ECLI:NL:RBGEL:2024:2620

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/05/433789 / KZ ZA 24-43
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in een executiegeschil met belangenafweging

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de voorzieningenrechter op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen gezamenlijke eisers en gedaagde. De gezamenlijke eisers, bestaande uit [eiser 1] en [eiser 2], hebben een vordering ingediend om de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 13 december 2023 te schorsen, totdat er in hoger beroep is beslist. Dit vonnis had hen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 205.000,00 aan gedaagde, die hen beschuldigde van tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst en onrechtmatig handelen. De gezamenlijke eisers voerden aan dat hun belangen niet in de bodemprocedure waren meegenomen, wat zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, zoals de verkoop van hun woning.

Gedaagde voerde verweer en stelde dat de gezamenlijke eisers herhaaldelijk geen verweer hadden gevoerd in eerdere procedures, wat hen nu niet ten goede kwam. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Hij oordeelde dat het belang van de gezamenlijke eisers bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. De voorzieningenrechter heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst en het beslag op het loon van [eiser 2] opgeheven. Tevens is gedaagde veroordeeld om aan [eiser 2] een bedrag van € 721,10 per maand terug te betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/433789 / KZ ZA 24-43
Vonnis in kort geding van 2 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 2]
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. F.W. Aartsen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.C. van Gastel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de producties 10 t/m 13 van [gezamenlijke eisers]
- de mondelinge behandeling van 16 april 2024
- de pleitnota van [gezamenlijke eisers]

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] is directeur en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam] . [bedrijfsnaam] heeft in de periode van 2011 tot en met 2018 administratieve werkzaamheden verricht voor [gedaagde] en de bedrijven van [gedaagde] . Volgens [gedaagde] is [eiser 1] na 17 juli 2018 op persoonlijke titel de werkzaamheden gaan verrichten voor [gedaagde] . Volgens [gezamenlijke eisers] zijn de werkzaamheden door [bedrijfsnaam] en niet door [eiser 1] uitgevoerd.
2.2.
[eiser 1] heeft op 13 juli 2023 een schuldbekentenis opgemaakt en ondertekend waarin hij bekent dat hij een schuld heeft van € 205.000,00 aan [gedaagde] .
2.3.
Bij vonnis van 13 december 2023 van deze rechtbank in zaaknummer C/05/424773 / HZ ZA 23-279 (hierna: de bodemprocedure) is [gezamenlijke eisers] hoofdelijk veroordeeld om een bedrag van € 205.000,00 aan [gedaagde] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast is [gezamenlijke eisers] veroordeeld om buitengerechtelijke kosten, beslagkosten en proceskosten te betalen.
2.4.
[gedaagde] heeft in die zaak -samengevat- aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [eiser 1] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht tussen [bedrijfsnaam] / [eiser 1] en [gedaagde] , alsmede dat [eiser 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde] waardoor [gedaagde] schade heeft opgelopen. [eiser 1] heeft daarbij erkend dat hij persoonlijk onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde] . Op grond van de bestaande gemeenschap van goederen van [eiser 1] en [eiser 2] zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld van € 205.000,00 aan [gedaagde] , aldus [gedaagde] .
2.5.
[gezamenlijke eisers] is wel verschenen in de bodemprocedure, maar heeft geen verweer gevoerd. [gezamenlijke eisers] is bij appèldagvaarding van 13 maart 2024 in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 13 december 2023.
2.6.
[gedaagde] heeft executoriaal beslag gelegd op onder andere het loon van [eiser 2] en de woning van [gezamenlijke eisers]

