ECLI:NL:RBGEL:2024:2484

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
413743
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betalingen door eigenaren van een chaletpark aan Houtbouwpark Rivierenland B.V.

In deze zaak vorderen de eisers, eigenaren of huurders van percelen op het chaletpark van Houtbouwpark Rivierenland B.V., terugbetaling van parkkosten en kosten voor nutsvoorzieningen die zij ten onrechte aan Houtbouwpark hebben betaald. De eisers stellen dat Houtbouwpark hen onterecht hogere parkkosten in rekening heeft gebracht dan overeengekomen, en dat de doorbelasting van kosten voor gas, elektriciteit en water niet conform de afspraken is gebeurd. Houtbouwpark betwist deze claims en stelt dat de kosten gerechtvaardigd zijn en dat de eisers niet alle relevante leveringsakten hebben overgelegd.

De rechtbank oordeelt dat de eisers onvoldoende hebben aangetoond dat zij onverschuldigd hebben betaald. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten. In reconventie vordert Houtbouwpark betaling van openstaande facturen door de eisers, die ook in dit geval onvoldoende hebben betwist dat zij deze bedragen verschuldigd zijn. De rechtbank wijst de vorderingen van Houtbouwpark toe en legt de proceskosten op aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/413743 / HZ ZA 23-14
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser 2] EN [eiser 3],
te [plaats 1] ,
3.
[eiser 4],
te [plaats 1] ,
4.
[eiser 5],
te [plaats 1] ,
5.
[eiser 6],
te [plaats 1] ,
6.
[eiser 7],
te [plaats 1] ,
7.
[eiser 8],
te [plaats 1] ,
8.
[eiser 9],
te [plaats 1] ,
9.
[eiser 10],
te [plaats 1] ,
10.
[eiser 11],
te [plaats 1] ,
11.
[eiser 12],
te [plaats 1] ,
12.
[eiser 13] EN [eiser 14],
te [plaats 1] ,
13.
[eiser 15],
te [plaats 1] ,
14.
[eiser 16],
te [plaats 1] ,
15.
[eiser 17],
te [plaats 1] ,
16.
[eiser 18] EN [eiser 19],
te [plaats 1] ,
17.
[eiser 20],
te [plaats 1] ,
18.
[eiser 21] EN [eiser 22],
te [plaats 1] ,
19.
[eiser 23],
te [plaats 1] ,
20.
[eiser 24],
te [plaats 1] ,
21.
[eiser 25],
te [plaats 1] ,
22.
[eiser 26],
te [plaats 1] ,
23.
[eiser 27],
te [plaats 1] ,
24.
[eiser 28],
te [plaats 1] ,
25.
[eiser 29],
te [plaats 1] ,
26.
[eiser 30],
te [plaats 1] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: eisers,
advocaat: mr. T.A. Timmermans te Veenendaal,
tegen
HOUTBOUWPARK RIVIERENLAND B.V.,
te Harderwijk,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Houtbouwpark,
advocaat: mr. S.J. van Susante te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 november 2023
- de akte overlegging producties 27 tot en met 30 van Houtbouwpark
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 februari 2024.
1.2.
Ten slotte is (vervroegd) vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Houtbouwpark exploiteert een chaletpark met een appartementengebouw in [plaats 1] . Eisers zijn eigenaren of huurders van een perceel grond met chalet op het chaletpark van Houtbouwpark (geweest).
2.2.
Bij de processtukken bevinden zich zes – niet gelijkluidende – leveringsakten van diverse kavels op Houtbouwpark. In alle leveringsakten (uit 2002 tot en met 2011) staat dat de koper een vergoeding vanwege parkkosten aan Houtbouwpark is verschuldigd, dat deze vergoeding voor het lopende jaar € 726,05 (inclusief btw) bedraagt en dat deze vergoeding jaarlijks wordt geïndexeerd conform de consumentenprijsindex. In de zes leveringsakten wordt ook verwezen naar de algemene voorwaarden van Houtbouwpark van 25 juni 2001.
2.3.
