ECLI:NL:RBGEL:2024:2434

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
05/146216-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot gevangenisstraf en taakstraf voor pogingen tot zware mishandeling, bedreiging, diefstal en huisvredebreuk

Op 25 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man uit Purmerend, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder twee pogingen tot zware mishandeling, bedreiging, diefstal en huisvredebreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 juni 2023 in Winterswijk twee slachtoffers heeft mishandeld, waarbij hij hen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, maar heeft hem wel veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor bedreiging en diefstal. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 176 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd van twee jaar houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [naam slachtoffer 1], voor materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/146216-23
Datum uitspraak : 25 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. J.C. Stam, advocaat in Borne.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Winterswijk aan [naam slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten zware hersenschudding en/of gekneusde kaken
en/of bloeduitstortingen en/of oogletsel heeft toegebracht door die [naam slachtoffer 1]
  • één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te duwen en/of
  • tegen de knie en/of achterwerk en/of het hoofd, althans het lichaam te trappen en/of te schoppen
  • (stevig) vast te pakken en/of (vervolgens) mee te sleuren (van de trap af naar buiten)
  • één of meermalen trappend en/of duwend ten val te brengen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Winterswijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of
  • tegen de knie en/of achterwerk en/of het hoofd, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft getrapt en/of geschopt en/of
  • die [naam slachtoffer 1] (stevig) heeft vast gepakt en/of (vervolgens) (van de trap af naar buiten) heeft gesleurd en/of getrokken en/of
  • één of meermalen die [naam slachtoffer 1] trappend en/of duwend ten val heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Winterswijk, met voorbedachten rade
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1]
  • één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te duwen en/of
  • tegen de knie en/of achterwerk en/of het hoofd, althans het lichaam te trappen en/of te schoppen
  • (stevig) vast te pakken en/of (vervolgens) mee te sleuren (van de trap af naar buiten)
  • één of meermalen trappend en/of duwend ten val te brengen;
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten zware hersenschudding en/of gekneusde kaken en/of bloeduitstortingen en/of oogletsel ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • die [naam slachtoffer 2] één of meermalen in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of
  • die [naam slachtoffer 2] één of meermalen met een krultang, althans een voorwerp op het hoofd heeft geslagen en/of
- de hals/nek van die [naam slachtoffer 2] (gedurende enige tijd, krachtig) heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Winterswijk zijn levensgezel, [naam slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door
  • die [naam slachtoffer 2] één of meermalen in/tegen het gezicht, althans tegen/op het hoofd te slaaen en/of te stompen en/of te duwen en/of
  • die [naam slachtoffer 2] één of meermalen met een krultang, althans een voorwerp op het hoofd te slaan en/of
  • de hals/nek van die [naam slachtoffer 2] (gedurende enige tijd, krachtig) dicht te knijpen;
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Winterswijk [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik kan jou ook neersteken met dit hé" en/of "Ik ben nog lang niet klaar met je" en/of "Ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Winterswijk één of meer telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 13 juni 2023 te Winterswijk
(telkens) in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, (op/aan) [straatnaam] en/of [straatnaam]
bij een ander, te weten bij (respectievelijk) [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] , althans bij
een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
FEIT 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit: een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft bepleit dat het letsel van aangever niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast is de raadsman van mening dat geen sprake is geweest van voorbedachten raad of van een poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken voor wat betreft de voorbedachten raad. Voor het overige heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de verklaring van aangever [naam slachtoffer 1] bij de politie blijkt dat verdachte ineens achter hem in de woonkamer stond. Aangever voelde een vuist tegen zijn linkerslaap aan komen. Verdachte sloeg aangever 5 à 6 keer met zijn vuisten op zijn gezicht. Verdachte maakte trapbewegingen in de richting van het gezicht van aangever, waarbij hij het gezicht van aangever raakte. Verdachte pakte de kraag van aangever vast en trok aangever naar voren. Hij pakte het linkerbeen van aangever vast met zijn beide handen en trapte met zijn rechtervoet op de knie van aangever. Verdachte pakte aangever weer vast aan zijn kraag, sleurde hem mee naar de voordeur en nam hem mee de trap af richting de voordeur van het appartementencomplex. In het halletje voor de voordeur maakte verdachte een slaande beweging in de richting van het hoofd van aangever, waarmee hij aangever op zijn linkeroog raakte. Verdachte duwde aangever met één hand richting de grond. Aangever viel op zijn handen en knieën. Verdachte trapte tegen het achterwerk van aangever. Aan de overkant van de woning trapte verdachte aangever zo hard dat hij tegen de fietsenstalling aan viel. [2] Getuige [naam] verklaarde bij de politie dat hij zag dat verdachte nog een keer uithaalde toen aangever op de grond lag. [3]
