ECLI:NL:RBGEL:2024:2619

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/05/408035 / HZ ZA 22-258
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een deskundige in civiele procedure met bezwaren van partijen

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 1 mei 2024 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 17 januari 2024 geoordeeld dat een nieuwe deskundige moet worden benoemd. Partijen hebben hun bezwaren geuit tegen de voorgestelde deskundige, waarbij [gedaagde] bezwaar maakte tegen de benoeming van de heer [deskundige 1] vanwege vermeende theoretische insteek en een mogelijke band met [eiser]. [eiser] heeft op zijn beurt de heer [deskundige 3] van [bedrijf 1] voorgesteld, maar ook hier zijn twijfels over de onafhankelijkheid geuit. De rechtbank heeft beide voorstellen en de bezwaren tegen de deskundigen zorgvuldig overwogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de heer [deskundige 1] te benoemen, omdat hij volgens [eiser] de meeste kennis en ervaring heeft met het relevante softwareprogramma. De rechtbank heeft ook bepaald dat [eiser] het voorschot van € 10.800,00 voor de deskundige moet betalen. De rechtbank benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat verdere beslissingen in de zaak worden aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/408035 / HZ ZA 22-258
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. H. Oosterhuis te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 3] , gemeente [plaats 4] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J. Zeegers te Doetinchem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 januari 2024 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte uitlaten van [eiser] van 24 januari 2024
- het B16-formulier van [gedaagde] van 24 januari 2024
- de verwijzing van de zaak naar de rol voor uitlaten partijen over de deskundige
- het B16-formulier van [eiser] van 21 februari 2024
- het B16-formulier van [gedaagde] van 20 maart 2024 (ingediend op 22 februari 2024)
- het B16-formulier van [gedaagde] van 20 maart 2024 (ingediend op 26 februari 2024)
- de brief van mr. Oosterhuis namens [eiser] van 27 februari 2024
- de brief van mr. Zeegers namens [gedaagde] van 19 maart 2024
- het B16-formulier van [eiser] van 20 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat een nieuwe deskundige moet worden benoemd. Zij heeft een mogelijke deskundige benaderd, die een begroting heeft opgegeven van de kosten en het aantal uren dat naar zijn inschatting met het onderzoek zal zijn gemoeid, evenals een tijdpad. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
2.2.
Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. Beide partijen vonden de kosten en het benodigde aantal uren van deze deskundige te hoog. Ook maakten zij bezwaar tegen zijn tijdsplanning. De rechtbank heeft daarom partijen in de gelegenheid gesteld een andere deskundige voor te stellen.
2.3.
[eiser] heeft daarop de heer [deskundige 1] als deskundige voorgesteld. De heer [deskundige 1] heeft het certificaat SolidWorks Elite Application Engineer - EA behaald en heeft jarenlange ervaring, aldus [eiser] .
2.4.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de heer [deskundige 1] als deskundige. Volgens [gedaagde] is de heer [deskundige 1] “meer een man van de theorie en niet van de praktijk”, terwijl in deze procedure van belang is dat een deskundige wordt benoemd die feeling met de praktijk heeft. Daarnaast vermoedt [gedaagde] dat de heer [deskundige 1] via de heer [deskundige 2] – die eerder door [eiser] als partijdeskundige is ingeschakeld – en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN), waarmee zowel de heer [deskundige 2] als de heer [deskundige 1] een band hebben of hebben gehad, een indirecte link heeft met [eiser] . Daardoor zou de heer [deskundige 1] dan geen onpartijdige deskundige zijn, aldus [gedaagde] .
[gedaagde] heeft voorgesteld de heer [deskundige 3] van [bedrijf 1] als deskundige te benoemen. Ook de heer [deskundige 3] heeft ervaring met SolidWorks.
2.5.
In reactie hierop heeft [eiser] aangevoerd dat er geen enkele band bestaat tussen haar en de door haar voorgestelde deskundige [deskundige 1] . Ook bestaat er volgens [eiser] geen band tussen partijdeskundige [deskundige 2] en de heer [deskundige 1] . Verder is praktijkervaring in dit geval volgens [eiser] niet relevant. Niemand in Nederland heeft meer kennis en kunde van het relevante softwareprogramma dan de heer [deskundige 1] , aldus [eiser] .