3.Het geschil

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 december 2023 schorst, totdat in de hoger beroep procedure tussen partijen zal zijn beslist;
2) [gedaagde] verbiedt om het tussen partijen gewezen vonnis van 13 december 2023 ten uitvoer te leggen, op verbeurte van een dwangsom van € 250.000,00;
3) het ten laste van [eiser 2] gelegde beslag onder de stichting Stichting ’s Heeren Loo Zorggroep met onmiddellijke ingang opheft;
4) [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser 2] terug te betalen de somma van € 721,10 per maand vanaf de maand maart 2024 totdat het onder (3) genoemde loonbeslag zal zijn opgeheven.
5) [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[gezamenlijke eisers] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Het vonnis in de bodemprocedure is gewezen zonder dat [gezamenlijke eisers] zijn verweren uiteen heeft gezet. Dit lag weliswaar in de risicosfeer van [gezamenlijke eisers] , maar die omstandigheid maakt wel dat zijn belangen überhaupt nog niet zijn betrokken in de beoordeling die tot het vonnis in de bodemprocedure heeft geleid. De tenuitvoerlegging leidt ertoe dat de woning waar [eiser 1] en [eiser 2] met hun kinderen wonen verkocht zal moeten worden, dit leidt tot onomkeerbare gevolgen. [gezamenlijke eisers] vordert geen opheffing van het beslag op de woning. [gedaagde] behoudt daarom voldoende zekerheid. Tenuitvoerlegging zal verder een aanzienlijk restitutierisico met zich meebrengen, gelet op de door [gedaagde] zelf gestelde schuldpositie. Verder bevat het vonnis in de bodemprocedure een kennelijke misslag omdat [eiser 2] als schuldenaar is aangemerkt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gezamenlijke eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert het volgende aan. [gezamenlijke eisers] heeft meerdere malen nagelaten om verweer te voeren, zowel bij het conservatoir beslag, waar [gezamenlijke eisers] in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden, als in de bodemprocedure. Beide keren heeft [gezamenlijke eisers] zich wel met een advocaat gesteld, maar geen verweer gevoerd. Dat komt voor risico van [gezamenlijke eisers] Volgens [gezamenlijke eisers] zou sprake zijn van een ‘fout’, maar [gezamenlijke eisers] geeft niet aan wat deze fout behelst. Er is geen sprake van een kennelijke misslag in de bodemprocedure. [gezamenlijke eisers] heeft nagelaten waar hij op doelt met de opmerking inzake ‘de schuldpositie’ van [gedaagde] met betrekking tot het restitutierisico. Uit het echtscheidingsverzoek van [eiser 2] blijkt dat er (grote)financiële zorgen zijn. Bij een faillissement of schuldsanering komt het beslag van [gedaagde] te vervallen, dan heeft [gedaagde] geen zekerheid meer. Uit de gedragingen van [bedrijfsnaam] / [eiser 1] ten aanzien van de gelegde beslagen onder [bedrijfsnaam] maakt [gedaagde] op dat het er de schijn van heeft dat [eiser 1] al het mogelijke doet om de verhaalbaarheid van de vordering van [gedaagde] op [eiser 1] onmogelijk te maken. [gedaagde] vreest ervoor dat opschorting van zijn recht de verhaalbaarheid van zijn toegewezen vordering zal verkleinen, zo niet onmogelijk zal maken. Uit de echtscheidingsprocedure blijkt verder dat er ernstige financiële problemen zijn binnen het gezin van [gezamenlijke eisers] , de woning zal daarom waarschijnlijk toch verkocht moeten worden in het kader van de echtscheiding. [gedaagde] heeft zijn woning al gedwongen moeten verkopen en is zijn bedrijven verloren door de fouten van [eiser 1] . [gedaagde] wil verder met zijn leven. De belangen van [gedaagde] moeten daarom zwaarder worden geacht dan de belangen van [gezamenlijke eisers]
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

