ECLI:NL:RBGEL:2024:2446

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
406384
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake fraude met schilderijen en bewijsopdracht in verzekeringsrecht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben twee eisers in conventie, beiden wonende te Den Haag, een vordering ingesteld tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. De eisers stelden dat Achmea hen onterecht beschuldigde van fraude met betrekking tot als gestolen opgegeven schilderijen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 5 juli 2023 een bewijsopdracht gegeven aan Achmea om aan te tonen dat de factuur van een schilderij vals was en dat de eiser in conventie, gedaagde in reconventie, hiervan op de hoogte was. Achmea heeft getuigen gehoord en bewijs gepresenteerd, maar de rechtbank oordeelde dat Achmea niet geslaagd was in de bewijsopdracht. De getuige verklaarde dat de schilder Guy Olivier de facturen niet kende en dat er geen bewijs was dat de schilderijen vals waren. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eisers in conventie moesten worden afgewezen en dat Achmea in de proceskosten moest worden veroordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van Achmea in reconventie eveneens afgewezen, en de proceskosten aan beide zijden vastgesteld. Het vonnis is uitgesproken op 10 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/406384 / HA ZA 22-307/ 420 / 876
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van

1.[eiser in conventie gedaagde in reconventie 1] ,

2.
[eiser in conventie gedaagde in reconventie 2],
beiden wonende te Den Haag,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] en afzonderlijk [eiser in conventie gedaagde in reconventie 1] en [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] ,
advocaat: mr. M. Goedhart te Amsterdam,
procederend onder toevoegingsnummer 4ON8055 ( [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] ) en 4ON8058 ( [eiser in conventie gedaagde in reconventie 1] )
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. A.W. Hendriks te Apeldoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2023
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 oktober 2023
- de akte van [gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] met een productie
- de akte van Achmea.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 5 juli 2023 is overwogen en beslist.
in conventie
2.2.
Zoals onder 4.11. van het tussenvonnis van 5 juli 2023 is overwogen, komt de rechtbank tot een afwijzing van de vordering in conventie.
2.3.
[gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
Totaal
1.904,00
in reconventie
2.4.
In het vonnis van 5 juli 2023 is Achmea opgedragen te bewijzen dat [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] bij de schademelding van de inbraak van 24 juli 2017 opzettelijk een valse factuur heeft ingediend van 5 oktober 2011 voor een schilderij van Guy Olivier genaamd ‘Femme assise boit du vin’.
2.5.
Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft Achmea de heer A. [getuige 1] , werkzaam als toedrachtonderzoeker bij Achmea, als getuige gehoord. De heer [getuige 1] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
“ U vraagt mij naar mijn contacten met de schilder Guy Olivier tijdens mijn onderzoeken. In mijn eerste onderzoek in 2017 heb ik geprobeerd om telefonisch en per mail met hem in contact te komen maar dat is niet gelukt. Daar heb ik het toen bij gelaten. Toen ik dezelfde naam in het tweede onderzoek voorbij zag komen, heb ik hem in Amsterdam in zijn atelier opgezocht. Ik heb hem alle drie de facturen van The Hague Art laten zien. De eerste factuur uit het eerste dossier en nog twee andere facturen uit het nieuwe dossier. Guy Olivier gaf mij te kennen dat hij The Hague Art helemaal niet kende, net zo min als de titels in de daarin genoemde schilderijen. Ook gaf hij aan dat hij de daarin opgenomen afmetingen niet gebruikt. Hij vond dit raar en zei dat hij dit zelf zou uitzoeken. Ik heb met hem afgesproken dat ik de facturen per mail zou toesturen zodat hij het verder zou kunnen uitzoeken. Toen ik niks hoorde heb ik hem per mail gerappelleerd. Daarop heeft hij geantwoord. U toont mij productie 6 van Achmea, dat is de mailwisseling die ik bedoel. Tot zover mijn contacten met Guy Olivier tijdens mijn onderzoeken in 2017 en 2018.