De relevante bepalingen uit de algemene voorwaarden van Houtbouwpark (in onderstaand citaat ‘Vennootschap’) luiden als volgt:
-
dat de Vennootschap zorg zal (doen) dragen voor:
- het parkbeheer, het schoon- en vrijhouden van wegen, paden en voorzieningen, verlichting en de ontvangst van een beperkt aantal televisiesignalen;
- (…)
-
dat de overige noodzakelijke werkzaamheden aan de wegen, paden, de afrastering, de slagboom en andere bij het Recreatiepark behorende algemene voorzieningen die van overheidswege of vanwege nutsbedrijven worden voorgeschreven, door de Vennootschap (of de door hem aan te wijzen vertegenwoordiger) worden uitgevoerd en aan de eigenaren van de kavels in het Recreatiepark in rekening kunnen worden gebracht;
(…)
6. Kosten verbonden aan het gebruik van gas, water en elektriciteit komen voor rekening van Koper, alsmede de zuiveringslasten en zakelijke belastingen, (…).
De kosten van gas worden de Koper rechtstreeks door de desbetreffende leverancier(s) in rekening gebracht.
De kosten van water en elektriciteit (inclusief administratie- en incasso opslag) worden via tussenkomst van de Beheerder aan de Koper in rekening gebracht.
2.4.
Op 28 september 2011 heeft Belangenvereniging Chaletpark [plaats 1] de volgende afspraak aan Houtbouwpark bevestigd:
Wij gaan akkoord met de ondergrondse vuilverwerking zoals overeengekomen.
Deze extra kosten 160,00 euro per jaar worden ondergebracht in de parkkosten
Ingaande 1 januari 2012
Afgesproken is dat de parkkosten voor het jaar 2012 niet verhoogd worden volgens Cbs statistieken zoals vermeld in onze contracten.
2.5.
Houtbouwpark heeft op 1 november 2011 de bewoners/eigenaren van voornoemde afspraak op de hoogte gesteld. In deze brief is opgenomen dat de kosten voor de vuilinzameling samen met de parkbijdrage voor 2012 in rekening worden gebracht.
2.6.
Eiser [eiser 30] heeft met ingang van 1 oktober 2012 een ‘overeenkomst inzake aansluiting op de centrale gasleiding, waterleiding, riolering en het elektriciteitsnet, alsmede levering van propaangas, water en elektra’ met Houtbouwpark gesloten.
2.7.
Op 23 maart 2021 heeft Houtbouwpark de parkkosten voor het jaar 2021 vastgesteld op € 2.000,00. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
2.8.
[betrokkene 1] heeft, op verzoek van Houtbouwpark, op 17 juni 2022 een rapport uitgebracht over de gehanteerde tarieven door Houtbouwpark. [betrokkene 1] concludeert dat het huidige tarief van Houtbouwpark voor de parkbijdrage (de parkkosten én de kosten voor noodzakelijke werkzaamheden) ver onder het benodigde bedrag ligt.
2.9.
Houtbouwpark heeft bij brief van 12 december 2022 de eigenaren/gebruikers van de kavels bericht dat de parkbijdrage vanaf 2023 anders wordt gefactureerd, conform het advies van [betrokkene 1] . Naast de parkkosten worden er bedragen in rekening gebracht voor de afvalverwerking, het gebruik van de groencontainer, het snoeien van de bomen en struiken, de riolering, energiekosten pompen en technische installaties, brievenbussen en overige onderhoudsvoorzieningen. Voor de hoogte van deze bedragen is aangesloten bij het advies van [betrokkene 1] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Eisers vorderen - na wijziging van eis - in conventie, uitvoerbaar bij voorraad, Houtbouwpark te veroordelen:
aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting in totaal te voldoen een bedrag van € 491.592,00 onder te verdelen aan de individuele eisers overeenkomstig de opstelling zoals in punt 5.5 in het lichaam van de dagvaarding opgenomen tabel;
tot betaling van de wettelijke rente per datum van onverschuldigde betaling tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.775,00.
3.2.
Eisers leggen - kort samengevat - het volgende aan hun vorderingen ten grondslag.
