ECLI:NL:RBGEL:2024:2546

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
081894-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepstekkerij

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepstekkerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de teelt van hennepstekken. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 150.245,00 aan ontneming, maar de verdediging betwistte deze vordering en voerde aan dat het werkelijke voordeel veel lager was. De rechtbank heeft de periode van de ontneming vastgesteld van 1 mei 2020 tot 23 maart 2021, waarin de verdachte de hennepstekkerij exploiteerde. De rechtbank heeft de opbrengsten en kosten van de hennepstekkerij berekend, waarbij rekening is gehouden met de huur van de woning, stroomkosten en variabele kosten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 57.515,00, waarvan 1/3 aan de verdachte is toegerekend, resulterend in een betalingsverplichting van € 19.171,67 aan de Staat. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op 383 dagen, mocht de verdachte niet aan de betalingsverplichting voldoen. De beslissing is gegrond op artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05.081894.21 (ontneming)
Datum uitspraak : 14 maart 2024
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat in Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 150.245,00.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot ontneming dient te worden afgewezen.
Subsidiair heeft de raadsman het volgende aangevoerd ten aanzien van de vordering:
Periode
Volgens de verdediging is de benodigde tijd voordat er scheuten van de moederplanten kunnen worden gesneden langer dan waar de politie in de ontnemingsrapportage vanuit is gegaan. Dat betekent dat er pas vanaf augustus 2020 scheuten van de moederplanten werden afgesneden. De verdediging gaat daarom uit van een oogstperiode van 1 augustus 2020 tot en met 23 maart 2021 (de datum van het aantreffen van de hennepstekkerij).
Aantal oogsten/knipbeurten
Verder is het aantal oogsten, c.q. knipbeurten een stuk lager. De verdediging is daarbij uitgegaan van 1 oogst per 14 dagen. Gelet op een tapgesprek tussen veroordeelde en [medeverdachte 1] waarin veroordeelde aangaf dat hij ‘in 14 dagen, elke 7de dag’ scheuten afsnijdt, dient uit te worden gegaan van 1 oogst per 14 beurten. Dit komt overeen met informatie uit het informatieblad ‘aFPakken’ (2014) van het Functioneel Parket, waarin staat dat de gemiddelde kweekcyclus voor een stekje 14 dagen is. Dit komt neer op 16 oogsten in de genoemde periode.
Aantal scheuten per plant en totaal aantal scheuten
Het aantal scheuten per plant is volgens de raadsman lager dan in de ontnemingsrapportage is gesteld. Door veroordeelde is in het tapgesprek van 19 januari 2021 (p. 1401) gezegd dat hij 2100 scheuten uit zijn moederplanten sneed – hetgeen hij volgens de raadsman overdreef om zichzelf in het gesprek te verkopen. Op basis van een ander tapgesprek (TA009/23, p. 780) en informatie die de raadsman gevonden heeft op het internet is de raadsman uitgegaan van gemiddeld 8 scheuten per plant. In de hennepstekkerij stonden gemiddeld 144 moederplanten waarvan per plant gemiddeld dus 8 scheuten per oogst werden gesneden. Dit komt neer op 1.152 scheuten per oogst. In totaal komt de raadsman op 16 x 1.152 scheuten = 18.432 scheuten.
Opbrengst per scheut en totale opbrengst
De raadsman heeft benadrukt dat veroordeelde op de [adres 2] geen stekjes produceerde, maar scheuten. Per scheut ontving veroordeelde 1 euro. Deze lage prijs wordt verklaard door het hoge uitvalspercentage bij hennepscheuten; niet elke scheut volgroeit tot een volwaardige hennepstek. Voorgaande komt neer op een opbrengst van € 1,- x 18.432 scheuten = € 18.432,-.
Kosten stroomverbruik
De kosten van een lamp van 600 watt per 10 weken bedragen € 122,-. De veroordeelde had vanaf het begin vier lampen hangen, maar deze lampen waren in de beginperiode niet allemaal in gebruik. Pas toen de moederplanten groot genoeg waren is veroordeelde op een ander belichtingsschema overgestapt. Vanaf augustus/september 2020 is hij gaan uitbreiden naar 24-uurs belichting. Meestal had veroordeelde twee of drie lampen aan, waarbij hij lampen afwisselde zodat elke plant ongeveer evenveel licht kreeg. De raadsman heeft betoogd dat dit passend is bij het geregistreerde stroomverbruik.