Tijdens de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 13 juni 2023 in de woning van aangever in Winterwijk was. Verdachte gaf aangever een vuistslag en duwde hem op de bank. Verdachte heeft aangever ‘hier en daar’ een klap op zijn hoofd gegeven en aan zijn kraag mee naar buiten genomen. Vervolgens heeft verdachte aangever in de steeg op de grond geduwd en een trap tegen zijn kont gegeven. [4]
Als gevolg van het handelen van verdachte heeft aangever bloeduitstortingen opgelopen in zijn gezicht. Ook had hij een wondje bij zijn rechter ooglid dat gehecht moest worden. Aangever had pijn aan zijn pols en knie. Hij had een zware hersenschudding en kon in eerste instantie alleen vloeibaar eten door pijn aan zijn kaken. Door de arts werd de genezingsduur geschat op ‘weken’. [5]
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) onder meer wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Ook buiten deze in de wet omschreven gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Gelet op vorenstaand juridisch kader overweegt de rechtbank dat weliswaar sprake is geweest van lichamelijk letsel als gevolg van het handelen van verdachte (waaronder een litteken boven het rechteroog), maar dat geen sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel in juridische zin. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling.
Poging tot zware mishandeling
Voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, is het nodig dat bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Voorwaardelijk opzet houdt in dat verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg (zwaar lichamelijk letsel) zou intreden en hij dat gevolg ook heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat op zijn minst sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Verdachte heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel kon oplopen. Verdachte heeft aangever meerdere malen op zijn hoofd geslagen en gestompt. Ook heeft hij met zijn voet op de knie van aangever getrapt terwijl verdachte het been van aangever met beide handen vasthield. Nadat verdachte eerst in de woning forse klappen had uitgedeeld, heeft hij aangever stevig bij zijn kraag vastgepakt, van de trap van het appartementencomplex af gesleurd, om vervolgens buiten verder te gaan met de mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat de veelheid van geweldshandelingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangever met voorbedachte raad heeft geprobeerd zwaar te mishandelen. Voor die bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' vindt de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 13 juni 2023 in de ochtend eerst in de woning aan de [straatnaam] in Winterswijk was. Hier vond een confrontatie plaats tussen hem en aangeefster [naam slachtoffer 2] . Verdachte heeft de woning van [naam slachtoffer 2] rond 10.30 uur verlaten. Vervolgens is hij door een vriend opgehaald met de auto. Deze vriend heeft verdachte in het centrum van Winterswijk afgezet. Verdachte wilde het adres van aangever [naam slachtoffer 1] achterhalen. Daarvoor ging hij eerst naar zijn (ex)schoonzus en daarna naar de pizzeria waar aangever werkt. Toen hij wist dat aangever boven de Syrische supermarkt woonde, is verdachte daarheen gegaan. Hij heeft nog aan een meisje dat uit het raam keek gevraagd waar aangever woont. Vervolgens heeft verdachte aangebeld bij de centrale deur van het appartementencomplex. Toen deze deur niet werd geopend, is verdachte via een zijdeur naar binnen gelopen en vervolgens bij de woning van aangever naar binnen gegaan. [6] Bij binnenkomst sprong verdachte direct op aangever en begon hij op hem in te slaan. [7]
Uit het dossier volgt dat de politie rond 13:35 uur een melding heeft ontvangen om te gaan naar de [straatnaam] , omdat daar een ex zou staan die naar binnen wilde. [8] Tussen het verlaten van de woning van [naam slachtoffer 2] rond 11.30 uur en het binnengaan van de woning van aangever zat tenminste 1,5 uur. [9] Verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij in shock was door de berichten die hij had ontdekt op de telefoon van [naam slachtoffer 2] en dat hij verhaal wilde halen bij aangever. Het is niet in hem opgekomen om aangever te proberen te bellen of zijn nummer te vragen. Toen er niet open werd gedaan toen verdachte bij aangever aanbelde, heeft hij gezocht naar een alternatieve manier om bij de woning van aangever te komen. [10] Bovendien blijkt uit diverse verklaringen, waaronder de verklaring van de verbalisant die ter plaatse kwam voor de aanhouding van verdachte, dat verdachte erg opgewonden en boos was. [11] Gelet op dit samenstel van omstandigheden en verklaringen, vindt de rechtbank de lezing van verdachte dat hij aangever alleen opzocht om te praten, niet geloofwaardig.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Daarom staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank is van oordeel dat geen contra-indicaties aannemelijk zijn geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en komt tot een bewezenverklaring van dit deel van de tenlastelegging.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling met voorbedachten raad.
