seconde 14-17 ziet de rechtbank de remlichten van de auto branden. Op seconde 14-15 ziet de rechtbank dat de fietser voor de auto rijdt. Op seconde 16 ziet de rechtbank dat de fietser een beweging naar links maakt. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de Tweede Walstraat ’s avonds afgesloten was voor verkeer. Hij is deze straat aan de andere kant ingereden. Nadat de fietser tegen zijn autospiegel had getikt, is hij achter de fietser aangereden, naar zijn zeggen om de fietser te stoppen. Verdachte heeft verklaard dat hij de fietser aan de linkerkant voorbij is gereden. Aan het eind van de straat klapte de fietser tegen zijn auto. Hij zag dit gebeuren. De fietser viel en verdachte is doorgereden. Verdachte zag naderhand dat hij schade had aan de voorkant van zijn auto, doordat de fietser daar tegenaan is geklapt. [8]
Snelheid
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wel vast te stellen is dat verdachte met een hoge snelheid achter aangever is aangereden. Zowel de aangever als de getuige en de verbalisanten die de beelden hebben uitgekeken spreken over een hoge snelheid. Op het moment dat verdachte besloot achter de fietser aan te gaan, was de fietser al bij verdachte vandaan, waardoor verdachte gas moest geven om de fietser in te halen. De fietser – die op een elektrische fiets reed – had zijn tempo op dat moment zelf ook al verhoogd, omdat hij wilde ontkomen aan verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de snelheid van verdachte gelet op de situatie ter plaatse te hoog is geweest.
Voorwaardelijk opzet
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met zijn auto gas heeft gegeven om bij aangever in de buurt te komen. Hij deed dit in een smalle straat met een wegversmalling, terwijl hij wist van de aanwezigheid van aangever op zijn fiets in zijn nabijheid. Nota bene was de straat wegens een proef in de avond geheel afgesloten voor gemotoriseerd verkeer, waardoor verdachte daar überhaupt niet mocht komen. Verdachte is met hoge snelheid naar aangever toegereden, links om hem heen gereden waarbij hij vlak langs aangever reed, aangever een beweging naar links met zijn fiets heeft gemaakt en de fiets van aangever tegen de auto van verdachte is aangekomen, waardoor hij ten val is gekomen aan de rechterkant van de auto van verdachte. Verdachte is vervolgens doorgereden, waarbij hij direct rechtsaf is geslagen terwijl hij wist – zo leidt de rechtbank uit zijn verklaring af – dat aangever daar lag.
De rechtbank overweegt dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het –behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat hier in het onderhavige geval sprake van is. Verdachte heeft op hoge snelheid aangever in een afgesloten smalle straat met een wegversmalling van achter en vlak langs hem aan zijn linkerkant benaderd, waardoor hij het risico op een aanrijding op de koop toe heeft genomen. Dat is ook gebeurd, doordat aangever tegen verdachtes auto aankwam en is gevallen. Verdachte is met hoge snelheid rechtsaf geslagen, terwijl hij wist dat het slachtoffer rechts naast hem was gevallen. De kans dat hij hierbij over het slachtoffer heen zou rijden waardoor het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Door desondanks niet te stoppen terwijl de fietser is gevallen en rechts weg te rijden terwijl de fietser aan die kant lag heeft hij bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangever aanvaard. De rechtbank twijfelt er niet aan dat verdachte hierbij, gelet op de beschrijvingen van hetgeen op de camerabeelden is te zien alsook gelet op het bij aangever geconstateerde letsel, ook daadwerkelijk met zijn rechterwiel over aangever heen is gereden.