Volgens [eiser] bestaat wel degelijk een band tussen [gedaagde] en de door hem voorgestelde deskundige [deskundige 3] . Zij zijn connectie van elkaar op LinkedIn en [gedaagde] heeft op LinkedIn gereageerd op een bijdrage van de heer [deskundige 3] . Verder wijst [eiser] erop dat uit de website van [gedaagde] blijkt dat hij net als de heer [deskundige 3] heeft gewerkt bij/voor VMI in Epe. Een andere connectie loopt via [bedrijf 2] in [plaats 5] , waar zowel [gedaagde] als de heer [deskundige 3] werkzaam zijn geweest. Ook hebben beiden bij Ventilex B.V. in Heerde aan hetzelfde product gewerkt. De band tussen beiden is dus niet oppervlakkig, maar gaat veel dieper, aldus [eiser] . [eiser] concludeert dat de heer [deskundige 3] daarmee is gediskwalificeerd als deskundige in deze zaak.
2.6.
[gedaagde] heeft in reactie hierop betwist dat er enige link en/of band bestaat tussen hem en de heer [deskundige 3] op grond waarvan de heer [deskundige 3] geen onafhankelijke, neutrale en/of onpartijdige deskundige zou zijn. Weliswaar hebben beiden in het verleden bij VMI in Epe gewerkt, maar zij hebben niet met elkaar samengewerkt. Zij kennen elkaar ook niet persoonlijk of privé. Met betrekking tot [bedrijf 2] in [plaats 5] voert [gedaagde] aan dat hij daar nooit fysiek is geweest en daar ook niemand kent. Alleen zijn toenmalige teamleider had destijds (1996-1997) contact met [bedrijf 2] In 2006 heeft [gedaagde] zes weken bij Ventilex B.V. in Heerde gewerkt. Hij heeft de heer [deskundige 3] destijds nooit ontmoet en/of gesproken. [gedaagde] wijst erop dat het een kleine wereld is waarin hij en de heer [deskundige 3] werkzaam zijn, zodat het niet vreemd is dat zij in het verleden al dan niet gelijktijdig voor dezelfde bedrijven hebben gewerkt. Verder voert [gedaagde] aan dat het liken van een bericht op LinkedIn dagelijks gebeurt en dat uit het plaatsen van een like niet de conclusie kan worden getrokken dat er een bepaalde band bestaat tussen degene die de like plaatst en de persoon en/of het bedrijf waarop de like betrekking heeft. [gedaagde] is nog steeds van mening dat de heer [deskundige 3] een kundige en neutrale deskundige is, die in deze zaak voor benoeming door de rechter in aanmerking komt. [gedaagde] blijft bij zijn bezwaar tegen benoeming van de heer [deskundige 1] als deskundige, met name omdat de heer [deskundige 1] theoretisch is ingesteld en geen of nauwelijks ervaring heeft met engineering voor productie, terwijl in deze zaak van belang is dat ook meer praktische aspecten van tijdsbesteding aan een engineeringopdracht bij het onderzoek van de deskundige worden betrokken. [gedaagde] voegt daaraan toe dat hij de heer [deskundige 1] kent via de opleiding SolidWorks CAD2M in Doetinchem en ook met hem is gelinkt via LinkedIn.
2.7.
[eiser] heeft in reactie hierop nog aangevoerd dat de heer [deskundige 3] niet een ervaren deskundige is in die zin dat hij regelmatig optreedt of heeft opgetreden in het kader van geschillenbeslechtingen, benoemingen door geschillen beslechtende instanties et cetera. Verder voert [eiser] aan dat [gedaagde] het doet voorkomen alsof hij een bekende is van de heer [deskundige 1] , maar heeft de heer [deskundige 1] al eerder desgevraagd aangegeven dat hij geen bekende is van [gedaagde] , hoewel natuurlijk niet is uit te sluiten dat [gedaagde] ooit cursist bij hem is geweest. Dat de heer [deskundige 1] geen ervaring zou hebben met engineering voor productie, is volgens [eiser] niet alleen onjuist, maar ook irrelevant. Het gaat hier om een tekenprogramma en het doel van de tekening speelt in dit geval geen rol. Daarnaast is de heer [deskundige 1] volgens [eiser] consultant geweest bij diverse bedrijven, waaronder producenten van respectievelijk turbinesystemen, deuren, leidingen, zelfscanners, fietsen enzovoort. [eiser] handhaaft dan ook haar standpunt dat de heer [deskundige 1] geschikt is voor benoeming tot deskundige in deze zaak.