FEIT 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 juni 2023 was verdachte in de woning aan de [woonadres] in Winterswijk. Verdachte heeft aangeefster [naam slachtoffer 2] met de platte hand geslagen, waarvan zeker één keer in het gezicht. Verdachte heeft aangeefster ook bij haar keel vastgehouden. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde: een poging tot zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat ze voelde dat verdachte haar in de badkamer met een hard voorwerp op haar hoofd sloeg. Ze voelde dat hij dit meerdere malen herhaalde. Aangeefster zag dat het voorwerp haar krultang was. Verdachte sloeg aangeefster met zijn beide handen in het gezicht. Hij deed dit zowel met de platte hand als met de vuist, ongeveer vijftien keer. Aangeefster voelde dat verdachte met zijn beide handen om haar hals ging en haar hals dichtkneep. Ze merkte dat ze geen lucht meer kreeg. [13]
Uit de medische verklaring van een arts volgt dat bij aangeefster rode striemen in het halsgebied, een diffuus gezwollen gelaat en een ‘hematoom linker orbita’ (
de rechtbank begrijpt: een blauwe plek/ bloeduitstorting op/ in de linker oogkas) zijn waargenomen. De geschatte duur van de genezing werd door de arts ingeschat op ‘weken’. [14]
Poging tot zware mishandeling
Zoals hiervoor onder feit 1 al is overwogen, is voor een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, nodig dat bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster [naam slachtoffer 2] . Voorwaardelijk opzet houdt in dat verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg (zwaar lichamelijk letsel) zou intreden en hij dat gevolg ook heeft aanvaard.
De rechtbank is ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat op zijn minst sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel kon oplopen. Verdachte heeft aangeefster meerdere keren in haar gezicht geslagen en gestompt. Ook heeft verdachte aangeefster meerdere malen met een krultang op haar hoofd geslagen. Bovendien heeft verdachte de hals van aangeefster gedurende enige tijd krachtig dichtgeknepen, zodat aangeefster geen lucht meer kreeg.
De rechtbank is van oordeel dat de veelheid van geweldshandelingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
FEIT 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft daarbij aangevoerd dat verdachte zich niet kan herinneren dat hij heeft gedreigd aangever, [naam slachtoffer 1] , neer te steken.
Beoordeling door de rechtbank
Op 13 juni 2023 ontving de politie een melding om te gaan naar de [woonadres] in Winterswijk. Verdachte was daar aanwezig met aangever [naam slachtoffer 1] . Verdachte riep naar aangever: ‘Ik ben nog lang niet klaar met jou’ en ‘Ik steek je neer’. [15]
De rechtbank overweegt dat ook aan verdachte ten laste is gelegd dat hij aangever heeft bedreigd met de woorden: ‘Ik kan jou ook neersteken met dit hè’ of woorden van gelijke dreigende aard of strekking. De rechtbank spreekt verdachte vrij van dit deel van de tenlastelegging, omdat de aangifte onvoldoende steun vindt in enig ander bewijsmiddel.
