ECLI:NL:RBGEL:2024:2645

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/05/433455 KG RK 24-260
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid

Op 29 april 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoekster, die betrokken was in een civiele procedure, had de wraking aangevraagd tegen mr. I.C.J.I.M. van Dorp, de rechter in haar zaak. De gronden voor het wrakingsverzoek waren voornamelijk gebaseerd op de bejegening door de rechter en de beslissingen die deze had genomen. Verzoekster stelde dat de rechter niet professioneel had gehandeld en dat zij niet serieus werd genomen tijdens de zittingen.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De kamer concludeerde dat de klachten van verzoekster over de bejegening niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van (de schijn van) partijdigheid. De wrakingsprocedure is niet bedoeld voor klachten over de wijze van bejegening, maar voor het vaststellen van objectieve aanwijzingen van vooringenomenheid.

Daarnaast werd opgemerkt dat de rechter niet verplicht is om te reageren op een wrakingsverzoek of om aanwezig te zijn bij de zitting. De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing van de rechter om de zaak als verzoekschriftprocedure te behandelen, een procesbeslissing is die niet kan worden aangemerkt als vooringenomenheid. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/433455 / KG RK 24/260
Beslissing van 29 april 2024
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende aan [adres] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. I.C.J.I.M. van Dorp,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 maart 2024;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 12 maart 2024, met daarbij de spreekaantekeningen.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 15 april 2024 is verschenen:
- verzoekster.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met nummer 10884975 AZ VERZ 24-3 tussen verzoekster en [belanghebbende] .
2.2
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, een zevental punten aan haar verzoek ten grondslag gelegd, te weten: het persoonlijk optreden van de rechter was niet overeenkomstig een correcte bejegening, het was onduidelijk waarom het een verzoekschriftprocedure is geworden in plaats van een kort geding, er werd duidelijk toegewerkt naar een reeds genomen besluit, op geen enkele wijze is de leugenachtigheid van de tegenpartij gecheckt, er zijn geen vragen gesteld aan de tegenpartij die zien op het toetsen van de fraude, er was een gebrek aan professionaliteit en zorgvuldig handelen en verzoekster werd niet gehoord dan wel serieus genomen.
2.3
De rechter heeft geen reactie gegeven en is niet verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoekster die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat – gezien de door verzoekster ter zitting gegeven toelichting – een groot deel van de wrakingsgronden ziet op de manier waarop verzoekster door de rechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoekster kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn niet gebleken. Daarom wordt het verzoek in zoverre afgewezen.
3.3.
Voor zover de wrakingsgronden zien op door de rechter (vóór of tijdens de zitting) genomen beslissingen overweegt de wrakingskamer het volgende. De juistheid van de rechterlijke beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde gronden halen deze hoge drempel niet. De beslissing van de rechter om de zaak als een verzoekschriftenprocedure te behandelen en niet als een kort geding is een procesbeslissing. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij deze beslissing niet begreep. Zij had evenwel ook niet om een onderbouwing gevraagd en niet gezegd kan worden dat deze beslissing uitsluitend kan worden verklaard door vooringenomenheid. De wrakingskamer overweegt verder dat het de bevoegdheid is van de (civiele) rechter om te beslissen welke vragen aan wie worden gesteld. Dat er, in de ogen van verzoekster, bepaalde vragen ten onrechte niet zijn gesteld, maakt niet dat daarmee sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van vooringenomenheid. Dat verzoekster tijdens de zitting die een uur en een kwartier duurde niet is gehoord, gezien of serieus genomen heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Hierin kan dan ook geen grond voor wraking van de rechter worden gevonden.
3.4.
Tot slot heeft verzoekster in een aanvullende e-mail en tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer aangegeven dat zij er bezwaar tegen heeft dat de rechter niet heeft gereageerd op haar wrakingsverzoek en niet bij de wrakingszitting aanwezig was. De wrakingskamer merkt op dat de rechter niet verplicht is om een reactie te geven dan wel om ter zitting te verschijnen en verbindt daar dus geen conclusies aan.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, mr. M.J.H. Schuurman en mr. E.H.T. Rademaker leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 29 april 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.