ECLI:NL:RBGEL:2024:2425

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
337067
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving door het duwen van slachtoffer in een auto en wegrijden

Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak vond plaats in Arnhem, waar de verdachte op 18 december 2023 in Hoenderloo het slachtoffer, een vrouw, uit een taxi heeft getrokken en met haar in een auto is weggereden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na het klemrijden van de taxi, het slachtoffer hardhandig uit de taxi heeft getrokken en in de auto heeft geduwd. Dit gebeurde tegen de wil van het slachtoffer, die zichtbaar angstig was. De rechtbank heeft de verklaringen van twee getuigen, die het incident hebben waargenomen, als betrouwbaar en consistent beoordeeld. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de auto voor de taxi had geparkeerd en het slachtoffer kwam halen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte als wederrechtelijke vrijheidsberoving kunnen worden gekwalificeerd, ondanks de verdediging die stelde dat er geen sprake was van dwang. De rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met een medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 38 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en oordeelde dat het feit strafbaar was onder artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/337067-23
Datum uitspraak : 16 april 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Raadsman: mr. E. Gürcan.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2023 te Hoenderloo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- nadat die [slachtoffer] in een taxi is gestapt, voornoemde taxi klem te rijden en/of
- die [slachtoffer] (aan haar arm(en)) uit voornoemde taxi te trekken en/of
- die [slachtoffer] bij haar arm en/of hoofd vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) in een auto (Audi met kenteken [kenteken] ) te duwen en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] in de auto zijn weggereden,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 18 december 2023 te Hoenderloo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- nadat die [slachtoffer] in een taxi is gestapt, voornoemde taxi klem te rijden en/of
- die [slachtoffer] (aan haar arm(en)) uit voornoemde taxi te trekken en/of
- die [slachtoffer] bij haar arm en/of hoofd vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) in een auto (Audi met kenteken [kenteken] ) te duwen en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] in de auto zijn weggereden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake was van een wederrechtelijke vrijheidsberoving dan wel dwang, nu het ging om een ruzie binnen de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] . Gesteld is dat zij op een heftige, temperamentvolle manier discussieerden, maar dat dit nog geen wettig en overtuigend bewijs oplevert voor de ten laste gelegde feiten. Subsidiair is betoogd dat slechts sprake was van een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving, aangezien [slachtoffer] slechts gedurende een zeer korte tijd enigszins in haar bewegingsvrijheid werd beperkt.
Beoordeling door de rechtbank
[getuige 1] , werkzaam in de bediening bij Brasserie [naam] aan de [adres] in Hoenderloo, heeft het volgende verklaard.
Zij startte op 18 december 2023 rond 15:20 uur met haar dienst en zag dat er al een vrouw op het terras zat. Opvallend was, dat de vrouw een badjas droeg. Daaronder had de vrouw een sportlegging en sportschoenen aan. De vrouw kwam naar binnen en vroeg aan [getuige 1] of zij een taxi voor haar kon bellen, zodat zij naar Arnhem kon gaan. De vrouw ging weer naar buiten en ging op dezelfde plek zitten op het terras. Ongeveer vijf à tien minuten later zag [getuige 1] twee mannen het terras op lopen. Eén van de mannen droeg een opvallende gele jas, hierna te noemen: man 1. De andere man noemde getuige man 2. Zij zag dat de mannen zenuwachtig om zich heen keken. Vervolgens liepen de mannen weg. Zij zag vervolgens dat de vrouw weer naar binnen kwam. De vrouw vroeg hoe lang het nog zou duren voordat de taxi kwam. Ze zei tegen de vrouw dat de taxi over ongeveer vijf minuten zou arriveren. De vrouw liep vervolgens naar buiten en ging op een andere plek op het terras zitten. Daarna arriveerde de taxi. [getuige 1] zag dat de vrouw in de taxi stapte. Zij hield de vrouw de hele tijd in de gaten, omdat zij het allemaal niet vertrouwde. Zij zag vervolgens dat de taxi werd klemgereden door een zilvergoudkleurige Audi A7. Zij zag dat twee mannen uitstapten. Het betroffen dezelfde mannen die eerder op het terras liepen. Zij zag dat man 1 het achterportier van de taxi opende. Zij zag dat de vrouw hardhandig uit de taxi werd getrokken aan haar rechterarm. Man 1 hield de vrouw stevig vast aan haar arm en trok haar hardhandig richting de Audi. Daar werd zij rechts achterin gezet. Zij zag dat man 1 met zijn linkerhand de vrouw bij haar hoofd vastpakte en de Audi in drukte. Zij zag dat de vrouw erg bang was. Zij zag vervolgens dat de Audi gekeerd was op de parkeerplaats en wegreed richting Arnhem, aldus steeds getuige. [2]
