ECLI:NL:RBGEL:2024:2492

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10812754
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag na werkzaamheden aan een woning met geschil over overeengekomen prijs en btw

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, is op 17 april 2024 vonnis gewezen in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de betaling voor werkzaamheden aan de woning van [gedaagde]. [eiser] heeft in het najaar van 2022 werkzaamheden verricht in opdracht van [gedaagde] en heeft op 12 juli 2023 een factuur gestuurd van € 1.764,18, waarvan € 1.600,00 al was betaald. [eiser] vordert nu het resterende bedrag van € 1.851,61, vermeerderd met rente en kosten, en stelt dat de overeengekomen prijs € 2.600,00 was, inclusief btw. [gedaagde] betwist dit en voert aan dat de werkzaamheden minder kosten en dat de factuur niet correct is. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024 heeft [eiser] zijn vordering verminderd met de rente van € 180,00 exclusief btw.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen het eens zijn over de uitvoering van de werkzaamheden, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de overeengekomen prijs. De rechter oordeelt dat het bedrag van € 2.600,00 als inclusief btw moet worden beschouwd, en dat [gedaagde] reeds € 1.600,00 heeft betaald. De vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de aanmaning niet aan de wettelijke eisen voldeed. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10812754 \ CV EXPL 23-8551
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
[eiser],
zaakdoende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D.J. Mensink (MICTA B.V.),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H. Vente

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 december 2023
- de mondelinge behandeling van 26 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn vordering verminderd met de in de factuur opgenomen rente van € 180,00 exclusief btw, zijnde € 217,80 inclusief btw.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in het najaar van 2022 in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden verricht aan de woning van [gedaagde] aan de [adres] .
2.2.
[gedaagde] heeft op 10 juli 2023 een bedrag van € 1.600,00 aan [eiser] betaald.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] op 12 juli 2023 een factuur gezonden ten bedrage van € 1.764,18 met als vervaldatum 26 juli 2023. Het factuurbedrag bestaat uit € 2.600,00 voor de uitgevoerde werkzaamheden en € 180,00 aan rente over 10 maanden, verminderd met € 1.322,00 aan betalingen en vermeerderd met 21% btw over voorgaande bedragen ad € 306,18.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van (€ 2.069,41 – 217,80 =) € 1.851,61, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden aan haar woning aan de [adres] heeft verricht, dan wel heeft laten verrichten. [gedaagde] heeft de in verband hiermee verzonden factuur ten bedrage van € 1.764,18 (na vermindering van met het reeds betaalde bedrag van € 1.600,00) niet voldaan en is daarom de wettelijke rente verschuldigd geworden. De wettelijke rente berekend tot de dag van de dagvaarding bedraagt € 40,60. Hij heeft zijn vordering uit handen gegeven en houdt [gedaagde] aansprakelijk voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 264,63. Nu in het factuurbedrag ten onrechte een bedrag van € 217,80 inclusief btw aan rente is opgenomen, moet [gedaagde] hem nog (€ 1.764,18 + € 40,60 +
€ 264,63 - € 217,80 =) € 1.851,61 betalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] ziet af van het vorderen van salaris voor de gemachtigde.
Volgens [gedaagde] betroffen de werkzaamheden de vervanging van het dak van de schuur en wat kleine klusjes binnenshuis. De reparatie van het dak zou € 1.100,00 kosten. Uiteindelijk is een totaalbedrag van € 1.600,00 overeengekomen en betaald.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht. Partijen verschillen van mening over de overeengekomen prijs van deze werkzaamheden.
4.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Uit de door [eiser] overgelegde producties (specifiek de whatsapp-correspondentie tussen partijen) blijkt dat hij op 2 oktober 2022 heeft aangegeven dat de prijs € 2.600,00 bedroeg en hij had begrepen dat de werkzaamheden nu klaar waren. [gedaagde] heeft daarop gereageerd met:
. De kantonrechter is van oordeel dat daaruit volgt dat partijen een bedrag van € 2.600,00 zijn overeengekomen. [gedaagde] heeft niet toegelicht waarom haar reactie tot een andere conclusie zou moeten leiden. Hoewel partijen het, nadat [gedaagde] in juni 2023 klachten heeft geuit over de verrichte werkzaamheden, nog wel over dit bedrag hebben gehad, blijkt uit de overgelegde stukken niet dat partijen nadien nadere overeenstemming hebben bereikt over een ander bedrag. [gedaagde] heeft tijdens de zitting bovendien aangegeven dat de klachten niet langer aan de orde zijn.
4.3.
De kantonrechter overweegt verder als volgt. [eiser] heeft het bedrag van € 2.600,00 vermeerderd met btw. Uit de overgelegde producties kan echter niet worden afgeleid dat het overeengekomen bedrag exclusief btw betrof, althans dat [eiser] dit bedrag met btw mocht verhogen. Nu [gedaagde] een consument is dient ervan uitgegaan te worden dat het door [eiser] genoemde bedrag inclusief btw is. Overigens volgt ook uit de overgelegde berichten dat de eerder genoemde bedragen ook niet werden verhoogd met btw. De kantonrechter is aldus van oordeel dat de btw is inbegrepen in het overeengekomen bedrag. Tussen partijen staat voorts vast dat [gedaagde] reeds een bedrag van € 1.600,00 heeft betaald. De vordering in hoofdsom wordt daarom toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
4.4.
De gevorderde wettelijke rente is berekend over een foutief, namelijk een te hoog, bedrag. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen over de resterende hoofdsom van € 1.000,00 vanaf 26 juli 2023 (de vervaldatum van de factuur). Hoewel partijen zijn overeengekomen dat pas betaald hoefde te worden na verkoop van de woning, is gesteld noch gebleken dat de woning op een later moment is verkocht.
4.5.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking. Er is namelijk niet gebleken dat aan [gedaagde] een aanmaning is verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, althans de aanmaning van 14 juli 2023 is verzonden voordat de betalingstermijn van de factuur was verstreken.
4.6.
Omdat beide partijen op enkele punten in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover het toegewezen bedrag, met ingang van 26 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.
51588 \ 918