Eisers hebben ten onrechte te veel kosten aan Houtbouwpark betaald. Dit gaat om de in rekening gebrachte parkkosten en de kosten van de levering en doorbelasting van propaangas, elektriciteit en water. Houtbouwpark heeft vanaf 2016 jaarlijks hogere parkkosten in rekening gebracht dan partijen zijn overeengekomen, te weten; een jaarlijkse verhoging op basis van de consumentenprijsindex. De kosten voor het propaangas, elektriciteit en water heeft Houtbouwpark niet conform afspraak één-op-één doorbelast, maar is ten onrechte verhoogd met indirecte kosten. Daarnaast zijn de aanspraken op de heffingskorting en de tegemoetkoming van de energiekosten bij een blokaansluiting ten onrechte niet in mindering op de energiekosten gebracht. De advocaat van eisers heeft ter zitting aan alle verschillende posten van de vordering expliciet ten grondslag gelegd dat sprake is van onverschuldigde betaling.
3.3.
Houtbouwpark concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eisers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure.
3.4.
Houtbouwpark voert allereerst aan dat eisers, ook na de eiswijziging, hun vorderingen onvoldoende duidelijk en individueel hebben onderbouwd. Houtbouwpark betwist dat te hoge parkkosten in rekening zijn gebracht. De verhoogde parkkosten zijn terug te voeren op een verhoging met € 160,00 per 2012 aan extra kosten voor de ondergrondse vuilverwerking, een verhoging van het btw-percentage én op het feit dat de noodzakelijke werkzaamheden in de parkkosten zitten verdisconteerd. De kosten voor propaangas, elektriciteit en water zijn berekend conform de algemene voorwaarden, dan wel conform de overeenkomst van 1 oktober 2012. Deze kosten bestaan uit de kosten die Houtbouwpark aan derden heeft betaald alsmede de kosten van het netwerk en de infrastructuur op het park achter de hoofdmeter om de individuele kavels te voorzien. Bovendien blijkt volgens Houtbouwpark uit de diverse tarieven in het advies van [betrokkene 1] dat redelijke bedragen aan parkkosten, inclusief de kosten voor noodzakelijke werkzaamheden, alsook voor de doorlevering van de nutsvoorzieningen zijn gefactureerd.
in reconventie
3.5.
Houtbouwpark vordert in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad, elk van eisers te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Houtbouwpark te betalen:
het bedrag zoals voor de betreffende eiser opgenomen in productie 25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de factuur, te weten 14 dagen na declaratiedatum, subsidiair vanaf het moment dat het verzuim is ingetreden, meer subsidiair vanaf de dag van deze dagvaarding, tot aan die der algehele voldoening;
de buitengerechtelijke kosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gerekend over de hoofdsom zoals voor de betreffende eiser opgenomen onder productie 25;
de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, één en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en dat eisers de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zullen zijn als zij de proceskosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis zullen hebben voldaan.
3.6.
Houtbouwpark legt - kort samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat diverse eisers (een deel van) de facturen van Houtbouwpark niet (volledig) hebben betaald.
3.7.
Eisers concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Houtbouwpark, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Houtbouwpark, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Houtbouwpark in de kosten van deze procedure.
3.8.
Eisers hebben ter zitting het overzicht van de betalingsachterstand, zoals opgenomen in productie 25 bij de conclusie van antwoord in reconventie, erkend. Eisers betwisten echter de hoogte van deze facturen en beroepen zich op verrekening van deze openstaande bedragen met hun vorderingen op Houtbouwpark (in conventie).
3.9.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
inleiding
4.1.
Degene die een ander zonder rechtsgrond een geldsom heeft betaald, is gerechtigd dit bedrag van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen (artikel 6:203 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek (BW)). Op eisers, degenen die de vordering uit onverschuldigde betaling hebben ingesteld, rust de stelplicht en de bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij hebben betaald zonder rechtsgrond.