In een aanvullend verhoor heeft [getuige 1] verklaard dat de vrouw angstig was en ‘on edge’. Hiermee bedoelde ze dat de vrouw haast had en niet binnen wilde blijven. De vrouw zat aan haar vingers en er zat een bibber in haar stem. [3]
[getuige 2] , werkzaam als taxichauffeur, heeft het volgende verklaard. Hij werd gebeld door de taxicentrale om naar de [adres] in Hoenderloo te gaan. Hij ging erheen en parkeerde zijn auto voor het terras. Er zat een meisje op het terras. Het meisje liep naar de taxi en ging achter de passagiersstoel zitten. Zij was buitenlands en het viel [getuige 2] op dat zij een badjas droeg. Hij zag dat zij paniek had, want zij keek de hele tijd om zich heen. Zij vroeg in het Engels hoeveel het kostte om naar Arnhem te gaan. Hij gaf haar een prijsopgaaf. Op dat moment kwam er een auto, een Audi, voor hem staan. De auto blokkeerde hem. Een jongen, de bestuurder van de auto, stapte uit en liep naar het meisje dat achterin de taxi zat. Zij spraken met elkaar in hun eigen taal. [getuige 2] zag aan hun lichaamstaal dat hij zei dat ze uit de taxi moest komen. Dit deed het meisje niet. Daarop pakte de jongen haar bij de pols vast en trok hij haar uit de taxi. De jongen bleef haar vasthouden aan haar pols. Ze liepen richting hun eigen auto. Hij deed de achterdeur open en had nog steeds haar pols vast. De jongen duwde haar in de auto. Het meisje wilde zelf niet in de auto, dat zag [getuige 2] aan haar lichaamstaal. Ze pakte de zijkant van de auto vast en hield zichzelf daarmee tegen, maar de jongen was sterker. De bestuurder reed vervolgens met veel gas weg richting Apeldoorn. [4]
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] verklaard dat het meisje naar hem toe liep in een badjas en met slippers, terwijl het koud was. Toen ze achterin de auto zat, keek ze twee tot drie keer om zich heen. Daardoor dacht hij dat ze in paniek was. [5]
Door de politie is onderzoek gedaan naar de identiteit van de vrouw. Uit de beschikbare politiesystemen kwam de politie uit op de naam [slachtoffer] . In het politiesysteem trof verbalisant een foto van [slachtoffer] aan die overeenkwam met het signalement van de vrouw gegeven door getuige [getuige 1] . De Audi A7 bleek voorzien van [kenteken] . [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de auto voor de taxi heeft geparkeerd, dat hij vervolgens is uitgestapt en dat hij [slachtoffer] is gaan halen. Hij was de bestuurder van de auto toen ze vervolgens wegreden. [7]
Conclusie
Op grond van de voorgaande getuigenverklaringen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] tegen haar wil heeft vastgepakt, in de taxi heeft geduwd en met haar is weggereden. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de feitelijke gedragingen – het vastpakken van [slachtoffer] , het aan haar arm meetrekken en haar in de auto duwen – volgt het opzet van verdachte op dit feit.
Dat [slachtoffer] in een later stadium zelf heeft verklaard dat er geen sprake was van dwang of ontvoering, acht de rechtbank niet overtuigend. [getuige 1] en [getuige 2] hebben gedetailleerd en consistent verklaard over het incident op 18 december 2023. Hun verklaringen komen bovendien op essentiële punten met elkaar overeen, zoals het dragen van de badjas door [slachtoffer] , het klemrijden dan wel blokkeren van de taxi, de manier waarop [slachtoffer] (hardhandig) door verdachte aan haar arm uit de auto werd getrokken en in de auto werd geduwd en het feit dat [slachtoffer] bij dit alles angstig en paniekerig overkwam. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan deze verklaringen te twijfelen, nu het gaat om objectieve getuigen voor wie verdachte en [slachtoffer] onbekenden waren. [slachtoffer] had daarentegen wel reden om een andere verklaring af te leggen, nu zij kennelijk (in ieder geval die betreffende middag) bang was voor verdachte. De rechtbank neemt de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] daarom als uitgangspunt.
