ECLI:NL:RBGEL:2024:2588

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
24-005909
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beklag inzake inhouding rijbewijs van militair met hoog alcoholgehalte

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de inhouding van het rijbewijs van een militair, die verdacht werd van het rijden onder invloed. De klager, geboren in 1987, had op 1 maart 2024 een alcoholgehalte van 820 microgram per liter uitgeademde lucht, wat resulteerde in de invordering van zijn rijbewijs. De officier van justitie besloot het rijbewijs tot en met 27 oktober 2024 onder zich te houden. De klager voerde aan dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werkzaamheden voor defensie, waarbij hij binnen 48 uur op missie moet kunnen zijn. De rechtbank behandelde het beklag op 3 april 2024 en hoorde zowel de klager als de officier van justitie. De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar de richtlijnen van het openbaar ministerie en de verkeersveiligheid. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de ernst van de verdenking en het strafvorderlijk belang. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de klager, werd het beklag ongegrond verklaard. De rechtbank paste echter de militaire clausule toe, waardoor de klager in staat werd gesteld om militaire motorvoertuigen te besturen in opdracht van zijn commandant. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, met de mogelijkheid voor de klager om binnen veertien dagen in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Militaire kamer
parketnummer : 05/076836-24
raadkamernummer : 24-005909
datum : 03 april 2024
beslissing van de meervoudige militaire raadkamer op het beklag op grond van artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
Officier-raadsman: Majoor M.W. Nederhof,
hierna te noemen: de klager.

Feiten

Tegen de klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8, tweede lid, WVW 1994, gepleegd op 1 maart 2024 te Sint Maartensvlotbrug, in de gemeente Schagen (Noord-Holland). Het proces-verbaal houdt onder meer in dat het alcoholgehalte in zijn adem hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, namelijk 820 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Op 1 maart 2024 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van de klager ingevorderd.
De officier van justitie heeft vervolgens binnen tien dagen beslist het rijbewijs onder zich te houden voor een periode van 8 tot en met 27 oktober 2024.
Op 4 juni 2024 zal de strafzaak tegen de klager worden behandeld door de militaire politierechter.

Procedure

Het klaagschrift is op 05 maart 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 03 april 2024 het beklag in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de klager, de officier-raadsman en de officier van justitie op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het rijbewijs van de klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Namens de klager is aangevoerd dat hij het rijbewijs nodig heeft om zijn werkzaamheden voor defensie uit te kunnen voeren. Klager werkt
[marinier], waarvoor hij op elk moment binnen 48 uren waar dan ook ter wereld ter plaatse moet kunnen zijn om een missie uit te kunnen voeren. Hij is gemiddeld zes maanden per jaar op missie. Verder reist hij voor zijn werk regelmatig tussen kazernes in Nederland. De invordering heeft ook grote gevolgen voor zijn woon-werk-verkeer en zijn gezinsleven.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs.
Gelet op de richtlijnen van het openbaar ministerie en de oriëntatiepunten van het LOVS moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van veroordeling een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal worden opgelegd van langere duur dan de tijd dat het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. De officier van justitie heeft ook aangevoerd dat verdere inhouding het algemeen belang, het belang van de werkzaamheden van klager voor defensie en Nederland en de verkeersveiligheid dient en dat het persoonlijk belang van de klager daartegen niet opweegt.

Beoordeling

De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs, op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig. De officier van justitie heeft in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Uit het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van de klager blijkt onder meer dat klager niet in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Er is sprake van een verdenking van een gedraging met groot gevaar voor de verkeersveiligheid. Het strafvorderlijk belang bij voortduring van de inhouding van het rijbewijs weegt daarom zwaar. De teruggave van het rijbewijs moet echter plaatsvinden als ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van veroordeling door de rechter geen onvoorwaardelijke ontzegging zal worden opgelegd. Daarvan is in dit geval geen sprake. Volgens de landelijke oriëntatiepunten die door de rechtbanken worden gehanteerd, staat voor het besturen van motorrijtuigen met een alcoholgehalte van 820 µg/l een rijontzegging van 8 maanden. Het rijbewijs is tot op heden ‘slechts’ 1 maand ingevorderd geweest.
Gelet op de ernst van het feit waarvan de klager wordt verdacht en ondanks zijn persoonlijke omstandigheden moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de klager een onvoorwaardelijke rijontzegging zal worden opgelegd, van in ieder geval 4 maanden, zijnde de tijd tot de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard; het civiele rijbewijs zal nu niet worden teruggegeven.
De rechtbank overweegt daarnaast nog wel het volgende.
Klager is een militair en beschikt, naast het civiele rijbewijs, eveneens over een militair rijbewijs. De functie en werkzaamheden van klager voor defensie zijn van dermate groot belang voor het goed en doelmatig functioneren van de krijgsmacht, dat de rechtbank hieraan niet voorbij kan gaan. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan de militaire clausule zodat klager zijn werkzaamheden voor defensie kan blijven uitvoeren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
ongegrond.
De rechtbank bepaalt dat de
militaire clausulevan toepassing is, met dien verstande dat binnen de periode dat het (civiele) rijbewijs blijft ingevorderd, militaire motorvoertuigen mogen worden bestuurd, indien en voor zover dit gebeurt in opdracht van zijn commandant.
Deze beslissing is gegeven door
mr. F.J.H. Hovens, voorzitter,
mr. J.J.H. Laethem en Kol mr. C.E.W. van de Sande, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.
De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.