Volgens dit belichtingsschema zijn de kosten voor stroomgebruik:
- periode 1 mei – 1 augustus 2020: 12 weken  1,2 * 2 lampen * € 122,00 = € 292,80.
- periode 1 augustus 2020 – 23 maart 2021: +/- 33 weken  3,3 * 3 lampen * 122,00 = € 1.207,80.
Overige kosten
De kosten voor de huur van de woning – die volledig werd gebruikt voor het telen van moederplanten – komen neer op € 13.710,00.
De variabele kosten voor de moederplanten zijn per plant per 10 weken € 3,88,- (de raadsman verwijst daarbij naar het BOOM-rapport). Over een periode van 45 weken komen de variabele kosten voor 144 moederplanten neer op een bedrag van € 2.514,24 (= 4,5 x 144 x € 3,88).
Wederrechtelijk verkregen voordeel en verdeling
Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt volgens de raadsman neer op een bedrag van (€ 18.432,00 (omzet) – € 1.500,60 (stroomkosten) – € 13.710,00 (huur) – € 2.514,24 (variabele kosten) =) € 707,16.
Dit bedrag deelde veroordeelde met medeverdachte [medeverdachte 2] .
De raadsman heeft gesteld dat het voordeel erg laag was en dat dit de reden was voor veroordeelde en [medeverdachte 2] om te stoppen met de hennepstekkerij. Dit plan blijkt ook uit het tapgesprek van 16 maart 2021 (TA009/23, p. 780) waarin veroordeelde met [medeverdachte 2] besprak dat ze met 400-600 scheuten net uit de kosten kwamen. Ook zei veroordeelde dat hij nog vier keer wilde snijden en dat met de laatste opbrengsten de woning aan de [adres 2] zou worden opgeknapt.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 14 maart 2024 tegen veroordeelde gewezen vonnis in de hoofdzaak waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden ter zake van onder andere:
feit 3
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Deze veroordeling zag op de op 23 maart 2021 aangetroffen hennepstekkerij aan de [adres 2] . De periode van bewezenverklaring was slechts één dag, de dag van aantreffen van de hennepstekkerij.
De grondslag van de berekening van het wederrechtelijke verkregen voordeel
De rechtbank zal het geschatte voordeel van veroordeelde berekenen op basis van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van
wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden opgelegd aan degene die is veroordeeld
wegens een strafbaar feit en die door dat feit of uit de baten daarvan voordeel heeft verkregen. Daarnaast kan aan een veroordeelde ook de verplichting worden opgelegd
wederrechtelijk verkregen voordeel te betalen aan de Staat uit andere strafbare feiten, waarvan buiten redelijke twijfel vast staat dat een veroordeelde deze feiten heeft begaan.
Andere strafbare feiten
In de strafzaak tegen veroordeelde is onder feit 3 ten laste gelegd én bewezen verklaard dat veroordeelde hennep(stekken) heeft geteeld aan de [adres 2] op 23 maart 2021. De planten/stekken die bij het aantreffen van de hennepstekkerij op 23 maart 2021 in de hennepstekkerij aanwezig waren zijn in beslag genomen en hebben daarom niet tot voordeel geleid. Dat betekent dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde ziet op geoogste stekken vóór 23 maart 2021 en dus op andere strafbare feiten. De rechtbank daartoe als volgt. [1]
Veroordeelde huurde de woning aan de [adres 2] vanaf 4 februari 2020. [2] Veroordeelde heeft verklaard dat hij, inclusief opbouw van de hennepstekkerij, bijna een jaar bezig is geweest met de hennepstekkerij aan de [adres 2] . [3]
Gelet op deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat veroordeelde in de periode 4 februari 2020 tot en met de dag voorafgaand aan het aantreffen van de hennepstekkerij op 23 maart 2021 andere strafbare feiten heeft gepleegd, te weten het (treffen van voorbereidingshandelingen voor en) het telen van hennepstekken aan de [adres 2] .
Schatting van het voordeel
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten en baseert zich op de volgende bewijsmiddelen.
Bruto omzet
Periode
De woning aan de [adres 2] werd gehuurd voor de periode 4 februari 2020 tot en met 23 maart 2021. De rechtbank sluit aan bij de ontnemingsrapportage en houdt rekening met een periode van 4 weken voor het opbouwen van de hennepstekkerij. [4] Dat betekent dat omstreeks 2 maart 2020 is begonnen met het kweken van de moederplanten.