In de afgelopen twee weken heb ik opnieuw contact met hem gezocht naar aanleiding van de door [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] overgelegde verklaring van zijn vader [vader eiser in conventie gedaagde in reconventie2] (productie 11). De eerste keer heb ik hem gebeld en hem verteld dat ik de verklaring van [vader eiser in conventie gedaagde in reconventie2] bij hem wilde verifiëren. Hij zei: stuur maar een mail. Dat heb ik vervolgens gedaan en daarin stukken uit de verklaring geciteerd en gevraagd of hij daarop wilde reageren. Ik heb van hem geen mail terug ontvangen. Daarop heb ik weer geprobeerd hem te bellen, eerst een keer zijn voicemail ingesproken en hem daarna te pakken gekregen. Hij zei mij toen dat hij het een vreemde zaak vond, dat het allemaal niet klopte en dat hij er niks mee te maken wilde hebben. Hij heeft verder niet inhoudelijk gereageerd op de verklaring van [vader eiser in conventie gedaagde in reconventie2] . Vervolgens is het gesprek beëindigd.
Ik wil nog vertellen dat ik in 2017 onderzoek heb gedaan op internet. Toen ik googelde op The Hague Art kreeg ik geen enkele hit. Ook niet toen ik het nog een keer probeerde in 2018. Dat geldt ook voor afgelopen weken. Ik heb nu ook onderzoek gedaan naar het adres dat staat vermeld op de factuur van 5 oktober 2011, Finnenburg 70 te Den Haag. Dat is altijd een woonadres geweest. Ik heb Cyclomedia geraadpleegd en gekeken naar beelden van 2009. Daarop heb ik gezien dat het gebouw op dat moment opnieuw werd opgebouwd zodat er geen galerie kan hebben gezeten. Op dat adres is volgens de Kamer van Koophandel ook nooit het bedrijf The Hague Art gevestigd geweest.
De factuur van 2011 verschilt qua lay-out met de facturen van 2018. Dat vond ik opvallend. De Nederlandse vertaling op de factuur van 2011 klopt ook niet. Dat moet niet dikke dame maar zittende dame zijn.
Ik heb onderzoek gedaan naar wanneer Guy Olivier bekend is geworden. Ik heb op internet zijn biografie gevonden. Daaruit blijkt dat hij al voor 1996 is begonnen als schilder. Al in dat jaar is hij doorgebroken. Binnen twee jaar daarna kon hij al leven van de verkoop van zijn schilderijen en nog steeds.
(…)
Ik heb onlangs een onafhankelijk taxateur Peter van Os benaderd voor algemene vragen. Hij vertelde mij dat het wel voorkomt dat werken zonder naam door een koper een aanduiding wordt gegeven maar meestal is dat niet zo heel specifiek. (…)
U vraagt mij nog of ik op de website van Guy Olivier al zijn werken heb kunnen terugvinden. Lang niet al zijn werken zijn daarop te vinden, vooral zijn recente werk. Eerdere werken van hem kun je wel terugvinden op websites van galeries die het in de verkoop hebben.
(…)
Ik heb Guy Olivier niet gevraagd of hij in het verleden wel gebruik heeft gemaakt van afmetingen zoals op de facturen staan beschreven. Hij heeft mij destijds alleen verteld dat hij daar geen gebruik van heeft gemaakt.
(…)
Ik heb op de website van Guy Olivier specifiek gezocht naar de afmetingen die hij zelf noemt bij zijn werken. Dat zijn nooit getallen die op een tiental zijn afgerond, anders dan de afmetingen die op de facturen staan. Ik noem een voorbeeld: 76 bij 86cm. Dat zelfde heb ik ook op internet bij andere galeries teruggezien. Ik heb geen enkel schilderij kunnen vinden met een afmeting dat eindigde op een rond tiental.”
2.6.