Dat het incident zich afspeelde binnen de relatie van verdachte en [slachtoffer] , die volgens de verdediging temperamentvol was, neemt de strafbaarheid van de bovengenoemde gedragingen van verdachte niet weg. De rechtbank overweegt tot slot dat ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ook kortdurende beperkingen van de bewegingsvrijheid als vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt. Er was dan ook sprake van een voltooide vrijheidsberoving.
Vrijspraak medeplegen
Uit het dossier volgt dat [medeverdachte] bij het incident aanwezig was op 18 december 2023. Anders dan het als bijrijder meerijden in de auto en het voeren van een discussie met de taxichauffeur over het voldoen van de gemaakte voorrijkosten, heeft de rechtbank geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen die erop wijzen dat [medeverdachte] betrokken was bij het voorval tussen [verdachte] en [slachtoffer] . De rechtbank acht deze bijdrage van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] die ziet op het plegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat [medeverdachte] de taxichauffeur aan de praat hield zodat verdachte [slachtoffer] in de auto kon zetten, zoals door de officier van justitie betoogd, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Zowel de taxichauffeur als [medeverdachte] hebben verklaard dat zij een discussie hadden over het betalen van de voorrijkosten. Die discussie werd juist door de taxichauffeur gestart en niet door [medeverdachte] . Verdachte zal daarom van het onderdeel medeplegen worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 december 2023 te Hoenderloo
, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd
en/of beroofd gehouden, door
- nadat die [slachtoffer] in een taxi is gestapt, voornoemde taxi klem te rijden en
/of
- die [slachtoffer] (aan haar arm
(en)) uit voornoemde taxi te trekken en
/of
- die [slachtoffer] bij haar arm en
/ofhoofd vast te pakken en
/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (hardhandig) in een auto (Audi met kenteken [kenteken] ) te duwen en
/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] in de auto is weggereden,
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarop dient de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te worden gebracht. De rechtbank begrijpt de eis van de officier van justitie echter zo dat zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vordert die gelijk is aan de duur van het voorarrest (te weten 38 dagen). Dat betekent dat het voorwaardelijke deel van de straf zou neerkomen op 52 dagen.
Het standpunt van de verdediging
In het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is door de verdediging bepleit dat aan verdachte alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd gelijk aan de duur van het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft het slachtoffer wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd, door haar tegen haar wil uit een taxi te trekken, haar in een auto te zetten en vervolgens met haar weg te rijden. Dit moet voor haar een angstige situatie zijn geweest. Die angst was ook voor de omstanders op het terras waar zij zat zichtbaar en opvallend. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het in Roemenië normaal is om op deze manier ruzie met elkaar te maken binnen een relatie. De rechtbank wil benadrukken dat ruzies binnen een relatie vanzelfsprekend kunnen voorkomen. Door het slachtoffer op deze manier angst aan te jagen en te belemmeren in haar bewegingsvrijheid, is verdachte echter een strafbare grens overgegaan. Dit gedrag acht de rechtbank op geen enkele manier geoorloofd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot (gevangenis)straffen, maar voor andersoortige feiten. Van persoonlijke omstandigheden waarmee de rechtbank rekening dient te houden bij het bepalen van de straf, is niet gebleken.
Rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden van dit geval en de straffen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest (zijnde 38 dagen). De rechtbank ziet in de aard van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan - anders dan de officier van justitie - geen aanleiding om nog een voorwaardelijk strafdeel aan verdachte op te leggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 38 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. L.F. Bögemann en mr. M.J.M. Krabbe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2024.
mr. M.J.M. Krabbe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ONRCC23037 / KINGSTON gesloten op 9 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 34-35.
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 39.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 41-42.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 14 maart 2024 (aanvullend proces-verbaal, blad 3).
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 2 april 2024.