FEIT 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan voltooide diefstal. Hij heeft daarbij opgemerkt dat ten aanzien van de telefoon van aangeefster, [naam slachtoffer 2] , geen sprake is van vrijwillige terugtred omdat verdachte de telefoon pas teruggaf nadat verdachte de telefoon al zo’n twee uur in zijn bezit had en de politie bij hem de gestolen telefoon van [naam slachtoffer 1] had aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de diefstal van de telefoon van [naam slachtoffer 1] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de diefstal van de telefoon van [naam slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte deze niet wederrechtelijk heeft weggenomen. Verdachte heeft de telefoon met toestemming verkregen, wat maakt dat de kwalificatie ‘diefstal’ onjuist is. De verdediging heeft de rechtbank daarom gevraagd verdachte partieel vrij te spreken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op basis van de bewijsmiddelen onvoldoende is komen vast te staan op welke manier verdachte de telefoon van [naam slachtoffer 2] in zijn bezit heeft gekregen. Om deze reden is niet duidelijk of sprake is van diefstal, dan wel verduistering. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de ten laste gelegde diefstal van de telefoon van aangeefster [naam slachtoffer 2] .
Ten aanzien van de diefstal van de telefoon van [naam slachtoffer 1] is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [naam slachtoffer 1] , p. 65;
- de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 11 april 2024.
FEIT 5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de woning van [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk is binnengedrongen. De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd verdachte partieel vrij te spreken van het wederrechtelijk binnendringen van de woning van [naam slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de huisvredebreuk aan de [woonadres] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Over de ten laste gelegde huisvredebreuk aan de [woonadres] heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte nog in de woning verbleef om voor de gezamenlijke dochter van aangeefster en verdachte te zorgen. De verdediging betwist dat sprake is van wederrechtelijk binnendringen en heeft vrijspraak gevraagd voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op het binnendringen van de woning aan de [woonadres] .
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de woning van aangeefster [naam slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende is gebleken dat verdachte zonder toestemming van aangeefster de woning is binnengedrongen. Gelet op de stellige verklaring van verdachte dat hij die ochtend al (met toestemming van aangeefster) in de woning verbleef om voor hun gezamenlijke dochter te zorgen, sluit de rechtbank niet uit dat verdachte met toestemming in de woning verbleef. De rechtbank komt dan ook tot een vrijspraak van het deel van de tenlastelegging die ziet op het binnendringen van de woning aan de [woonadres] in Winterswijk.
Ten aanzien van de woning van aangever [naam slachtoffer 1] is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [naam slachtoffer 1] , p. 64-65;
- de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 11 april 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks13 juni 2023 te Winterswijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • één ofmeermalen (krachtig) tegen/op het hoofd en
    /ofhet lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en
    /ofgestompt en
    /ofgeduwd en
    /of
  • tegen de knie en
  • die [naam slachtoffer 1] (stevig) heeft vast gepakt en
  • één ofmeermalen die [naam slachtoffer 1] trappend en
    /ofduwend ten val heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op
of omstreeks13 juni 2023 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • die [naam slachtoffer 2]
  • die [naam slachtoffer 2]
  • de hals/nek van die [naam slachtoffer 2]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks13 juni 2023 te Winterswijk [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik kan jou ook neersteken met dit hé" en/of"Ik ben nog lang niet klaar met jou" en
/of"Ik steek je neer"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op
of omstreeks13 juni 2023 te Winterswijk één
of meertelefoon
s, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op
verschillende tijdstippen op of omstreeks13 juni 2023 te Winterswijk
(telkens)in de woning,
het besloten lokaal en/of het besloten erf, (op/aan
)de
[woonadres] en/of[woonadres]
bij een ander, te weten bij
(respectievelijk) [naam slachtoffer 2] en/of[naam slachtoffer 1] ,
althans bij
een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, subsidiair:
poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
feit 2, primair:
poging tot zware mishandeling;
feit 3:
bedreiging met zware mishandeling;
feit 4:
diefstal;