Het opkweken van moederplanten duurt volgens de (standaard) ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij’ 4 tot 8 weken. [5] Uitgaande van een periode van 8 weken om de moederplant op te kweken, gaat de rechtbank ervan uit dat de eerste stekken op de [adres 2] werden gesneden op of omstreeks 1 mei 2020. Op 23 maart 2021 werd binnengetreden bij de hennepstekkerij. De rechtbank gaat daarom uit van een periode van 1 mei 2020 tot 23 maart 2021.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de verdediging en de schriftelijke verklaring van verdachte dat pas per augustus/september 2020 stekken/scheuten konden worden gesneden en dat de periode voorafgaand daaraan nodig was om de moederplanten gereed te maken. Deze verklaring komt niet overeen met de eerdere verklaring van verdachte zoals die hij op 26 maart 2021 heeft afgelegd bij de rechter-commissaris (toetsing van de inverzekeringstelling en vordering tot bewaring, p. ZD01-01335-01336). In die verklaring zegt verdachte dat hij het appartement aan de [adres 2] aanvankelijk had verhuurd. Daarbij komt dat de stelling van de verdediging/schriftelijke verklaring van de verdachte over het pas per augustus/september 2020 aanvangen van het snijden van stekken/scheuten, door de verdediging niet nader wordt onderbouwd met stukken (al dan niet uit het dossier) en ook niet overeenkomt met de informatie genoemd in de (standaard) ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij’.
Aantal scheuten per lamp
Op 23 maart 2021 werden in de hennepstekkerij 144 moederplanten aangetroffen met gemiddeld 30 knipwonden per plant. Verder stonden in de hennepstekkerij 4 lampen van 600 watt. [6]
Op 19 januari 2021 werd een gesprek opgenomen en uitgeluisterd tussen veroordeelde en [medeverdachte 1] . Tijdens dit gesprek gaf veroordeelde het volgende aan:
“Ik draai nu op 1 600 watte waar ik nu zit heb ik 4 dingetjes hangen en doe ik elke 7 dagen snij ik er daar 2100 uit elke 7 dagen, dus in 14 dagen elke 7de dag snij ik uh 500 per lamp.” [7]
Dit zou betekenen dat per plant elke oogst (2100 / 144 planten = ) 14,6 stekken worden geproduceerd. De rechtbank zal als uitgangspunt voor haar berekening er daarom van uitgaan dat veroordeelde per oogst 2100 stekken knipt bij gebruik van 4 lampen, ofwel 525 stekken per lamp per oogst.
De politie gaat op basis van het hiervoor aangehaalde tapgesprek van 19 januari 2021 uit van een wekelijkse oogstcyclus. De rechtbank is het echter met de verdediging eens dat het gesprek zo moet worden geïnterpreteerd dat veroordeelde één keer per 14 dagen stekken snijdt. Dat komt ook overeen met het uitgangspunt zoals genoemd in het informatieblad ‘aFPakken’ (nummer 71, zomer 2014, p. 7).
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de verdediging dat de opmerking van veroordeelde in het opgenomen gesprek grootspraak was. Veroordeelde waande zich immers onbespied ten tijde van het gesprek. Bovendien zijn 14,6 stekken per plant per 14 dagen niet ongebruikelijk en vallen nog in de marge die de verdediging noemt. Wat het door de verdediging genoemde tapgesprek van 16 maart 2021 tussen veroordeelde en [medeverdachte 2] betreft (TA009, 23, p. ZD01-780) overweegt de rechtbank dat dit gesprek dermate onduidelijk is, dat daaruit geen betrouwbare aantallen van de stekkenoogst aan de [adres 2] kunnen worden afgeleid.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voor haar berekening uitgaan van een opbrengst van 525 stekken per lamp per twee weken.
Aantal verkochte hennepstekken in de ontnemingsperiode
Uit gevorderde gegevens van [bedrijf] bleek dat het stroomverbruik van de woning aan de [adres 2] in de periode als volgt was:
- 1 mei 2020: 647 Kwh
- 1 juni 2020 643 Kwh
- 1 juli 2020 593 Kwh
- 1 augustus 2020: 930 Kwh
- 1 september 2020: 1.113 Kwh
- 1 oktober 2020: 1.567 Kwh
- 1 november 2020 1.734 Kwh
- 1 december 2020 1.523 Kwh
- 1 januari 2021 1.717 Kwh
- 23 februari 2021: 3.122 Kwh
- 9 april 2021 1.493 Kwh.
De politie gaat gelijk de (standaard) Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij’ ervan uit dat de lampen gemiddeld 18 uur per dag branden. [8] De rechtbank neemt die conclusie over.
