ECLI:NL:RBGEL:2024:2586

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
C/05/430664 / HA ZA 24-37
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en forumkeuze in civiele procedure met meerdere gedaagden

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 8 mei 2024 een vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een geschil tussen een besloten vennootschap (eiser) en een andere besloten vennootschap (gedaagde 1), waarbij ook twee gedaagden niet zijn verschenen. De eiser heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde 1, die op haar beurt een incidentele vordering tot onbevoegdverklaring heeft ingediend, met als argument dat de overeenkomst waarop de vordering is gebaseerd, een forumkeuze bevat voor de locatie Zutphen van de Rechtbank Gelderland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door partijen aangewezen rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, en dat de locatie Zutphen van deze rechtbank bij uitsluiting bevoegd is om de procedure tegen gedaagde 1 te behandelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoofdzaak, die valt onder de categorie 'alle overige civiele (handels)zaken', zowel in Arnhem als in Zutphen kan worden behandeld. Gezien de forumkeuze en de relevante wetgeving, is de rechtbank van mening dat de zaak naar Zutphen moet worden verwezen voor verdere behandeling. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd moeten worden, aangezien beide partijen als in het ongelijk gesteld kunnen worden beschouwd. Daarnaast is besloten dat de procedures tegen de niet verschenen gedaagden ook naar Zutphen worden verwezen, om een gezamenlijke behandeling te waarborgen. De rechtbank heeft de eiser opgedragen om de niet verschenen gedaagden op de hoogte te stellen van de nieuwe roldatum in Zutphen, zodat zij de mogelijkheid hebben om het verstek te zuiveren. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/430664 / HA ZA 24-37
Vonnis in incident van 8 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R. van den Brink te Geldermalsen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. I.C. Lok te Utrecht,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser] , [gedaagde 1] en de twee niet verschenen gedaagden worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de herstelexploten van 26 en 29 september 2023
  • het tegen de twee niet verschenen gedaagden verleende verstek
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring van [gedaagde 1]
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagden] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Daaraan legt zij ten grondslag dat in art. 10.2 van de akte van geldlening, de overeenkomst waarop de vordering in de hoofdzaak stoelt, is bepaald dat alle geschillen met betrekking tot deze overeenkomst zullen worden beslecht door de Rechtbank Gelderland (locatie Zutphen). [eiser] voert verweer. Zij erkent de door [eiser] ingeroepen forumkeuze voor de locatie Zutphen van deze rechtbank, maar betwist dat deze rechtbank daarom niet bevoegd is en dat de zaak daarom moet worden verwezen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
Als uitgangspunt geldt dat de door partijen aangewezen rechter bij uitsluiting bevoegd is van de zaak kennis te nemen, zoals in art. 108 lid 1 Rv is bepaald. De wet doelt hier op de door partijen aangewezen rechtbank en niet op een bepaalde locatie van de rechtbank. Deze rechtbank is dan relatief bevoegd in de procedure tegen [gedaagde 1] . Onbevoegdverklaring en verwijzing met toepassing van art. 110 Rv is dus niet aan de orde.
2.3.
De rechtbank Gelderland kent vier zittingsplaatsen. In het Zaaksverdelingsreglement van de rechtbank Gelderland (Staatscourant 2017, 10513) is bepaald bij welke zittingslocatie een zaak wordt behandeld. Nadere regels als bedoeld in art. 6 van het Zaaksverdelingsreglement zijn opgenomen in het Besluit interne relatieve bevoegdheid rechtbank Gelderland. Dit uitvoeringsbesluit is vastgesteld door het gerechtsbestuur van de rechtbank Gelderland en is beschikbaar via: https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Gelderland/Over-de-rechtbank/Paginas/relatieve-bevoegdheid-rechtbank-gelderland.aspx
2.4.
Partijen kunnen volgens art. 2 van het Zaaksverdelingsreglement een verzoek doen om hun zaak op een andere locatie binnen het arrondissement te laten behandelen. De incidentele vordering strekt klaarblijkelijk mede ertoe een dergelijk verzoek te doen.
2.5.