samenvatting
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] het vonnis van de rechtbank in de bodemprocedure al ten uitvoer mag leggen of dat [gedaagde] dit vonnis pas ten uitvoer mag leggen als er in hoger beroep is beslist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt een belangenafweging mee dat [gedaagde] het vonnis in de bodemprocedure pas ten uitvoer mag leggen als in hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter zal hierna motiveren hoe hij tot dit oordeel komt.
uitgangspunt bij de beoordeling
4.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar moet zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
4.3.
Bij de toepassing van deze maatstaf in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
er is niet naar de kans van slagen in hoger beroep gekeken
4.4.
Beide partijen erkennen dat op grond van voornoemde maatstaf de kans van slagen in hoger beroep voor de beoordeling van dit executiegeschil buiten beschouwing gelaten dient te worden, maar zijn allebei wel uitgebreid inhoudelijk ingegaan op het geschil over de vraag in hoeverre [gezamenlijke eisers] schadeplichtig is jegens [gedaagde] . Omdat deze stellingen uiteindelijk zien op de vraag in hoeverre het oordeel van de rechtbank in hoger beroep in stand kan blijven, zijn deze buiten beschouwing gelaten.
4.5.
Wel beoordeelt de voorzieningenrechter de stelling van [gezamenlijke eisers] dat de beslissing in de bodemprocedure berust op een kennelijke misslag omdat [eiser 2] ten onrechte als schuldenaar is aangemerkt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt niet dat sprake is van een kennelijke misslag. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stellingen van [gezamenlijke eisers] Zonder partijdebat in hoger beroep kan op voorhand niet geoordeeld worden dat [eiser 2] niet als schuldenaar kan worden aangemerkt. Verder heeft [gezamenlijke eisers] voornoemd argument ook niet in eerste aanleg aangevoerd en is deze stelling niet een stelling die rechtbank ambtshalve moet beoordelen. Ten slotte heeft [gezamenlijke eisers] aangegeven dat de schuld uit de schuldbekentenis, als die al in stand zou blijven, hoogstens een gemeenschapsschuld is. In dat kader is het ook niet uitgesloten dat [gedaagde] zich kan verhalen op het aandeel van [eiser 2] in de woning en het loon van [eiser 2] . In beginsel vallen die immers in de gemeenschap omdat [gezamenlijke eisers] in gemeenschap van goederen is getrouwd. Zelfs indien het standpunt van [gezamenlijke eisers] juist is dat sprake is van een kennelijke misslag omdat [eiser 2] onterecht als schuldenaar is aangemerkt, betekent dit niet dat [gedaagde] geen verhaal mag halen op (het aandeel van [eiser 2] in) de woning en het loon van [eiser 2] op grond van de aansprakelijkheid van [eiser 1] .
het belang van [gezamenlijke eisers] weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde]
4.6.
Een belangenafweging brengt echter mee dat het belang van [gezamenlijke eisers] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van de uitspraak. Met [gedaagde] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het feit dat de belangen van [gezamenlijke eisers] in eerste aanleg niet zijn meegenomen, te wijten is aan de gedragingen van [gezamenlijke eisers] Ook in deze procedure is geen verklaring gegeven voor het meermaals uitblijven van verweer in de bodemprocedure. Ongeacht de oorzaak heeft dit echter als gevolg dat de eis en de grondslagen daarvan van [gedaagde] in de bodemprocedure slechts summier zijn beoordeeld. De belangen en standpunten van [gezamenlijke eisers] zijn niet meegenomen. In hoger beroep heeft [gezamenlijke eisers] nogmaals de mogelijkheid om verweer te voeren en pas dan vindt een uitgebreide beoordeling van de eis van [gedaagde] plaats.
4.7.
