ECLI:NL:RBGEL:2024:2545

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
210802-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan hennepteelt. De verdachte was betrokken bij het aannemen van geld en hennep(gruis) van medeverdachten in de periode van 19 november 2020 tot en met 23 maart 2021 te Nijmegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere malen opzettelijk heeft geholpen bij de verkoop en levering van hennep, wat in strijd is met de Opiumwet. De officier van justitie eiste een taakstraf van 80 uur, maar de verdediging pleitte voor een lagere straf, gezien de beperkte rol van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, met vervangende hechtenis van 20 dagen bij niet-naleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en de aard van het delict, en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is op 14 maart 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.210802.21
Datum uitspraak : 14 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat in ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of [Medeverdachte 3] en/of één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2020 tot en met 23 maart 2021 te Nijmegen, met elkaar, althans één van hen (telkens) opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennepstekken en/of hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 3 maart 2021 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, een hoeveelheid geld aan te nemen van voornoemde [Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] ,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, een hoeveelheid hennep(gruis) aan te nemen van voornoemde [Medeverdachte 1] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigd bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de handel in hennep(stekken).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- tapgesprek TA005/699, p. ZD01-719;
- tapgesprek TA005/632, p. PD06-043;
- tapgesprek TA005/657, p. PD06-048;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
[Medeverdachte 1] en
/of[Medeverdachte 4]en
/of[Medeverdachte 3] en
/oféén of meer onbekend gebleven personen
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 19 november 2020 tot en met 23 maart 2021 te Nijmegen, met elkaar,
althans één van hen(telkens) opzettelijk
heeft/hebben verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt
en/
of vervoerd, een hoeveelheid
hennepstekken en/ofhennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
tot en/ofbij het plegen van welk
(e
) misdrijf/misdrijven verdachte
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2021 tot en met 3 maart 2021 te Nijmegen,
in elk geval in Nederland,meermalen
, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/ofopzettelijk behulpzaam is geweest, door:
-
meerdere malen, in elk geval eenmaal,een hoeveelheid geld aan te nemen van voornoemde [Medeverdachte 1]
en/of[Medeverdachte 4],
-
meerdere malen, in elk geval eenmaal,een hoeveelheid hennep(gruis) aan te nemen van voornoemde [Medeverdachte 1] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rol van verdachte beperkt was en dat er geen initiatief van haar uitging. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd rekening te houden met het tijdsverloop en het feit dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten heeft begaan. Hij verzoekt te volstaan met de toepassing van art. 9a Sr, subsidiair het opleggen van een geheel voorwaardelijke taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is medeplichtig geweest aan de hennephandel van haar partner en diens medeverdachten, door geld en hennep(gruis) aan te nemen. Hennepproducten brengen risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaken mede daardoor schade van allerlei aard in de samenleving. Bekend is bovendien dat de hennephandel gepaard gaat met andere, ook zware vormen van criminaliteit.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 28 december 2023. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de ouderdom van de zaak. Het tijdsverloop in deze procedure heeft niet aan de verdediging gelegen. Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en komt ook daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 40 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 20 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 40 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2024.
Mr. M.J. Wasmann is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R020049, gesloten op 18 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.