In de akte na getuigenverhoor concludeert Achmea dat zij is geslaagd in de bewijsopdracht. Dat de factuur van 5 oktober 2011 vals is en dat [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] hiervan op de hoogte moet zijn geweest volgt volgens Achmea onder meer uit het feit dat er nooit een galerie gevestigd is geweest aan de Finnenburg 70 te Den Haag en dat verder ook nergens uit blijkt dat The Hague Art ooit actief is geweest in de kunstbranche, ook niet via internet. Volgens Achmea leidt het feit dat de lay-out van de factuur uit 2011 verschilt van de facturen uit 2018, de vermelding van twee btw-nummers op de factuur alsmede het wegvallen van een gedeelte van de tekst en de verkeerde vertaling van de titel van het schilderij eveneens tot de conclusie dat sprake is van een valse factuur. Achmea stelt verder dat Guy Olivier altijd zelf een naam aan zijn schilderijen geeft en dat deze naam bij hem niet bekend is. Tot slot kan volgens Achmea het verhaal van de vader van [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] dat hij in de periode van de bescheiden opkomst van Guy Olivier in de jaren 2008-2010 zo’n dertig schilderijen van Guy Olivier heeft opgekocht niet juist zijn, aangezien Guy Olivier al in 1996 was doorgebroken en zijn werk zowel in het binnenland als in het buitenland goed werd verkocht.
2.7.
[gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] concludeert in de akte na getuigenverhoor dat Achmea niet is geslaagd in de bewijsopdracht, omdat Achmea niet heeft aangetoond dat sprake is van een valse factuur noch dat sprake is van het opzettelijk indienen van een valse factuur door [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] . Hierbij voert [gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] , samengevat, aan dat uit de gegevens van de Kamer van Koophandel volgt dat The Hague Art wel op de Finnenburg 70 gevestigd is geweest, dat de lay-out van de facturen in de loop van de jaren is gewijzigd, dat The Hague Art zelf een naam aan het schilderij heeft gegeven en dat niet kan worden uitgesloten dat Guy Olivier de betreffende afmetingen van het schilderij (met of zonder lijst) in het verleden wel heeft gebruikt, nu dit kennelijk niet aan hem is gevraagd.
2.8.
Uit randnummers 18 en 19 van de akte na getuigenverhoor van Achmea lijkt te volgen dat Achmea haar vordering in reconventie jegens [eiser in conventie gedaagde in reconventie 1] voortzet, ondanks de bindende eindbeslissing van de rechtbank onder rov. 4.14. van het tussenvonnis van
5 juli 2023, inhoudende dat de vordering in reconventie jegens [eiser in conventie gedaagde in reconventie 1] voor afwijzing gereed ligt. Een onderbouwd verzoek tot heroverweging ontbreekt, zodat de rechtbank reeds daarom al hieraan voorbij gaat.
2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is Achmea niet geslaagd in de bewijsopdracht. Daarvoor acht de rechtbank het volgende redengevend. Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] volgt dat Guy Olivier geen verdere inhoudelijke reactie heeft willen geven. Er resteert dus alleen de verklaring van [getuige 1] van wat er volgens hem tijdens zijn gesprek met Guy Olivier is gezegd en het in het tussenvonnis van 5 juli 2023 onder rov. 2.7. al opgenomen e-mailbericht van 22 maart 2019 van Guy Olivier. [getuige 1] heeft als getuige verklaard dat hij Guy Olivier drie facturen van The Hague Art heeft laten zien, waaronder de factuur van 5 oktober 2011, en dat Guy Olivier hem heeft verteld dat hij The Hague Art en de titels van de in de facturen opgenomen schilderijen niet kende en dat hij de afmetingen van de schilderijen zoals die in de facturen staan niet gebruikt. Zoals onder rov. 4.18. van het tussenvonnis al is opgenomen, kan de opmerking van Guy Olivier dat hij The Hague Art niet kent, niet tot bewijs dienen dat er sprake is van een valse factuur, nu [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] niet heeft gesteld dat The Hague Art de schilderijen rechtstreeks bij Guy Olivier heeft gekocht. De stelling is immers dat het betreffende schilderij onderdeel is van een 30-tal schilderijen die The Hague Art van een opkoper heeft gekocht. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt verder dat het volgens een onafhankelijk taxateur kan voorkomen dat de koper een naam geeft aan een kunstwerk. Hoewel dit kennelijk niet vaak voorkomt, bevestigt dit het bestaan van de mogelijkheid dat een schilderij een naam krijgt waarmee de kunstenaar niet bekend is. Dat dit bij de werken van Guy Olivier niet het geval kan zijn, omdat, zoals Achmea stelt, Guy Olivier altijd zelf een naam aan zijn kunstwerken geeft, vindt geen onderbouwing in het e-mailbericht van Guy Olivier van 22 maart 2019 noch in de getuigenverklaring van [getuige 1] . Wat betreft de afmetingen oordeelt de rechtbank dat uit de getuigenverklaring volgt dat [getuige 1] niet aan Guy Olivier heeft gevraagd of hij in het verleden wel gebruik heeft gemaakt van de afmetingen zoals die op de factuur staan beschreven. De website van Guy Olivier bevat vooral zijn recente werk, zodat dit een verklaring kan zijn voor het feit dat daarop geen schilderijen zijn te vinden met de hier betreffende afmetingen. Verder heeft te gelden dat het niet kunnen vinden van schilderijen van Guy Olivier met de hier betreffende afmetingen tijdens de zoektocht van [getuige 1] op het internet niet wil zeggen dat deze niet kunnen bestaan, te meer nu volgens [getuige 1] daarop vooral schilderijen te vinden zijn die (nog) niet zijn verkocht. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat niet is aangetoond dat Guy Olivier nooit een schilderij heeft gemaakt met de specificaties zoals vermeld op de factuur van 2011.
2.10.
Ook de overige in de getuigenverklaring en de akte van Achmea naar voren gebrachte omstandigheden kunnen niet bijdragen aan het bewijs dat sprake is van het opzettelijk indienen van een valse factuur. In de gegevens van de Kamer van Koophandel is onder ‘oude vestigingsadressen’ opgenomen dat The Hague Art gevestigd is geweest aan de Finnenburg 70 te De Haag. Achmea heeft niet of althans onvoldoende aangetoond dat het niet mogelijk is geweest om een galerie te exploiteren vanuit een woonadres. De door Achmea gestelde bouwwerkzaamheden in 2009 zeggen niets over de (on)mogelijkheid van exploitatie van een galerie op die locatie in 2011. De enkele verklaring van [getuige 1] dat hij geen internetactiviteiten van The Hague Art heeft kunnen vinden, is onvoldoende om te komen tot de conclusie dat The Hague Art nooit actief is geweest in de kunstbranche.
Wat betreft de verschillen in lay-out van de facturen heeft te gelden dat er zeven jaar tussen zit, zodat de lay-out van de facturen door de jaren heen kan zijn gewijzigd, zoals [gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] ook heeft betoogd. Het enkele feit dat er kennelijk twee verschillende BTW nummers op de factuur staan vermeld, wil niet zeggen dat daarmee bewezen is dat sprake is van een valse factuur. Ook hetgeen Achmea heeft aangevoerd over de geloofwaardigheid van het opkopen van een partij schilderijen van Guy Olivier is niet voldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat daarmee is aangetoond dat sprake is van een valse factuur, nog daargelaten dat daarmee de bij [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] benodigde wetenschap van de valsheid van de factuur niet is aangetoond.
2.11.
Hoewel de door Achmea aangedragen omstandigheden tot enige twijfel kunnen leiden omtrent de professionaliteit van The Hague Art als galerie, rechtvaardigt dit niet de conclusie dat de stellingen van [eiser in conventie gedaagde in reconventie 2] omtrent de aanschaf van het schilderij zodanig onnavolgbaar en daarmee ongeloofwaardig zijn dat daarmee voldoende mate van zekerheid is verkregen dat er is gefraudeerd. De conclusie is dan ook dat niet aan de strenge eisen, zoals die zijn uiteen gezet onder rov. 4.17. van het tussenvonnis van 5 juli 2023 is voldaan. Dit betekent dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
2.12.
Achmea is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.842,00
(3,00 punten × € 614,00)
Totaal
1.842,00

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen van [gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] af,
3.2.
veroordeelt [gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot dit vonnis vastgesteld op € 1.904,00,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen van Achmea af,
3.5.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke eisers in conventie gedaagden in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.842,00,
3.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op
10 april 2024.