Vervolgens staat niet ter discussie dat [gedaagde] ter uitvoering van het vonnis voornemens is om de woning van [gezamenlijke eisers] per executieveiling te verkopen. Dit heeft vergaande onomkeerbare gevolgen voor [gezamenlijke eisers] en de twee minderjarige kinderen die in de woning woonachtig zijn. Het kan zijn dat de woning mogelijk als gevolg van de echtscheidingsprocedure tussen [eiser 1] en [eiser 2] uiteindelijk alsnog verkocht moet worden. Maar als dat al het geval is, zal dat op een geheel andere termijn en onder andere voorwaarden zijn dan een executieverkoop. Ten aanzien van het beslag op het loon van [eiser 2] geldt dat loonbeslag een meer bezwarend beslag is omdat het gaat om periodieke inhouding op het inkomen van de beslagene. [eiser 2] wordt niet persoonlijk verweten dat zij zich onrechtmatig heeft gedragen of de overeenkomst niet is nagekomen, maar volgens [gedaagde] kan hij zich verhalen op de gemeenschap omdat de schuld van [eiser 1] in de gemeenschap valt. In hoeverre [gedaagde] zich na de scheiding nog op het loon van [eiser 2] kan verhalen, aangezien het loon dan geen onderdeel meer is van de gemeenschap, is echter geen onderwerp geweest in de bodemprocedure.
4.8.
Ten slotte behoudt [gedaagde] zekerheid omdat het beslag op de woning niet wordt opgeheven. Dit biedt, zoals [gedaagde] terecht heeft opgemerkt, minder zekerheid dan het al volledig executeren van het vonnis. Er zijn echter geen concrete aanwijzingen dat [gezamenlijke eisers] zodanig financiële problemen heeft dat er al sprake is van dreigende schuldsanering of een faillissement. [eiser 2] heeft weliswaar aangegeven dat sprake is van (grote) financiële zorgen en onduidelijkheden binnen de gemeenschap in de echtscheidingsprocedure, maar ter zitting heeft [eiser 2] toegelicht dat dit alleen ziet op de vorderingen van [gedaagde] . [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat het beslag op de rekening van [bedrijfsnaam] slechts doel heeft getroffen voor een bedrag van € 228,00, dat hieruit blijkt dat [bedrijfsnaam] nog managementuitkeringen is blijven doen aan [eiser 1] en dat [bedrijfsnaam] bezig is haar klantenportefeuille over te dragen. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een dreigend faillissement van [bedrijfsnaam] en dat de woning vervolgens onder het faillissementsbeslag komt te vallen. De woning is immers geen eigendom van [bedrijfsnaam] .
4.9.
Voorgaande in acht genomen weegt het belang van [gedaagde] bij een spoedige betaling en meer zekerheid niet op tegen de belangen van [gezamenlijke eisers] bij behoud van de bestaande toestand totdat in hoger beroep is beslist. De vorderingen worden daarom toegewezen, met uitzondering van de vordering onder 2) en de proceskosten, zoals hieronder nader toegelicht.
4.10.
[gedaagde] kan als gevolg van toewijzing van de vordering onder 1) het vonnis van 13 december 2023 niet meer ten uitvoer leggen, de tenuitvoerlegging is immers geschorst. [gezamenlijke eisers] heeft daarom geen belang bij de vordering om daarnaast de tenuitvoerlegging nog op straffe van een dwangsom te verbieden, althans dit belang is niet gesteld. De vordering onder 2) wordt daarom afgewezen.
proceskostenveroordeling
4.11.
Zoals reeds aangevoerd valt de belangenafweging onder andere in het voordeel van [gezamenlijke eisers] uit omdat in eerste aanleg slechts een summiere toetsing heeft plaatsgevonden doordat [gezamenlijke eisers] geen verweer heeft gevoerd. Dit ligt binnen de risicosfeer van [gezamenlijke eisers] Hoewel dit er niet toe heeft geleid dat de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] is uitgevallen, ziet de voorzieningenrechter hierin wel reden om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van deze rechtbank van 13 december 2023 met zaak- en rolnummer C/05/424773 / HZ ZA 23-279 totdat in de hoger beroep procedure tussen partijen zal zijn beslist,
5.2.
heft het ten laste van [eiser 2] gelegde beslag onder de stichting Stichting ’s Heeren Loo Zorggroep met onmiddellijke ingang op,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 2] terug te betalen de somma van € 721,10 per maand vanaf de maand maart 2024 tot op heden,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.
LS/PB