feit 5:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en daarnaast een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het recidiverisico door de reclassering als laag is ingeschat. Verdachte heeft zijn leven inmiddels weer op de rit. Hij heeft samen met aangeefster, [naam slachtoffer 2] , deelgenomen aan mediation. Voor verdachte is het van groot belang dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, omdat hij dan het contact met zijn dochter en zijn werk dreigt te verliezen. Bij een verlies van inkomen zal de schuldenlast van verdachte verder oplopen. Verdachte is bereid om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Hierbij heeft de raadsman twee kanttekeningen geplaatst. Gelet op de verhuizing van verdachte naar Purmerend, dient als toezichthoudende instantie Reclassering Nederland, locatie Zaandam te worden aangewezen, of verdient het de voorkeur om in het vonnis geen locatie op te nemen. Daarnaast is in de geadviseerde bijzondere voorwaarden over de ambulante behandeling opgenomen dat onderdeel van de behandeling (mogelijk) het verplicht innemen van medicijnen is. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de zinsnede over het innemen van medicatie te schrappen. Voor het overige voert de verdediging geen verweer tegen de eis van de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 13 juni 2023 schuldig gemaakt aan twee pogingen tot zware mishandeling (waarvan één met voorbedachte raad), een diefstal, een bedreiging en huisvredebreuk. Op de bewuste dag heeft in eerste instantie huiselijk geweld plaatsgevonden in de woning waar ook de gezamenlijke 2-jarige dochter van verdachte en zijn ex-vriendin aanwezig was. Verdachte heeft hierbij fors geweld gebruikt. Vervolgens is verdachte op zoek gegaan naar het adres van [naam slachtoffer 1] . Toen verdachte het adres had gevonden, is hij de woning binnengedrongen en heeft hij ook [naam slachtoffer 1] fors mishandeld en bedreigd met zware mishandeling. Ook hier weer was het dochtertje van verdachte en zijn ex-vriendin aanwezig op het moment dat de mishandeling begon. Het betreft ernstige feiten. Verdachte heeft zich in korte tijd twee keer zeer agressief gedragen. Dit alles gebeurde in de woningen van de slachtoffers, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat zijn dochter getuige is geweest van het geweld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsrapport van 27 maart 2024 en de slotovereenkomst van de gevolgde mediation in strafzaken.
De rechtbank overweegt dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, van een langere duur dan de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank constateert echter ook dat verdachte op eigen initiatief hulp heeft gezocht na het plegen van de feiten en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zo heeft hij met zijn ex-vriendin deelgenomen aan mediation en heeft hij zich goed gehouden aan de gedragsaanwijzing die hem was opgelegd voor een periode van drie maanden.
Verdachte lijkt zijn leven inmiddels weer op de rit te hebben. Hij heeft een omgangsregeling met zijn dochter die goed loopt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de positieve ontwikkeling van verdachte kunnen doorkruisen. De rechtbank zal daarom volstaan met een onvoorwaardelijk gevangenisstrafdeel van 4 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 176 dagen op, als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een proeftijd van 2 jaar verbonden, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de Reclassering en ambulante behandeling. De bijzondere voorwaarden worden opgelegd met inachtneming van de opmerkingen van de raadsman van verdachte. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 180 uur op, te vervangen door 90 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] heeft in verband met de bewezenverklaarde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 134,09 aan materiële schade en € 3.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Ook is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de kosten die zijn gemaakt voor de deurbelcamera niet in rechtstreeks verband staan met de ten laste gelegde feiten, waardoor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De extra kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt in verband met de spoedaanvraag van het rijbewijs zijn volgens de officier van justitie wel toewijsbaar. Ten aanzien van de immateriële schade is de officier van justitie van mening dat gelet op de bewezenverklaarde feiten en het toegebrachte letsel de vordering tot een hoogte van € 2.000,00 toewijsbaar is. Hij heeft de rechtbank verzocht om de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de kosten van de deurbelcamera niet in aanmerking komen voor vergoeding omdat deze niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Over de extra kosten van het spoedrijbewijs heeft de verdediging aangevoerd dat informatie ontbreekt over de datum waarop de geldigheid van het vorige rijbewijs zou zijn verstreken. Bij het ontbreken van deze informatie kan niet worden vastgesteld of sprake is van rechtstreekse schade. De verdediging heeft de rechtbank daarom gevraagd de vordering voor wat betreft de materiële schade af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman de rechtbank gevraagd het toe te wijzen bedrag te matigen, omdat de verdediging van mening is dat een deel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de deurbelcamera overweegt de rechtbank dat uit rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI:HR:2021:840) blijkt dat de kosten van het plaatsen van beveiligingscamera’s kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dit mede in acht genomen de aard van het door verdachte gepleegde delict. De benadeelde partij heeft gesteld dat zijn veiligheidsgevoel is aangetast door het handelen van verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat de gevorderde kosten van de deurbelcamera (€ 99,99) toewijsbaar zijn, omdat die kosten in voldoende rechtstreeks verband staan met de bewezenverklaarde feiten.