parkkosten
4.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat eisers parkkosten zijn verschuldigd, dat deze parkkosten in de overgelegde leveringsakten voor 2001 waren vastgesteld op € 726,05 en dat dit bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd. Ter zitting is echter gebleken dat er ook leveringsakten zijn van andere eisers, die op een later moment een kavel hebben gekocht, waarin een hoger bedrag aan parkkosten is afgesproken. Uit het overzicht van eisers volgt bijvoorbeeld dat zes eisers de kavel pas in de periode 2016 tot en met 2021 hebben gekocht. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat bij alle eisers als uitgangspunt het bedrag van € 726,05 in 2001 kan worden gehanteerd. Daarnaast zijn de parkkosten in 2012 conform afspraak niet geïndexeerd, maar met € 160,00 verhoogd en werd dit bedrag in de jaren erna ook geïndexeerd. Eisers hebben deze (terechte) verhoging niet verwerkt in hun berekening van de parkkosten. Het voorgaande leidt er al toe dat eisers niet hebben onderbouwd dat zij te veel aan parkkosten hebben betaald.
Daarbij komt dat Houtbouwpark heeft aangevoerd dat zij naast de algemene parkkosten ook de kosten voor de overige noodzakelijke werkzaamheden in de gefactureerde parkkosten heeft verdisconteerd. Omdat niet alle leveringsakten zijn overgelegd én de overgelegde leveringsakten niet gelijkluidend zijn, maar daarin wel wordt verwezen naar de algemene voorwaarden van Houtbouwpark, dienen deze algemene voorwaarden als uitgangspunt. Houtbouwpark mag de kosten voor overige noodzakelijke werkzaamheden in rekening brengen bij eisers (zie het citaat in rechtsoverweging 2.3.). Houtbouwpark heeft deze kosten niet apart gefactureerd, maar in de parkkosten opgenomen. Dit maakt dat het minder inzichtelijk voor eisers is geweest, maar dat betekent niet dat Houtbouwpark niet gerechtigd was om de kosten voor de overige noodzakelijke werkzaamheden op die manier in rekening te brengen. Eisers hebben dan ook onvoldoende onderbouwd dat zij een deel van de gefactureerde parkkosten (inclusief de kosten voor de overige noodzakelijke werkzaamheden) zonder rechtsgrond zouden hebben betaald.
doorbelasting levering propaangas, elektriciteit en water
4.3.
Niet in geschil is dat Houtbouwpark kosten voor de levering van propaangas, elektriciteit en water bij eisers in rekening mag brengen. Partijen verschillen van mening over de omvang van deze kosten. Eisers beroepen zich op de overeenkomst met Houtbouwpark van 1 oktober 2012, maar onduidelijk is of deze overeenkomst met alle eisers is gesloten en welke afspraken zijn gemaakt met de eisers die na 2012 hun kavel hebben gekocht. Daarom wordt aangesloten bij het verweer van Houtbouwpark dat deze kosten op grond van de algemene voorwaarden in rekening worden gebracht. In de algemene voorwaarden is niet bepaald dat slechts de kosten van de energieleverancier (tot aan de hoofdmeter) één-op-één aan eisers mogen worden doorbelast, zoals eisers betogen. Houtbouwpark heeft ter zitting ook toegelicht dat zij kosten moet maken om de doorlevering vanaf de hoofdmeter via haar eigen netwerk en infrastructuur naar de individuele kavels te realiseren. Ook deze kosten mogen derhalve op grond van de algemene voorwaarden bij eisers in rekening worden gebracht. Reeds daarom zijn de berekeningen van eisers niet juist. Eisers hebben daarnaast, gelet op de gemotiveerde betwisting van Houtbouwpark, onvoldoende gesteld dat zij (via Houtbouwpark) recht zouden hebben op de heffingskorting en de tegemoetkoming van de energiekosten, wat zou moeten leiden tot verlaging van de kosten. Er is dus niet komen vast te staan dat eisers een deel van de gefactureerde kosten voor de doorbelasting van de levering van propaangas, elektriciteit en water zonder rechtsgrond zouden hebben betaald.
conclusie
4.4.
Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat zij de afgelopen jaren te veel kosten aan Houtbouwpark hebben betaald. De rechtbank merkt daarbij volledigheidshalve nog op dat na de eiswijziging, waarbij de bedragen alleen per kostenpost zijn gewijzigd zonder dit per individuele eiser te berekenen, de vordering van eisers ook onvoldoende bepaalbaar is om toe te kunnen wijzen.
4.5.
Eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Houtbouwpark worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2,00 punten × € 3.502,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
12.880,00
4.6.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
in reconventie
onbetaalde facturen
4.7.
Houtbouwpark stelt dat diverse eisers de facturen voor de parkkosten, nutsvoorzieningen en/of zuiveringslasten niet (volledig) hebben voldaan en vordert betaling van deze achterstanden. Eisers betwisten de openstaande facturen van de parkkosten deels, voor zover het de hoogte van de geïndexeerde parkkosten overschrijdt. Voor de facturen tot en met het jaar 2022 geldt dat Houtbouwpark één totaalbedrag aan parkkosten én de kosten voor overige noodzakelijke werkzaamheden in rekening heeft gebracht. Het is niet gebleken dat deze kosten onredelijk zouden zijn. Houtbouwpark heeft gemotiveerd gesteld dat zij, mede in verband met het feit dat de bewoners het park in de loop der jaren steeds vaker permanent zijn gaan gebruiken, grotere kosten heeft moeten maken. Houtbouwpark heeft voor 2022 dezelfde parkkosten in rekening gebracht als in 2021. Houtbouwpark heeft de parkkosten voor het jaar 2023, het grootste gedeelte van de vordering in reconventie, op een andere wijze gefactureerd. Op de factuur van 20 december 2022 zijn de parkkosten, afvalverwerking, gebruik groencontainer en noodzakelijke werkzaamheden (onderhoud) per kostenpost in rekening gebracht.
4.8.
Eisers hebben aangevoerd dat de kosten voor afvalverwerking (inclusief het gebruik groencontainer) en de kosten voor onderhoud onder de parkkosten vallen en dat deze kosten daarom ten onrechte extra in rekening worden gebracht. Bovendien wordt de hoogte van de kosten van deze noodzakelijke werkzaamheden (onderhoud) betwist.
4.9.
Uitgangspunt voor de in rekening te brengen kosten zijn de algemene voorwaarden van Houtbouwpark (waarvan de toepassing hiervoor in rechtsoverweging 4.2. is overwogen en is geciteerd in rechtsoverweging 2.3.). De overige noodzakelijke werkzaamheden zijn - kort samengevat - alle kosten buiten het parkbeheer, het schoon- en vrijhouden van wegen, paden en voorzieningen én de verlichting. Houtbouwpark heeft in haar brief aan eisers van 12 december 2022 uitgelegd dat afvalverwerking, het gebruik van de groencontainer, het snoeien van de bomen en struiken, de riolering, energiekosten pompen en technische installaties, brievenbussen en overige onderhoudsvoorzieningen als overige noodzakelijke werkzaamheden (onderhoud) zijn aan te merken. Eisers hebben hun stelling dat voormelde posten onder het parkbeheer vallen, onvoldoende onderbouwd en ook overigens vindt de rechtbank hiervoor geen steun in de stukken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze werkzaamheden niet vallen onder het parkbeheer, het schoon- en vrijhouden van wegen, paden en voorzieningen en/of de verlichting en daarom op grond van de algemene voorwaarden naast de parkkosten in rekening mogen worden gebracht.
4.10.
Houtbouwpark heeft in de factuur van 20 december 2022 een bedrag van € 687,47 voor deze ‘noodzakelijke werkzaamheden (onderhoud) 2023’ in rekening gebracht. Dat deze overige noodzakelijke kosten eenmalig moeten zijn, vooraf moeten worden aangekondigd én apart moeten worden gefactureerd, zoals eisers betogen, is volgens de algemene voorwaarden niet vereist. Een verhoging van € 120,90 voor de totale parkbijdrage ten opzichte van 2022 is evenmin onredelijk. Eisers hebben onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit bedrag van € 687,47 voor de noodzakelijke werkzaamheden (onderhoud) 2023 te hoog zou zijn.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet is komen vast te staan dat Houtbouwpark een te hoog bedrag aan eisers heeft gefactureerd. Eisers zijn deze facturen aan Houtbouwpark dan ook verschuldigd. Het verweer van eiser [eiser 27] dat een maandelijkse betalingsregeling is overeengekomen, is niet nader onderbouwd en door Houtbouwpark weersproken. Het verweer van eisers dat de voorschotfacturen (voor de nutsvoorzieningen) niet als achterstand zijn aan te merken, omdat deze bedragen worden verrekend bij de definitieve afrekening, slaagt evenmin. Eisers hebben nimmer geprotesteerd tegen deze wijze van facturering en daarop (deel)betalingen verricht. Deze voorschotfacturen zijn daarom eveneens verschuldigd. Dit betekent dat de diverse eisers - zoals opgenomen in productie 25 bij de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie - worden veroordeeld tot betaling van de nog openstaande facturen. In het dictum zal de hoofdsom per individuele eiser (conform productie 25 van Houtbouwpark met het bijbehorende klantnummer) worden toegewezen.
