ECLI:NL:RBGEL:2024:2426

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
337040
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving door verdachte niet als pleger of medepleger aangemerkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De tenlastelegging omvatte verschillende gedragingen waarbij het slachtoffer, na in een taxi te zijn gestapt, door de verdachte en een medeverdachte zou zijn klemgereden, uit de taxi getrokken en in een auto geduwd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medeverdachte de feitelijke handelingen heeft verricht en dat de verdachte geen van de tenlastegelegde gedragingen heeft uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de bijdrage van de verdachte aan het geheel niet van voldoende gewicht was om als medepleger te worden aangemerkt. Daarom is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/337040-23
Datum uitspraak : 16 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2023 te Hoenderloo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- nadat die [slachtoffer] in een taxi is gestapt, voornoemde taxi klem te rijden en/of
- die [slachtoffer] (aan haar arm(en)) uit voornoemde taxi te trekken en/of
- die [slachtoffer] bij haar arm en/of hoofd vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) in een auto (Audi met kenteken [kenteken] ) te duwen en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] in de auto zijn weggereden,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 18 december 2023 te Hoenderloo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- nadat die [slachtoffer] in een taxi is gestapt, voornoemde taxi klem te rijden en/of
- die [slachtoffer] (aan haar arm(en)) uit voornoemde taxi te trekken en/of
- die [slachtoffer] bij haar arm en/of hoofd vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) in een auto (Audi met kenteken [kenteken] ) te duwen en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] in de auto zijn weggereden.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarop dient de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te worden gebracht. De rechtbank begrijpt de eis van de officier van justitie echter zo dat zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vordert die gelijk is aan de duur van het voorarrest (te weten 44 dagen). Dat betekent dat het voorwaardelijke deel van de straf zou neerkomen op 46 dagen.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is gesteld dat niet bewezen kan worden dat de tenlastegelegde gedragingen wederrechtelijk waren, nu [slachtoffer] heeft verklaard dat het ging om een ruzie met haar vriend ( [medeverdachte] ) en zij niet bang was of gedwongen is. Verder is gesteld dat verdachte geen van de tenlastegelegde feitelijkheden heeft uitgevoerd. Zijn bijdrage aan het geheel was daarom niet van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat [medeverdachte] de bestuurder was van de Audi A7 met [kenteken] , dat hij de taxi waarin [slachtoffer] zat klemreed, dat hij [slachtoffer] aan haar arm uit de taxi trok, dat hij haar bij haar arm en hoofd pakte en dat hij haar vervolgens in de Audi A7 duwde. Daarna zijn [medeverdachte] en verdachte met [slachtoffer] in de auto weggereden. [medeverdachte] was op dat moment wederom de bestuurder.
De rechtbank concludeert op basis van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] dat [slachtoffer] door [medeverdachte] tegen haar wil uit de taxi is gehaald en in de Audi A7 is geduwd, waardoor zij van haar vrijheid werd beroofd. Zoals uit het bovenstaande blijkt, werd geen van de tenlastegelegde gedragingen echter uitgevoerd door verdachte. Hij kan daarom niet als pleger van dit feit worden aangemerkt.
De vraag is vervolgens of verdachte wel als medepleger kan worden aangemerkt. Daarvoor moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking die gericht is op het plegen van - kortgezegd - wederrechtelijke vrijheidsberoving. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan dit strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Anders dan het als bijrijder meerijden in de auto met [medeverdachte] en het voeren van een discussie met de taxichauffeur over het voldoen van de door hem gemaakte voorrijkosten, heeft de rechtbank geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen die erop wijzen dat verdachte betrokken was bij het voorval tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] . De rechtbank acht deze bijdrage van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Zoals gezegd heeft verdachte geen van de ten laste gelegde handelingen uitgevoerd. Dat verdachte de taxichauffeur aan de praat hield zodat [medeverdachte] [slachtoffer] in de auto kon zetten, zoals door de officier van justitie betoogd, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Zowel de taxichauffeur als verdachte hebben verklaard dat zij een discussie hadden over het betalen van de voorrijkosten. Die discussie werd juist door de taxichauffeur gestart en niet door verdachte.
Gelet op het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van het (primair en subsidiair) tenlastegelegde.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. M.J.M. Krabbe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2024.
mr. M.J.M. Krabbe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.