Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 16 april 2024
- de pleitnota van [gezamenlijke eisers]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de voorzieningenrechter op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen gezamenlijke eisers en gedaagde. De gezamenlijke eisers, bestaande uit [eiser 1] en [eiser 2], hebben een vordering ingediend om de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 13 december 2023 te schorsen, totdat er in hoger beroep is beslist. Dit vonnis had hen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 205.000,00 aan gedaagde, die hen beschuldigde van tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst en onrechtmatig handelen. De gezamenlijke eisers voerden aan dat hun belangen niet in de bodemprocedure waren meegenomen, wat zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, zoals de verkoop van hun woning.
Gedaagde voerde verweer en stelde dat de gezamenlijke eisers herhaaldelijk geen verweer hadden gevoerd in eerdere procedures, wat hen nu niet ten goede kwam. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Hij oordeelde dat het belang van de gezamenlijke eisers bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. De voorzieningenrechter heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst en het beslag op het loon van [eiser 2] opgeheven. Tevens is gedaagde veroordeeld om aan [eiser 2] een bedrag van € 721,10 per maand terug te betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.