Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
2.De feiten
Hij bereikt op 20-4-2018 het einde van de wachttijd.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert eiser, [eiser], een uitkering op basis van een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering die hij had afgesloten bij Achmea. Eiser stelt dat hij ten tijde van het aangaan van de verzekeringsovereenkomst op 13 september 2019 arbeidsgeschikt was, ondanks dat hij eerder arbeidsongeschikt was verklaard. Eiser heeft als algemeen directeur gewerkt bij [bedrijf 1] en is op 4 maart 2016 uitgevallen wegens gezondheidsklachten. Na een periode van ziekte heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd en is hij in 2019 als commercieel directeur bij [bedrijf 3] gaan werken. Echter, hij heeft zich opnieuw ziekgemeld en zijn arbeidsovereenkomst is beëindigd na het faillissement van [bedrijf 3].
Achmea heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering afgewezen, omdat eiser volgens hen al arbeidsongeschikt was bij de indiensttreding bij [bedrijf 3] en dus geen recht had op dekking onder de verzekering. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst inderdaad arbeidsongeschikt was in de zin van de polisvoorwaarden, omdat hij een medische urenbeperking had van maximaal 30 uur per week. De rechtbank concludeert dat eiser niet als arbeidsgeschikte werknemer had moeten worden aangemeld en dat de automatische acceptatie van de verzekering niet op hem van toepassing was.
De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en oordeelt dat hij geen recht heeft op een uitkering op basis van de verzekering. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van Achmea, die zijn begroot op € 1.904,00. Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en openbaar uitgesproken op 24 april 2024.