Over de extra kosten die de benadeelde partij heeft moeten maken voor de aanvraag van een spoedrijbewijs overweegt de rechtbank dat geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt tot welke datum het rijbewijs geldig was. Tijdens de terechtzitting kon de benadeelde partij hierover ook onvoldoende duidelijkheid geven. Door het ontbreken van informatie over de geldigheidsduur van het oude rijbewijs van de benadeelde partij, kan niet worden vastgesteld of sprake is van een voldoende rechtstreekse schade. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van dit deel van de vordering.
De immateriële schade
De benadeelde partij heeft op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van het dossier en wat tijdens de terechtzitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat – gelet op de aard en ernst van de normschending – benadeelde ook op andere wijze in zijn persoon aangetast. De benadeelde partij heeft tijdens de terechtzitting verklaard welke impact de mishandeling op hem heeft gehad. Hij heeft zich onveilig gevoeld in zijn eigen woning en hij is nog steeds extra alert in ‘het steegje’ naar zijn woning toe. Bovendien wordt de benadeelde partij dagelijks geconfronteerd met het litteken dat hij aan de mishandeling heeft overgehouden. Hoewel op basis van de ingediende schadevordering niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld dat er bij de benadeelde partij sprake is van geestelijk letsel, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending – zeker in de omstandigheden zoals hierboven beschreven – meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
Gelet op het voorgaande en mede gelet op de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, zal de rechtbank een bedrag van € 1.500 aan immateriële schadevergoeding toewijzen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 8 april 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding verschuldigd en vanaf 13 juni 2023 over het smartengeld.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 138, 285, 302, 303 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
A.
een gevangenisstraf van 180 dagen;
bepaalt dat van die gevangenisstraf 176 dagen niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 twee jaar onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
en stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte zich gedurende de proeftijd:
- binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, locatie Zaandam (adres: Vincent van Goghweg 73, 1506 JB Zaandam, telefoonnummer 088-8041201) en zich gedurende de proeftijd blijft melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
- onder behandeling stelt van GGNet of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, om zich te laten behandelen voor agressieproblematiek en zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die in dat kader door de zorgverlener worden gegeven, zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt.
Stelt als
overige voorwaardendat:
  • verdachte zijn medewerking verleent aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • verdachte zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt, zijn daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
een taakstraf van 180 uren;
met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde onder 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 99,99(negenennegentig euro en negenennegentig eurocent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2024 tot aan de dag dat volledig is betaald, en een bedrag van
€ 1.500,00(vijftienhonderd euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 tot aan de dag dat volledig is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van
€ 99,99aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en een bedrag van
€ 1.500,00aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
25 dagen gijzelingworden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en
mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken tijdens d openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023265046, gesloten op 18 juni 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [naam slachtoffer 1] , p. 65 en 66.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam] , p. 82.
4.De verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 11 april 2024.
5.De geneeskundige verklaring [naam slachtoffer 1] , p. 33.
6.De verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting op 11 april 2024 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 55.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 1] , p. 25 en het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 2] , p. 21.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 2] , p. 20.
10.De verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 11 april 2024.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 55 en 56 en de verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 11 april 2024.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 2] , p. 20.
14.De geneeskundige verklaring [naam slachtoffer 2] , p. 18.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36.