De rechtbank neemt de stelling van de verdediging dat per lamp rekening gehouden moet worden met een voorschakelapparaat, die 70 tot 100 watt aan stroom verbruikt. Met een voorschakelapparaat had ook de politie in haar berekening immers geen rekening gehouden (p. ZD01-013998).
Dat betekent dat een lamp 30 dagen x 18 uur = 540 uur per maand brandt en dat dit een maandelijks verbruik van 600 watt x 540 uur + 100 watt x 540 uur = 378 Kwh betekent. Dit levert het volgende gemiddelde gebruik per maand op:
- 1 lamp : 378 Kwh
- 2 lampen : 765 Kwh
- 3 lampen : 1134 Kwh
- 4 lampen : 1512 Kwh.
Gelijk de politie zal de rechtbank uitgaan van een gebruik van:
- 2 lampen : in de periode van 27 april 2020 tot 1 oktober 2020 (= 22 weken)
- 4 lampen : in de periode van 1 oktober 2020 tot 23 maart 2021 (= 24 weken).
Een gebruik van een dergelijke hoeveelheid lampen per genoemde periode past (ruim) binnen het geregistreerde stroomgebruik aan de [adres 2] .
Voorgaande leidt tot een opbrengst van hennepstekken van:
- in de periode van 27 april 2020 tot 1 oktober 2020: 22 / 2 weken * 525 stekken per lamp * 2 lampen = 11.550 hennepstekken
- in de periode van 1 oktober 2020 tot 23 maart 2021: 24 / 2 weken * 525 stekken per lamp * 4 lampen = 25.200 hennepstekken.
Dat maakt het totaal aantal geoogste hennepstekken op een aantal van 36.750.
Gelijk de politie in haar berekening zal de rechtbank uitgaan van een uitvalpercentage van 20%. Dat leidt tot een opbrengst aan hennepstekken van 29.400 (80% van 36.750).
Opbrengst (prijs) per scheut
Op 3 maart 2021 vond het volgende tapgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en veroordeelde ( [Veroordeelde] ).
(…)
[Veroordeelde] : we hebben afgesproken dat onderling dat we 3 euro vaste prijs houden voor die dingen daarvan gaat van elke 3 euro gaat een kwartje naar jou als jij ze voor 3,50 wegdoet dan is die 50 cent gewoon voor jou zelf snap je
[medeverdachte 1] : ja maar dat weet ik daar hebben we het dan wel over ik wilde alleen maar weten wanneer er wat gaat gebeuren wat dan ga ik afspraken maken en toezeggingen doen
[Veroordeelde] : ja maar je luistert niet naar wat ik zeg, ik verkoop ze zelf ook voor heel vaak aan mensen voor 3,50 we hebben gewoon afgesproken dat de groep die deelt 3 euro van die 3 euro gaat er 1 kwartje naar jou. Dus er blijft dan 2,75 over voor [naam] en mij dan
[medeverdachte 1] : maar als jij ze dus verkoopt voor 3,50 heb jij dus zelf 3 kwartjes (…) [9]
Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat de hennepscheuten voor 3 euro werden verkocht. Hoewel [medeverdachte 1] niet betrokken lijkt te zijn bij de hennepstekkerij aan de [adres 2] zal de rechtbank in het voordeel van veroordeelde wel ervan uitgaan dat € 0,25 per verkochte stek naar Teunissen of een ander gaat (los van de hierna te bespreken verdeling van het voordeel over de overige medeverdachten). Er blijft dan € 2,75 per hennepscheut over, die blijkens het gesprek met ‘ [naam] ’ dient te worden gedeeld.
Bruto omzet
De bruto opbrengst voor veroordeelde en ‘ [naam] ’ van de gesneden hennepstekken is € 2,75 x 29.400 = € 80.850,-.
Kosten
Stroomkosten
Het stroomverbruik is legaal afgenomen. Uit de ontnemingsrapportage is gebleken dat er in totaal € 2.275,- is betaald aan stroomkosten. [10]
Huur
Uit gevorderde bankgegevens van de [rekeningnummer] op naam van veroordeelde blijkt dat in de periode van 4 februari 2020 tot en met 27 februari 2021 voor een totaalbedrag van € 13.710,00 euro aan huur is betaald. [11]
Variabele kosten
Voor de berekening zal een bedrag van € 0,25 per verkochte stek gehanteerd worden voor investering en moederplanten (variabele kosten). Dit is conform de notitie berekening Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekken/kwekerij, opgenomen in het BOOM-Nieuws nr. 46, pagina 8-11, en de update op dit artikel, opgenomen in AFPakken nummer 71, pagina 6-9. De totale variabele kosten komen neer op € 0,25 x 29.400 = € 7.350,-.