Conclusie:
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging doodslag.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 14-15;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 december 2023.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994, p. 141-142;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 december 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks2 oktober 2022, te Nijmegen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een door hem, verdachte, bestuurd voertuig
(personenauto
), met hoge
snelheid achter de fietsende [slachtoffer] is aan gereden en
/ofterwijl die [slachtoffer]
voor/achter, althansin de nabijheid van dat voertuig fietste,
gas heeft gegeven en
vervolgensmet die personenauto
op/tegen
het lichaam van die [slachtoffer] en/ofde
fiets van die [slachtoffer]
heeft ingestuurd en/ofis
(in)gereden, waardoor die [slachtoffer]
ten val kwam en
/of (daardoor
)onder dat voertuig van hem, verdachte, terecht
kwam en
/of
-
(vervolgens
)met die personenauto over het hoofd en
/ofbovenlichaam
, althans
het lichaamvan die, [slachtoffer] , is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij, als degene die
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig
betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in
Nijmegen op
/aande Tweede Walstraat en
/ofde Ziekerstraat, op
of omstreeks2
oktober 2022 de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden,
aan een ander
(te weten [slachtoffer]
)letsel en
/ofschade
(aan de fiets
)was toegebracht
en
/ofdie [slachtoffer] in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op
of omstreeks2 oktober 2022, te Nijmegen, terwijl hij wist
of redelijkerwijs
moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een
of meercategorie
ën
van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen
ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, de Tweede Walstraat en
/ofde
Ziekerstraat, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto
), van die categorie
of
categorieënheeft bestuurd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
poging doodslag
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, b en c van de Wegenverkeerswet 1994
feit 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in forse mate moet worden afgeweken van de eis van de officier van justitie. De gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist doet geen recht aan het dossier. De raadsman verzoekt, indien de rechtbank de ernst van het feit wil benadrukken, dit tot uitdrukking te brengen in de ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 2 oktober 2022 schuldig gemaakt aan meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet. Verdachte is ondanks het feit dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard gaan rijden en heeft zich daarbij niet aan de geldende verkeersregels gehouden, waardoor aangever slachtoffer is geworden. Alhoewel uit het dossier volgt dat (ook) aangever een rol heeft gespeeld in de aanleiding, is de rechtbank van oordeel dat op geen enkele wijze te rechtvaardigen is dat verdachte met zijn auto op een dergelijke wijze achter het slachtoffer aan is gegaan met de bedoeling om hem te laten stoppen. Verdachte wilde verhaal halen bij de fietser (aangever), waarbij hij, gelet op zijn agressieve rijgedrag, niet de bedoeling heeft gehad een en ander op een normale manier uit te praten. Op de wijze waarop verdachte met zijn auto heeft gereden, is de auto te beschouwen als een dodelijk wapen.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte, wat inmiddels achttien pagina’s telt, blijkt dat verdachte meermaals is veroordeeld. Het ging hierbij met name om vermogens- en agressiedelicten. Daarnaast heeft verdachte meerdere keren een boete opgelegd gekregen wegens het overtreden van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De reclassering schrijft in het advies van 28 december 2022 dat verdachte niet heeft gereageerd op uitnodigingen. Op basis van de dossierinformatie die bij hen voorhanden is, maakt zij zich echter wel zorgen over de agressie-regulatievaardigheden van verdachte. In het verleden is hij gediagnosticeerd met een periodieke explosieve stoornis, adhd en zwakbegaafdheid. Hierna heeft verdachte geen effectief behandeltraject gevolgd, waardoor de reclassering serieus rekening houdt met actuele problematiek rondom het psychosociaal functioneren. De reclassering schat dan ook het risico op recidive en het risico op letselschade in als hoog. Ondanks dat zij – gelet op de houding van verdachte – denkt dat een reclasseringstoezicht weinig kans van slagen heeft, adviseert zij toch een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Gelet op de zorgen die zij heeft wil de reclassering een poging doen om een behandeling van de grond te laten komen, dan wel om ervoor te zorgen dat hij nieuwe vaardigheden aangeleerd krijgt.
Ter terechtzitting heeft verdachte duidelijk te kennen gegeven dat hij op geen enkele wijze zijn medewerking zal verlenen aan een reclasseringstoezicht. De rechtbank ziet – ondanks het advies van de reclassering en de zorgen die zij met de reclassering deelt - geen reden om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, gelet op voornoemde houding van verdachte.
De rechtbank komt tot een andere kwalificatie van het bewezenverklaarde, waardoor de rechtbank ook tot een hogere strafoplegging komt dan door de officier van justitie is geëist. Gelet op de aanwezige problematiek en de als hoog ingeschatte risico’s op recidive en letsel, acht de rechtbank het wel van belang dat aan verdachte een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd, als stok achter de deur. De rechtbank hoopt dat dit verdachte ervan weerhoudt om in de toekomst opnieuw op een dergelijke manier de fout in te gaan. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij zich tot op heden niet veel lijkt aan te trekken van de geldende verkeersregels. Ondanks meerdere waarschuwingen in de vorm van geldboetes en een ongeldigverklaring van zijn rijbewijs is verdachte blijven autorijden en heeft hij zijn rijgedrag niet aangepast. De rechtbank legt daarom – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie - aan verdachte een rijontzegging op.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 7, 9, 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feit 1, 2 en 3 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 januari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [dossiernummer] , gesloten op 3 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 18-19.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 97.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 126-127.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29-30.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 74-81.
7.Rechterlijke waarneming ter terechtzitting van 18 december 2023.
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting.