ECLI:NL:RBGEL:2024:2423

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/05/421049 / HA ZA 23-278
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen uit verschillende bouwprojecten met betwisting van opdrachtgeverschap en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, vordert Duurzaam TS B.V. betaling van onbetaalde facturen van in totaal € 20.773,50, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, van de gedaagde partij, een bouwkundig adviesbureau. De vorderingen zijn gebaseerd op verschillende projecten die tussen 2018 en 2020 zijn uitgevoerd. De gedaagde heeft de vorderingen betwist en stelt dat zij niet de contractuele wederpartij is, maar slechts als bouwbegeleider heeft opgetreden. De rechtbank heeft de procedure in verschillende fasen behandeld, waarbij onder andere tussenvonnissen zijn gewezen en producties zijn ingediend door beide partijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde verschillende rekeningen van Duurzaam onbetaald heeft gelaten en dat de gedaagde zich beroept op opschorting van de betalingsverplichting vanwege vermeende gebrekkige werkzaamheden door Duurzaam. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims van wanprestatie en dat de vorderingen van Duurzaam toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, en heeft de proceskosten ten laste van de gedaagde gesteld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over hun contractuele relaties en de gevolgen van wanprestatie. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is op 1 mei 2024 uitgesproken en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/421049 / HA ZA 23-278
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
DUURZAAM TS B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel,
eisende partij,
hierna te noemen: Duurzaam,
advocaat: mr. J.W. Mouthaan te Ede,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.S. Muller te Harderwijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 december 2023, met dien verstande dat Duurzaam op de rol van 20 september 2023 een tot een verzoek om rectificatie strekkende akte heeft genomen, waarop [gedaagde] bij rolbericht van 25 september 2023 heeft gereageerd en waarop de rolrechter diezelfde dag heeft beslist
- het bericht van 25 maart 2024 met productie(s) van [gedaagde]
- het bericht van 3 april 2024 met productie(s) van Duurzaam
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 april 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Duurzaam drijft een installatiebedrijf. In [gedaagde] wordt een bouwkundig adviesbureau geëxploiteerd.
2.2.
Partijen hebben in de periode 2018 tot en met 2020 samengewerkt in diverse bouwprojecten.
2.3.
[gedaagde] laat verschillende rekeningen van Duurzaam voor werkzaamheden in deze periode onbetaald.

3.Het geschil

3.1.
Duurzaam vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een hoofdsom van € 33.874,33, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten. De hoofdsom betreft de onbetaald gelaten facturen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Duurzaam, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Duurzaam, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Duurzaam in de (na)kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zake van de persoon van de gedaagde is het volgende van belang. Gedagvaard is [betrokkene 1] Holding B.V. Duurzaam heeft verzocht dit te rectificeren in [gedaagde] [betrokkene 1] Holding B.V. en [gedaagde] , beiden vertegenwoordigd door mr. Muller voornoemd, hebben zich daartegen niet verzet en zich ter zake van de rectificatie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Bij beslissing van 25 september 2023 heeft de rolrechter de rectificatie geaccepteerd. De procedure wordt dus gevoerd tegen [gedaagde] in plaats van [betrokkene 1] Holding B.V. , zoals in de kop van dit vonnis is verwerkt. De processtukken worden waar nodig in deze zin verbeterd gelezen.
4.2.
Gevorderd is de nakoming van betalingsverplichtingen uit overeenkomsten van opdracht c.q. aanneming van werk ter zake van vier verschillende projecten, genaamd [project 1] , [project 2] , [project 3] en [project 4] . Deze projecten zullen hierna achtereenvolgens afzonderlijk worden besproken.
[project 1]
4.3.
Dit project betreft de verbouwing van de woning van de [betrokken familie 1] , onder wie [betrokkene 1] , middellijk bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde] De facturen waarvan Duurzaam betaling vordert zien enerzijds op levering en montage van elektrotechnische en werktuigbouwkundige installaties (2018) en anderzijds op (storings)werkzaamheden (2020). Het gaat in totaal om een bedrag van € 3.716,54. [gedaagde] betwist dat zij in dit verband de contractuele wederpartij is van Duurzaam, zoals Duurzaam stelt. [gedaagde] was slechts als bouwbegeleider bij het project betrokken en niet als opdrachtgever van het gefactureerde werk, aldus [gedaagde]
4.4.
De bevestiging van de opdracht voor levering en montage van elektrotechnische en werktuigbouwkundige installaties is op 24 oktober 2017 voor [gedaagde] ondertekend door haar bestuurder [betrokkene 1] en niet voor de [betrokken familie 1] , zoals [gedaagde] in haar conclusie na rectificatie opwerpt. De facturen uit 2018 betreffen betalingstermijnen van deze overeenkomst van opdracht. [gedaagde] heeft geen concrete aanknopingspunten ervoor geboden dat zij slechts als bouwbegeleider optrad en niet als opdrachtgever en dat Duurzaam dat zo had moeten begrijpen. De enkele opmerking ter zitting dat de offerte om fiscale redenen op naam van [gedaagde] is gezet acht de rechtbank onvoldoende concreet. [gedaagde] heeft aldus onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de opdrachtgever van Duurzaam was. Dat geldt ook voor de gefactureerde werkzaamheden uit 2020, nu deze in het verlengde liggen van de levering en montage van elektrische en warmte installaties en [gedaagde] ook ter zake van deze werkzaamheden geen concrete feiten en omstandigheden heeft opgeworpen die haar betwisting ondersteunen. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de in rekening gebrachte bedragen verder niet betwist en is dan ook in beginsel gehouden de facturen te voldoen.
4.5.
[gedaagde] beroept zich echter op opschorting van deze betalingsverplichting in verband met verrekening met een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie. Duurzaam heeft gebrekkig werk geleverd waarvan de kosten van herstel € 17.588,17 bedragen. Dit bedrag, dat Duurzaam aan schadevergoeding verschuldigd is, kan dan in verrekening worden gebracht, aldus [gedaagde] in haar processtukken. Ter zitting is gebleken dat geen herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat de woning waaraan de werkzaamheden zijn verricht is verkocht en overgedragen. [gedaagde] heeft daar gesteld dat de kosten van herstel € 20.186,66 bedragen c.q. dat de [betrokken familie 1] vanwege de gebreken € 25.000,00 korting heeft moeten geven op de koopprijs van de woning.
4.6.
Duurzaam betwist dat zij gebrekkig werk heeft geleverd, maar ook dat zij in verzuim is met de correcte nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, dus met herstel van de gestelde gebreken, omdat zij niet in gebreke is gesteld. Haar stelling dat wel genoegzaam in gebreke is gesteld baseert [gedaagde] op e-mailcorrespondentie uit september en oktober 2020 (productie 6 bij haar conclusie na rectificatie). Ook als in aanmerking wordt genomen dat [gedaagde] geen juridische dienstverlener is, kan daarin echter geen schriftelijke aanmaning worden gelezen, waarbij Duurzaam een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld. De e-mail van 25 september 2020 en de e-mail van 19 juli 2020 waarnaar daarin wordt verwezen, zien alleen op vergoeding van schade. In de e-mail van 25 september 2020 wordt bovendien juist duidelijk gemaakt dat Duurzaam de gebreken niet meer mag herstellen. De e-mail van 5 oktober 2020 is slechts een uitnodiging voor het doen van een voorstel om de kwestie minnelijk te regelen. Er kan dus niet worden vastgesteld dat Duurzaam in verzuim was en dat een vordering tot schadevergoeding bestaat. Hierop stuit het beroep op opschorting en verrekening af.
4.7.
Hier komt bij dat [gedaagde] klaarblijkelijk uiteindelijk haar schade begroot wenst te zien op een verminderde opbrengst van de verkoop van de woning. [gedaagde] heeft echter geen concrete aanknopingspunten ervoor geboden dat zij daadwerkelijk onder de marktprijs heeft moeten verkopen. Enig inzicht in de markprijs, de verkoopprijs en de onderhandelingen die daartoe hebben geleid heeft [gedaagde] niet verschaft. Dat de gestelde gebreken tot vermogensschade hebben geleid kan dan ook niet worden vastgesteld. Ook om deze reden slaagt het beroep op opschorting en verrekening niet.
4.8.
De hoofdsom is voor een bedrag van € 3.716,54 toewijsbaar.
[project 2]
4.9.