In punt 2 van het uitvoeringsbesluit is bepaald dat voor beantwoording van de vraag bij welke locatie een zaak moet worden ingediend, de wettelijke bevoegdheidsregels van overeenkomstige toepassing zijn. De verwijzingsregels bij relatieve onbevoegdheid uit art. 110 Rv behoren tot deze regels. Zij vormen het sluitstuk van de afdeling van Rechtsvordering over relatieve bevoegdheid. Art. 110 Rv dient dus analogisch te worden toegepast bij de beoordeling van het verzoek om behandeling in Zutphen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat punt 2 van het uitvoeringsbesluit verwantschap vertoont met art. 12 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen (oud), maar, anders dan dit besluit, niet bepaalt dat de zaak wordt behandeld in de plaats die de eiser in de dagvaarding vermeldt, indien de zaak in meer dan een plaats kan worden behandeld.
2.6.
De hoofdzaak valt binnen de categorie ‘alle overige civiele (handels)zaken’ genoemd onder art. 2 van het Zaaksverdelingsreglement en kan dus zowel op de locatie Arnhem als op de locatie Zutphen worden behandeld. Op basis van het forumkeuzebeding en art. 108 Rv, dat eveneens van overeenkomstige toepassing is, is de locatie Zutphen van deze rechtbank bij uitsluiting bevoegd om van de procedure tegen [gedaagde 1] kennis te nemen. De hoofdzaak tegen [gedaagde 1] zal daarom ter verdere behandeling worden verwezen naar de locatie Zutphen.
2.7.
Partijen zijn over en weer als in het ongelijk gesteld te beschouwen. [gedaagde 1] heeft ten onrechte de relatieve onbevoegdheid ingeroepen en [eiser] heeft onnodige kosten veroorzaakt door de regels uit het Zaaksverdelingsreglement met bijbehorend uitvoeringsbesluit niet in acht te nemen. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd.
2.8.
Ten aanzien van de procedures tegen de niet verschenen gedaagden geldt het volgende. In deze procedures is de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank niet betwist en is ambtshalve beoordeling van de relatieve bevoegdheid niet aangewezen, zodat van de bevoegdheid van deze rechtbank wordt uitgegaan. Wat betreft de interne relatieve bevoegdheid is het volgende van belang.
2.9.
In de hoofdzaak zijn van [gedaagde 1] en de niet verschenen gedaagden hoofdelijke veroordelingen tot betaling gevorderd. [eiser] stelt daarbij dat de niet verschenen gedaagden zich in art. 11 van de akte van geldlening naast [gedaagde 1] hoofdelijk hebben verbonden voor de nakoming van de financiële verplichtingen uit de overeenkomst. Er is dan sprake van een zodanige samenhang tussen de procedure tegen [gedaagde 1] en de procedures tegen de niet verschenen gedaagden dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Verwijzing van alleen de procedure tegen [gedaagde 1] zou daarom vervolgens aanleiding geven tot ambtshalve verwijzing en voeging ex art. 220 lid 1 Rv van de Arnhemse procedures met de procedure in Zutphen. De hoofdzaak tegen de niet verschenen gedaagden zal daarom nu eveneens, en wel ambtshalve naar analogie van art. 220 lid 1 Rv, worden verwezen naar de locatie Zutphen, zodat de hele zaak verder daar zal dienen.
2.10.
Tegen de niet verschenen partijen is op de rol van 17 januari 2024 verstek verleend. De rechtbank zal [eiser] , analoog aan art. 71 lid 4 laatste volzin Rv, opdragen om bij exploot de nieuwe roldatum bij de locatie Zutphen aan de niet verschenen gedaagden aan te zeggen, onder betekening van deze beslissing tot verwijzing, zodat de niet verschenen gedaagden ervan op de hoogte zullen raken waar zij desgewenst het verstek kunnen zuiveren. [eiser] dient dit aanzeggingsexploot op deze nieuwe roldatum over te leggen. Oproeping van de reeds verschenen gedaagde kan achterwege blijven. De rechtbank zal een kopie van het procesdossier opsturen aan de griffie van zittingsplaats Zutphen.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
constateert dat de rechtbank Gelderland bevoegd is van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en dat de hoofdzaak integraal behandeld moet worden op de locatie Zutphen van deze rechtbank,
3.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de hele zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de locatie Zutphen van de rechtbank Gelderland,
3.4.
bepaalt dat de zaak daar geplaatst zal worden op de handelsrol van woensdag
29 mei 2024voor beraad rolrechter, alsmede voor het overleggen van het in 3.5. bedoelde aanzeggingsexploot door [eiser] ,
3.5.
bepaalt dat [eiser] de roldatum van
29 mei 2024bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, bij exploot aan de niet verschenen gedaagden doen aanzeggen, onder betekening van deze beslissing tot verwijzing.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.