wettelijke rente
4.12.
Houtbouwpark heeft op 20 december 2022 betalingsherinneringen aan eisers gestuurd met een overzicht van de openstaande facturen met het verzoek binnen veertien dagen tot betaling over te gaan. Tevens is in de brief opgenomen dat, indien niet binnen voornoemde termijn is betaald, aanspraak wordt gemaakt op de wettelijke rente en incassokosten. Omdat eisers nog een termijn is gegund om te betalen zonder verhoging van de wettelijke rente, zal voor alle openstaande facturen de (subsidiair) gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 4 januari 2023.
buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
Buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd nadat eisers zijn aangemaand als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Het bedrag dat als vergoeding voor de incassokosten in rekening zal worden gebracht moet in de aanmaning worden vermeld. Houtbouwpark heeft in de betalingsherinneringen van 20 december 2022 de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten niet aangezegd, zodat die brief niet als aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW kan worden aangemerkt. Bovendien is de betalingsherinnering op dezelfde dag als de factuur van de parkkosten voor 2023 gestuurd, terwijl eisers nog niet in verzuim waren met de betaling van deze factuur. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden daarom afgewezen.
proceskosten
4.14.
De in het dictum genoemde eisers zijn in reconventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Houtbouwpark worden begroot op:
- salaris advocaat
3.502,00
(2,00 punten × factor 0,5 × € 3.502,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.641,00
4.15.
Ook deze proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van eisers af,
5.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten van € 12.880,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser 1] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 2.201,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eiser 1] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 960,16, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [eiser 2] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 846,06, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [eiser 4] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 5.672,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [eiser 5] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 404,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.8.
veroordeelt [eiser 6] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 7.210,46, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.9.
veroordeelt [eiser 7] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 7.072,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.10.
veroordeelt [eiser 8] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 4.056,90, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.11.
veroordeelt [eiser 8] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 2.370,90, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.12.
veroordeelt [eiser 9] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 5.712,45, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.13.
veroordeelt [eiser 10] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 863,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.14.
veroordeelt [eiser 12] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 889,94, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.15.
veroordeelt [betrokkene 2] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 1.730,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.16.
veroordeelt [eiser 16] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 270,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.17.
veroordeelt [eiser 17] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 5.228,84, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.18.
veroordeelt [eiser 18] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 3.181,07, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.19.
veroordeelt [eiser 20] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 5.476,29, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.20.
veroordeelt [eiser 22] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 3.816,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.21.
veroordeelt [eiser 23] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 3.308,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.22.
veroordeelt [eiser 24] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 771,71, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.23.
veroordeelt [eiser 25] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 480,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.24.
veroordeelt [eiser 8] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 3.676,90, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.25.
veroordeelt [eiser 30] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 1.962,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.26.
veroordeelt [eiser 27] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 2.983,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.27.
veroordeelt [eiser 28] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 1.595,14, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.28.
veroordeelt [eiser 29] (klantnummer [nummer] ) om aan Houtbouwpark te betalen een bedrag van € 3.276,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.29.
veroordeelt eisers als genoemd in rechtsoverweging 5.3. tot en met 5.28. hoofdelijk in de proceskosten van € 3.641,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in conventie en in reconventie
5.30.
veroordeelt eisers hoofdelijk tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen net de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze kosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.31.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.32.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Veldhuizen, mr. K.H.A. Heenk en mr. A.J.J.M. Weijnen en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
AV/KH/AW