Dit project betreft de verbouwing van de woning van de [betrokken familie 2] , onder wie de dochter van [betrokkene 1] voornoemd, voor welke werkzaamheden [gedaagde] rekeningen tot een totaalbedrag van € 4.477,00 onbetaald laat. De offerte voor deze werkzaamheden is gericht aan [gedaagde] en per e-mail verzonden aan [betrokkene 1] , zoals gezegd middellijk bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde] , die de offerte aan zijn dochter heeft doorgestuurd. Uit het feit dat zijn dochter vervolgens tegenover Duurzaam inhoudelijk op de offerte heeft gereageerd, volgt niet dat zij of de [betrokken familie 2] de wederpartij van Duurzaam werd. Duurzaam hoefde dat ook niet zo te begrijpen. De dochter schrijft in haar e-mail dat “wij in ieder geval gebruik willen maken van de volgende deelprijzen en stelposten”. Gegeven de familierelatie en de tenaamstelling van de offerte kon Duurzaam dat interpreteren zoals zij dat heeft gedaan, namelijk als wilsuiting van [gedaagde] De facturen zijn bovendien niet gericht aan de [betrokken familie 2] maar aan het bouwkundige adviesbureau dat [gedaagde] exploiteert. Dat adviesbureau heeft in de persoon van [betrokkene 2] , eveneens (middellijk) bestuurder van [gedaagde] , op deze facturen gereageerd, onder meer bij e-mail van 18 september 2019, waarin uiteindelijk ook het meer- en minderwerk voor het overgrote deel wordt geaccepteerd. [gedaagde] heeft toen niet laten weten dat de facturen niet op haar naam moesten worden gesteld. Concrete feiten en omstandigheden die erop wijzen dat [gedaagde] niet de contractuele wederpartij was heeft zij niet opgeworpen. Aldus heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat zij de werkzaamheden aan Duurzaam heeft opgedragen. De vordering is verder niet weersproken.
4.10.
De hoofdsom is voor een bedrag van € 4.477,00 toewijsbaar.
[project 3]
4.11.
Dit project betreft werkzaamheden aan de [project 3] in [plaats 2] , die [gedaagde] voor een totaalbedrag van € 23.125,14 onbetaald laat. Verschuldigdheid van de facturen uit 2018 heeft [gedaagde] tot een beloop van in totaal € ‭11.842,34‬‬, (factuur met nummer TSD-180553 ter hoogte van € 4.840,00 voor de helft) niet betwist. Zij beroept zich op opschorting en verrekening met de hiervoor in 4.5. bedoelde vordering. Dit beroep gaat om de daar genoemde redenen niet op. ‬‬‬‬‬
4.12.
De hoofdsom is voor een bedrag van € ‭11.842,34‬ toewijsbaar.‬‬‬‬‬
4.13.
Ter zake van de andere helft van de factuur met nummer TSD-180553 en de overige facturen, uit 2020, geldt het volgende.
4.14.
Duurzaam heeft factuur TSD-18055 gecrediteerd met een bedrag van € 921,54. In zoverre kan zij dan geen aanspraak maken op betaling van deze factuur. [gedaagde] heeft verder opgeworpen dat de factuur tot de helft, dus met een bedrag van € 2.420,00 moet worden gecrediteerd, omdat maar een in plaats van twee lichtkoepels zijn geïnstalleerd en de installatie van meerdere koepels geen significante besparing per koepel meebrengt. Duurzaam heeft haar stellingen in het licht van dat verweer niet meer nader toegelicht, zodat in dit verband het meerdere zal worden afgewezen.
4.15.
De facturen uit 2020 betreffen meerwerk. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat zij voor dit meerwerk opdracht heeft gegeven. Duurzaam heeft daar geen concrete feiten en omstandigheden over de totstandkoming van de meerwerkopdrachten tegenover gesteld. Het is gebleven bij een blote stelling in de dagvaarding en de vage verklaringen van haar bestuurder ter zitting dat er over meerwerk is gecommuniceerd tussen [gedaagde] en haar opdrachtgever, dat niet alles zwart op wit staat, dat de opdracht telefonisch of mondeling is gegeven en dat het beter was geweest als alles op papier had gestaan. Aldus heeft Duurzaam onvoldoende gesteld om te kunnen constateren dat [gedaagde] voor het meerwerk opdracht heeft gegeven. Een veroordeling tot betaling van de facturen uit 2020 is daarmee niet aan de orde.
[project 4]
4.16.
Duurzaam vordert een veroordeling tot betaling van een factuur van € 737,62, ter zake van werkzaamheden aan de woning aan de [project 4] . Niet in geschil is dat Duurzaam de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht. Volgens [gedaagde] heeft zij daarvoor echter geen opdracht gegeven, maar was zij slechts bouwbegeleider voor een derde die de opdracht heeft verleend.
4.17.
