In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, is op 17 april 2024 vonnis gewezen in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de betaling voor werkzaamheden aan de woning van [gedaagde]. [eiser] heeft in het najaar van 2022 werkzaamheden verricht in opdracht van [gedaagde] en heeft op 12 juli 2023 een factuur gestuurd van € 1.764,18, waarvan € 1.600,00 al was betaald. [eiser] vordert nu het resterende bedrag van € 1.851,61, vermeerderd met rente en kosten, en stelt dat de overeengekomen prijs € 2.600,00 was, inclusief btw. [gedaagde] betwist dit en voert aan dat de werkzaamheden minder kosten en dat de factuur niet correct is. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024 heeft [eiser] zijn vordering verminderd met de rente van € 180,00 exclusief btw.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen het eens zijn over de uitvoering van de werkzaamheden, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de overeengekomen prijs. De rechter oordeelt dat het bedrag van € 2.600,00 als inclusief btw moet worden beschouwd, en dat [gedaagde] reeds € 1.600,00 heeft betaald. De vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de aanmaning niet aan de wettelijke eisen voldeed. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.