De door de verdediging genoemde variabele kosten van € 3,88 zien op variabele kosten per plant in een hennepkwekerij en niet op die in een hennepstekkerij.
Totale kosten
De totale kosten komen neer op een bedrag van (€ 2.275,- + € 13.710,- + € 7.350,-) = € 23.335,-.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepstekkerij wordt gesteld op
Totale opbrengst € 80.850,-.
Totale kosten € 23.335,- -/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 57.515,-
Toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
In het vonnis tegen veroordeelde in de hoofdzaak heeft de rechtbank vastgesteld dat bij de hennepstekkerij naast veroordeelde ook andere personen betrokken waren. Het is aannemelijk dat die personen ook voordeel hebben genoten uit de hennepstekkerij. Uit het hiervoor aangehaalde gesprek tussen [medeverdachte 1] en veroordeelde van 3 maart 2021 leidt de rechtbank af dat veroordeelde de opbrengsten van de hennepstekkerij moest delen met ‘ [naam] ’. Veroordeelde heeft verklaard dat hij de hennepstekkerij aan de [adres 2] samen exploiteerde met medeverdachte [medeverdachte 2] .
De rechtbank acht het aannemelijk dat veroordeelde daarom in gelijke mate deelde in de opbrengst met [naam] en [medeverdachte 2] . Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze hennepkwekerij voor 1/3 toerekenen.
De rechtbank stelt het
geschatte wederrechtelijk voordeel van veroordeeldedaarom vast op 1/3 x € 57.515,- =
€ 19.171,67.
Verbeurdverklaring
In de hoofdzaak heeft de rechtbank de geldbedragen ex € 400,- en € 9.930 (beide in beslag genomen op 23 maart 2021) en € 18.050,- (in beslag genomen op 5 november 2020) die aan veroordeelde toebehoorden verbeurd verklaard.
Veroordeelde is in de hoofdzaak niet alleen veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de hennepstekkerij aan de [adres 2] . De rechtbank heeft hem ook veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij twee andere hennepstekkerijen, het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 258 gram hennep en van de handel in, behalve hennepstekken ook hennep. De bij veroordeelde aangetroffen geldbedragen kunnen afkomstig zijn van de verkoop van de hennepstekken geteeld in de [adres 2] , maar ook van de overige strafbare feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld. Nu veroordeelde geen geloofwaardige en/of aannemelijke en verifieerbare verklaring heeft afgelegd over de bij hem aangetroffen geldbedragen en daardoor geen relatie kan worden gelegd tussen de aangetroffen geldbedragen en de opbrengst uit de hennepstekkerij aan de [adres 2] , komt dat voor zijn rekening en risico. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding die in beslag genomen geldbedragen op de betalingsverplichting in mindering te brengen.
Betalingsverplichting
Draagkracht
De verdediging heeft geen draagkrachtverweer gevoerd.
De rechtbank ziet ook geen andere redenen om de betalingsverplichting op een lager bedrag vast te stellen dan het hiervoor vastgestelde geschatte voordeel.
Conclusie
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van
€ 19.171,67en zal hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 383 dagen.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 19.171,67;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 383 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2024.
Mr. M.J. Wasmann is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De hierna te noemen feiten en omstandigheden en bewijsmiddelen zijn terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R020049, gesloten op 18 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Huurovereenkomst woonruimte, p. ZD01-01184.
3.Verklaring van veroordeelde ter terechtzitting van 30 januari 2024.
4.Proces-verbaal van bevindingen Wederrechtelijk verkregen voordeel [adres 2] , p. ZD01-01398.
5.Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij, BOOM-Nieuws december 2006, nr 46, p. 9, niet doorgenummerd in dossier.
6.Proces-verbaal van bevindingen Wederrechtelijk verkregen voordeel [adres 2] , p. ZD01-01392 en ZD01-01398.
7.Tapgesprek TA002/17923, p. ZD01-01401-01401c.
8.Proces-verbaal van bevindingen Wederrechtelijk verkregen voordeel [adres 2] p. ZD01-01394-01395.
9.Tapgesprek TA005/780, p. ZD01-01401D.
10.Proces-verbaal van bevindingen Wederrechtelijk verkregen voordeel [adres 2] , p. ZD01-01400.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01-01179-01180.