Uit de e-mails die Duurzaam heeft overgelegd ter staving van haar stelling dat zij met [gedaagde] heeft gecontracteerd volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat deze stelling juist is. [betrokkene 2] verzoekt daarin, namens [gedaagde] , aan Duurzaam of zij het werk aan de [project 4] kan uitvoeren en informeert later naar de planning van dit werk. Onbetwist is gebleven dat Duurzaam met de derde geen enkel contact heeft gehad. Duurzaam kon de e-mails daarom begrijpen zoals zij heeft gedaan, namelijk als een opdracht van [gedaagde]
4.18.
Dat [gedaagde] in andere projecten met Duurzaam ook wel alleen als bouwbegeleider werkzaam was, doet hieraan niet af. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [betrokkene 1] ter zitting desgevraagd heeft beaamd dat [gedaagde] Duurzaam als onderaannemer heeft ingeschakeld. Dat in de e-mail van 20 augustus 2019 bij het werk aan de [project 4] is vermeld “opdrachtgever 2” maakt dit evenmin anders, want is met de verklaring van [betrokkene 1] in lijn te begrijpen, namelijk dat dit de opdrachtgever van [gedaagde] was, die het werk in onderaanneming door Duurzaam liet uitvoeren.
4.19.
De hoofdsom is voor een bedrag van € 737,62‬ toewijsbaar.
4.20.
De hoofdsom zal derhalve tot een bedrag van in totaal € ‭20.773,5‬0 (€ 3.716,54 + € 4.477,00 + € ‭11.842,34 + € 737,62) worden toegewezen. ‬‬‬‬‬‬‬‬‬
Rente over de toe te wijzen hoofdsom
4.21.
Duurzaam vordert vergoeding van een bedrag van € 11.072,96 aan wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening. Niet in geschil is dat het hier vertraging in de nakoming van de primaire betalingsverplichtingen uit handelsovereenkomsten betreft.
4.22.
[gedaagde] betwist primair dat zij met de betaling van de facturen in verzuim is, op de grond dat Duurzaam werkzaamheden niet correct heeft uitgevoerd en in schuldeisersverzuim is geraakt, zodat [gedaagde] niet meer zelf in verzuim kon geraken. Dat verweer wordt verworpen. Niet is komen vast te staan dat sprake is van wanprestatie aan de zijde van Duurzaam, zoals in 4.6. is overwogen.
Subsidiair betwist [gedaagde] dat zij vanaf 14 dagen na verzending van een factuur in verzuim is. Volgens haar zijn partijen een dergelijke betalingstermijn niet overeengekomen en geldt daarom de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen. Duurzaam heeft dit laatste niet meer weersproken zodat daarvan wordt uitgegaan. Ter zake van de facturen waarvan de vordering tot betaling hiervoor (gedeeltelijk) toewijsbaar is geoordeeld zal wettelijke handelsrente worden toegewezen vanaf 30 dagen na deze facturen tot de dag van volledige betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.23.
Duurzaam vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Blijkens het lichaam van de dagvaarding gaat het niet om het bedrag van € 1.113,57 uit het petitum, maar om een bedrag van € 1.095,56, het bedrag dat volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten past bij de volgens het lichaam van de dagvaarding gevorderde hoofdsom van in totaal € 32.056,30. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van deze kosten niet afzonderlijk betwist. De rechtbank zal € 982,74 toewijzen, passend bij de toe te wijzen hoofdsom.
4.24.
Het voorgaande is niet ten nadele van [gedaagde] gebaseerd op de laattijdig door Duurzaam in het geding gebrachte producties 25 en 26. Daarom hoeft [gedaagde] niet meer in de gelegenheid worden gesteld om daarop nader te reageren.
4.25.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief de gevorderde nakosten) betalen. De proceskosten van Duurzaam worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2,00 punten × € 786,00)
- nakosten
131,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
‭4.649,44‬‬‬‬‬‬
4.26.
Vergoeding van de kosten van het rectificatieverzoek zal als nodeloos veroorzaakt worden afgewezen.
4.27.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Duurzaam te betalen een bedrag van € 20.773,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf 30 dagen na de respectievelijke factuurdata tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Duurzaam te betalen een bedrag van € 982,74 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2023 tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € ‭4.649,44‬, te betalen binnen veertien dagen na heden, te vermeerderen met € 68,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,‬‬‬‬‬
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de in 5.3. bedoelde proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na heden zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en op 1 mei 2024 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. K. van Vlimmeren - van Ommen.