2.8.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben beide partijen over en weer voldoende gemotiveerd betwist dat zij een (ontoelaatbare) band hebben met de deskundige die de wederpartij voorstelt. Dat aspect speelt dus geen rol bij de keuze voor een deskundige. De rechtbank kent bij die keuze gewicht toe aan de stelling van [eiser] dat niemand in Nederland meer kennis en kunde heeft van het relevante softwareprogramma dan de heer [deskundige 1] . Hoewel [eiser] deze stelling niet nader heeft onderbouwd, anders dan met het uitgebreide CV van de heer [deskundige 1] , heeft [gedaagde] haar op zichzelf ook niet weersproken. Het voornaamste bezwaar van [gedaagde] tegen benoeming van de heer [deskundige 1] als deskundige houdt in dat de heer [deskundige 1] theoretisch in plaats van praktisch is ingesteld. [eiser] betwist dat dit het geval is. Zij wijst er bovendien terecht op dat het hier om een tekenprogramma gaat en het doel van de tekening in dit geval geen rol speelt. Ook de heer [deskundige 1] zelf acht zich in staat het onderzoek te verrichten (zie hierna 2.9). Gezien het voorgaande verwerpt de rechtbank de bezwaren van [gedaagde] tegen de heer [deskundige 1] als deskundige.
2.9.
De rechtbank heeft de heer [deskundige 1] benaderd. De heer [deskundige 1] heeft desgevraagd verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en bereid en in staat te zijn de vragen van de rechtbank te beantwoorden. Het gaat daarbij om dezelfde vragen als die de rechtbank ook aan de vorige deskundige heeft voorgelegd. De rechtbank zal de heer [deskundige 1] dan ook benoemen als deskundige en aan hem de vragen voorleggen die staan vermeld in de beslissing.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door [eiser] worden betaald. De hoogte van het voorschot is door de deskundige begroot op een bedrag van € 10.800,00 inclusief btw. Het voorschot is gebaseerd op het door de deskundige gehanteerde uurtarief van € 150,00 inclusief btw per uur en vooralsnog een verwachte tijdsbesteding van 72 uur (negen dagen van acht uur). [eiser] en [gedaagde] hebben zich – hoewel de rechtbank hen daartoe in de gelegenheid heeft gesteld – niet uitgelaten over dit voorschot. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat zij ermee akkoord gaan.
2.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.12.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door de onder 3.2 benoemde deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
1. Heeft [gedaagde] alle werkzaamheden verricht die hij met de facturen (zie overweging 2.7 van het tussenvonnis van 14 juni 2023) in rekening heeft gebracht bij [eiser] ?
Als het antwoord op vraag 1 nee is:
Welke werkzaamheden zijn wel in rekening gebracht maar niet verricht?
Wat is de waarde uitgedrukt in euro van de werkzaamheden die wel in rekening zijn gebracht maar die niet zijn verricht?
2) Heeft [gedaagde] , waar mogelijk uitgaande van het tussen partijen overeengekomen uurtarief, te veel in rekening gebracht voor de werkzaamheden die hij met de facturen (zie overweging 2.7 van het tussenvonnis van 14 juni 2023) in rekening heeft gebracht bij [eiser] ?
Als het antwoord op vraag 2 ja is:
Voor welke werkzaamheden is te veel in rekening gebracht?
Wat is het bedrag uitgedrukt in euro dat te veel in rekening is gebracht?
3) Zijn er nog andere punten die u als deskundige naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[deskundige 1],
[correspondentiegegevens]
,
[correspondentiegegevens] ,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 10.800,00 inclusief btw,
3.5.
bepaalt dat [eiser] het voorschot moet overmaken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eiser] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat [gedaagde] de deskundige een (digitale) kopie of afschrift moet geven van alle bescheiden waarover [gedaagde] de beschikking heeft of kan beschikken die verband houden met de voor [eiser] verrichte werkzaamheden,
3.9.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.10.
bepaalt dat de deskundige, met kennisgeving aan de rechtbank, uiterlijk binnen twee weken na de datum van dit vonnis met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor het tijdstip van het te verrichten onderzoek en bepaalt dat een verzoek tot uitstel van (het maken van de afspraak voor) het tijdstip van het te verrichten onderzoek met opgave van redenen aan de rechtbank moet worden gedaan,
3.11.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moet bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.12.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.13.
draagt de deskundige op om uiterlijk twee maanden na de datum van dit vonnis een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.14.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.15.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.16.
draagt de griffier op:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: beide partijen in de gelegenheid te stellen binnen twee weken een akte uitlating voortprocederen in te dienen of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenrapport: beide partijen in de gelegenheid te stellen binnen vier weken een conclusie na deskundigenbericht in te dienen,
3.17.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
JE/PB